Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding gedateerd 14 januari 2022, (het hof begrijpt: 2023) waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter) van 30 november 2022;
- de memorie van grieven van [appellant] ;
- het arrest van dit hof van 6 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 augustus 2023, waaruit blijkt a) dat [appellant] niet op de zitting is verschenen, b) dat mr. Schuckink Kool heeft verklaard eerder die week contact met hem te hebben gehad en dat [appellant] toen nog niet wist of hij naar de zitting kon komen en c) dat het mr. Schuckink Kool op dat moment niet duidelijk was of hij zich nog vertegenwoordigingsbevoegd mocht achten; de zaak is hierna naar de rol verwezen voor uitlating aan de kant van [appellant] over de verdere voortgang van de procedure;
- de akte van [appellant] van 28 augustus 2023, waarbij mr. Schuckink Kool heeft bericht dat [appellant] hem had laten weten nog steeds door hem vertegenwoordigd te zijn en hij het hof verzoekt de behandeling van de zaak voort te zetten; hierna is de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord;
- de memorie van antwoord van Hof Wonen, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
"Samengevat u kan de pot op met uw sommatie en gerechtelijke procedure junior bedrijfsjurist [bedrijfsjurist 1] ."In een e-mail later die dag heeft [appellant] medegedeeld dat hij in België verbleef en nog niet wist wanneer hij weer in Nederland zou zijn.
"de pot op"konden. Deze e-mail is door [appellant] naar vele mailadressen gestuurd, waaronder de landelijke fractie van de SP, Duurzaam Den Haag en enkele gemeenteraadslieden.
“(…) ik heb dacht ik meer dan duidelijk aangegeven een bezoek van woonconsulent [medewerker Hof Wonen] en collega niet op prijs te stellen wegens hun agressieve gedrag zowel schriftelijk, verbaal als nonverbaal. We zijn nu een half jaar verder (…) en nog steeds wordt (…) aangedrongen op een bezoek aan mijn woning van deze zelfde [medewerker Hof Wonen] en collega. Wat zijn ze denkende? Als ik maar hard genoeg ga dreigen dan krijg ik vanzelf mijn zin? Vaak werkt het inderdaad zo maar ik vrees dat ze dit maal de verkeerde persoon getroffen hebben.”In een latere e-mail van die dag heeft hij de Linkedin-pagina van [medewerker Hof Wonen] ingekopieerd en heeft hij [medewerker Hof Wonen]
“professioneel ruziemaakster”genoemd, onder verwijzing naar haar achtergrond als scheidingsplanner. Ook deze e-mail is in kopie naar een groot aantal personen en instanties gestuurd, onder wie vertegenwoordigers van de media en de politiek. In weer een andere e-mail dezelfde middag heeft hij over de rechtsvoorgangster van Hof Wonen geschreven
“a fish rots from the head to the tail”.
"U kan de pot op met uw sommaties Vestia jurist [bedrijfsjurist 2] . We leven hier gelukkig niet in Noord Korea". Ook deze e-mail heeft [appellant] in kopie naar meer dan vijftig geadresseerden gestuurd, waaronder wederom vertegenwoordigers van de media en politiek.
“Types als echtscheidings jurist [medewerker Hof Wonen] , Vestia jurist [bedrijfsjurist 1] en advocaat Jansen krijgen geen toegang tot mijn woning. Nu niet en in de toekomst ook niet. Wegens een gebroken sleutelbeen kan ik de maand mei weinig doen. Rond 1 juli ben ik bereid op een neutrale locatie (ik stel voor het uitdeelpunt van de voedselbank in de Bethel kerk) op een steenworp afstand van het Vestia kantoor op de Louvesteinlaan het bezoeken van mijn woning door een Vestia medewerker te bespreken.”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
“loss of home”de meest vergaande inbreuk op het huisrecht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vormt, zodat een indringende proportionaliteitstoetsing nodig is. [appellant] heeft 23 jaar in de woning gewoond en is door de ontruiming dakloos geworden; er was ook geen noodopvang voor hem beschikbaar. Hof Wonen had voldoende minder vergaande middelen ter beschikking om wijziging van het huurdersgedrag bij [appellant] te bewerkstelligen, zoals bijvoorbeeld langs de weg van een gedragsaanwijzing, aldus [appellant] . Grieven 2 tot en met 5 zien op de specifieke gestelde tekortkomingen (zie hierboven onder 4.2.). [appellant] betwist deze tekortkomingen en herhaalt dat in elk geval geen sprake was van tekortkomingen die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. Het hof komt hierna bij de beoordeling op de afzonderlijke grieven terug.
6.Beoordeling in hoger beroep
“de pot op”kon met deze sommatie (zie eveneens 3.23). Hierna volgde de e-mail van [appellant] van 30 april 2022 (zie onder 3.25), waarin [appellant] schrijft dat
“types als echtscheidingsadvocaat [medewerker Hof Wonen] , Vestia jurist [bedrijfsjurist 1] en advocaat Jansen ”geen toegang krijgen tot zijn woning,
“nu niet en in de toekomst ook niet”. Het door [appellant] in diezelfde e-mail gedane voorstel om rond 1 juli op een neutrale locatie het bezoeken van zijn woning door een medewerker van Hof Wonen te bespreken, is min of meer herhaald door zijn advocaat in de e-mail van 3 mei 2022 (zie 3.26). Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat Hof Wonen niet akkoord hoefde te gaan met deze gestelde voorwaarde, temeer niet nu Hof Wonen in de maanden daarvoor al meermalen vergeefs had geprobeerd om afspraken te maken met [appellant] . Hof Wonen kon en mocht de reacties van [appellant] dan ook opvatten als een weigering tot medewerking. Ook die weigering levert een tekortkoming op.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 30 november 2022;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Hof Wonen begroot op € 3.385,-;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.