ECLI:NL:GHDHA:2024:1479
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de moeder tegen de toetsing van het perspectiefbesluit door de rechtbank in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de moeder tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die op 22 augustus 2023 een perspectiefbesluit heeft genomen in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW. De moeder, die het eenhoofdig gezag heeft over haar minderjarige kind, heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen. Het hof heeft de moeder ontvankelijk verklaard in haar verzoek en heeft de bestreden beschikking vernietigd, omdat de rechtbank ten onrechte het perspectiefbesluit heeft getoetst aan de hand van de geschillenregeling. Het hof oordeelt dat het perspectiefbesluit niet kan worden getoetst in het kader van de geschillenregeling en dat de gecertificeerde instelling niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek tot beoordeling van het perspectiefbesluit. Deze beslissing is gebaseerd op het arrest van de Hoge Raad van 1 september 2023, waarin is bepaald dat het perspectiefbesluit niet onder de geschillenregeling valt. Het hof benadrukt dat jeugdbeschermingsmaatregelen zoals ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van tijdelijke aard zijn en dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn weer in staat moeten zijn om voor hun kind te zorgen. De beslissing van het hof is op 31 juli 2024 uitgesproken in het openbaar.