ECLI:NL:GHDHA:2024:1358

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.324.537/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en verdeling van de huwelijksgemeenschap met geschil over sieraden en spaarrekeningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De man heeft op 15 maart 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 15 december 2022, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De vrouw heeft op 23 augustus 2023 een verweerschrift ingediend, waarin zij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De partijen hebben geschilpunten over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, waaronder de verdeling van sieraden en spaarrekeningen van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de man opzettelijk sieraden heeft verwisseld met nepsieraden, waardoor hij zijn aandeel in de sieraden aan de vrouw heeft verbeurd. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de spaarrekeningen van de kinderen niet tot de huwelijksgemeenschap behoren. De man is veroordeeld om de helft van de waarde van een auto aan de vrouw te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.324.537/01
rekestnummers rechtbank : FA RK 21-8783, FA RK 22-2794 en FA RK 22-7478
zaaknummers rechtbank : C/09/622935, C/09/628860 en C/09/637748
beschikking van de meervoudige kamer van 19 juni 2024
inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.M. Wigman te Den Haag,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Salhi te Rijswijk.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 15 december 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 15 maart 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vrouw heeft op 23 augustus 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 12 oktober 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 5 juni 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 14 juli 2023 met bijlage, ingekomen op 17 juli 2023.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De man en de vrouw zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd op [datum] 2014 te [plaats] .
3.3
De man en de vrouw zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
3.4
Tijdens de zitting van 7 maart 2023 bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag zijn partijen ten aanzien van (i) het verstrekken van bankafschriften door de vrouw en (ii) de wijze van verdeling van het goud en de sieraden van de vrouw die aan partijen gezamenlijk toebehoren – zo blijkt uit het door partijen ondertekende proces-verbaal van overeenstemming – het volgende overeengekomen:
“3. De vrouw zal nog deze week aan de man kopieën verstrekken van de afschriften waaruit het saldo blijkt van de op haar naam staande bankrekeningen per peildatum 24 december 2021. Nadat die gegevens bekend zijn, kunnen de advocaten van partijen in gezamenlijk overleg vaststellen welke saldi partijen per peildatum hadden en hoe de verrekening van die saldi (in het licht van de gegeven beschikking) uitpakt. De feitelijke verrekening kan plaatsvinden bij de notaris na levering van de woning aan een derde. Partijen zullen de notaris daartoe gezamenlijk opdracht geven.
4. Het goud dat zich nog in de kluis bevindt en de sieraden die de vrouw draagt, te weten oorbellen, een ketting en een armbandje, zullen worden verdeeld bij helfte. Een en ander zal plaatsvinden door weging van de totale goudvoorraad en verdeling van het gewicht bij helfte. De vrouw is gerechtigd de sieraden die zij thans draagt daarbij als eerste aan zich te laten toedelen. Voor de overige verdeling zullen partijen bezien welke sieraden dubbel aanwezig zijn, die zullen bij helfte worden gedeeld en het restant zal naar gewicht worden verdeeld.”
3.5
Tijdens de zitting van 5 juni 2023 bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag zijn partijen ten aanzien van de inboedel en de gouden sieraden nog het volgende overeengekomen ten aanzien van de feitelijke verdeling:
“4. Partijen zullen na deze zitting op de gang definitieve afspraken maken over de verdeling van de gouden sieraden.
5. De inboedel zal worden verdeeld conform de lijst zoals opgenomen bij productie 8 van conclusie van antwoord, met dien verstande dat de vrouw de bank van de woonkamer ook krijgt toegedeeld omdat die niet is verkocht. De man kan aanspraak maken op de kledingkast van de slaapkamer, omdat die ook niet is verkocht. Hij is echter gerechtigd die kast te verkopen via Marktplaats en de opbrengst zelf te houden. De vrouw zal daartoe een foto van de kast aan hem ter beschikking stellen. Voorts zal de man de beschikking krijgen over de spullen van de slaapkamer van [minderjarige 1] en de Stokke-stoel van [minderjarige 1] en de wasmachine. De vrouw houdt de slaapkamer van [minderjarige 2] , de Stokke-stoel van [minderjarige 2] en de droger. De man zal in de gelegenheid worden gesteld na vertrek van de vrouw, die uiterlijk op 25 juni 2023 de woning dient te verlaten, de woning voor het overige van zijn bezittingen te ontdoen. Hij dient daarnaast de woning ten behoeve van de oplevering leeg en bezemschoon te maken. De vrouw hoeft daaraan niet mee te werken. De vrouw dient bij het vertrek uit haar woning de man te voorzien van alle aanwezige sleutels, zodat hij die aan de nieuwe bewoners ter hand kan stellen bij de levering. De vrouw zal foto’s maken van de staat van de woning bij het verlaten ervan om iedere discussie nadien te voorkomen. Partijen twisten over de vraag wie eigenaar is of moet worden van de bakfiets en waar die zich op dit moment bevindt. Dit is onderwerp van geschil in het hoger beroep.”
3.6
Voorts is in hoger beroep gebleken dat de echtscheidingsbeschikking op 15 maart 2023 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 15 december 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarnaast is – voor zover in hoger beroep van belang – de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. Hierbij is aan de man toebedeeld:
- de helft van de sieraden/goud die op de peildatum aanwezig zijn;
- de bankrekeningen op naam van de man, onder de verplichting tot vergoeding van de helft van het saldo per peildatum aan de vrouw dan wel door de vrouw bij helfte wordt aangevuld bij een negatief saldo.
Verder is aan de vrouw toebedeeld:
- de helft van de sieraden/goud die op de peildatum aanwezig zijn;
- de bankrekeningen op naam van de vrouw, waaronder de bankrekening bij de ING Bank met rekeningnummer [rekeningnummer] , “onder de verplichting tot vergoeding van de helft van het saldo per peildatum aan de man dan wel door de man bij helfte wordt aangevuld bij een negatief saldo”.
De beslissing over de verdeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het aanvullend verzoek van de man om inzage in de bankrekeningen met het daarbij gedane beroep op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – is afgewezen.
4.2
De man is het niet eens met de beslissing van de rechtbank voor zover het de verdeling van de huwelijksgemeenschap betreft. Hij verzoekt de bestreden beschikking op dat punt te vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij (uitvoerbaar bij voorraad te verklaren) beschikking te bepalen dat de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt wordt vastgesteld:
ten aanzien van de inboedel:
vast te stellen dat partijen de verdeling hebben vastgesteld zoals staat aangeven op de lijst die als productie E wordt overgelegd, met bepaling, zo begrijpt het hof, dat van de inboedelbestanddelen waar partijen geen overeenstemming over hebben een deel aan de man toekomt zoals staat omschreven in punt 30, een en ander zonder verdere verrekening;
ten aanzien van de rekeningen:
de vrouw op te dragen althans te bepalen dat de vrouw op grond van artikel 21 Rv jo 22 Rv jo. 843a Rv de volgende bescheiden uiterlijk vier weken vóór de zitting indient althans binnen vier weken na datum beschikking:
alle mutaties op de spaarrekeningen van de vrouw ( [X] en [Y] ) in de periode van – het hof begrijpt na toelichting van de man tijdens de mondelinge behandeling – 24 juni 2021 tot en met 24 december 2021;
afschrift van de saldi op de spaarrekeningen ( [X] en [Y] op 24 juni 2021;
alle mutaties op de spaarrekeningen van de kinderen in de periode in de periode van 24 juni 2021 tot en met 24 december 2021;
afschrift van de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen op 24 juni 2021 en op 24 december 2021;
afschrift van het saldo op de betaalrekening ( [rekeningnummer] ) van de vrouw op 24 juni 2021;
alle mutaties van de betaalrekening ( [rekeningnummer] ) van de vrouw in de periode van 24 juni 2021 tot en met 24 december 2021;
mutaties van de betaalrekening ( [rekeningnummer] ) van de vrouw in de periode van 24 juni 2021 tot en met 24 december 2021 inzake opgenomen en gestorte bedragen;
aangifte en aanslag IB 2021 van de vrouw;
jaaropgaven 2021 van alle bankrekeningen van de vrouw;
ten aanzien van de vorderingen ex artikel 1:164 BW en/of artikel 3:194 lid 2 BW:
te bepalen dat (op grond van artikel 3:194 lid 2 BW) de door de vrouw verzwegen, zoek gemaakte of verborgen gehouden gelden volledig aan de man zijn verbeurd, althans dat de helft daarvan (op grond van artikel 1:164 BW) door de vrouw aan de man dient te worden voldaan, welk bedrag nader concreet zal worden gemaakt naar aanleiding van de door de vrouw in het geding te brengen stukken bescheiden, bij gebreke waarvan de hoogte van de gelden worden gesteld op € 70.000,- en de man een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van € 70.000,- althans een bedrag dat het hof redelijk acht;
ten aanzien van de spaarrekeningen van de kinderen:
met inachtneming van het voorafgaande te bepalen dat de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen 50/50 aan partijen wordt uitgekeerd, althans dat aan de man toekomt de helft van het saldo op peildatum, althans dat de vrouw het volledige bedrag van de spaarrekeningen van de kinderen aan de man verbeurt.
4.3
De vrouw verweert zich daartegen. Zij verzoekt het hof
in principaal hoger beroep:
  • de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep dan wel alle grieven van de man ongegrond te verklaren althans af te wijzen;
  • de verzoeken van de man af te wijzen.
In incidenteel hoger beroepverzoekt de vrouw de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de sieraden/goud te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
  • te bepalen dat de man op grond van boedelbenadeling de sieraden/goud die/dat op de peildatum aanwezig zijn, aan de vrouw zijn verbeurd en dat in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan de vrouw wordt toebedeeld de sieraden/goud die op de peildatum aanwezig, dan wel de waarde hiervan ad € 40.000,-;
  • te bepalen dat de man binnen twee weken na afgifte van de beschikking, de sieraden/goud die op de peildatum aanwezig waren en nog in bezit zijn van de man, ter beschikking dient te stellen aan de vrouw, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man in gebreke blijft;
Bij wijze van zelfstandig verzoekverzoekt de vrouw het hof:
  • te bepalen dat de man op grond van boedelbenadeling de bakfiets aan de vrouw is verbeurd en dat in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan de vrouw wordt toebedeeld de bakfiets, dan wel de waarde hiervan ad € 2.500,-;
  • te bepalen dat de man, binnen twee weken na afgifte van de beschikking, de bakfiets ter beschikking dient te stellen aan de vrouw, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man in gebreke blijft;
  • te bepalen dat in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan de auto met het kenteken [kenteken] aan de man wordt toebedeeld onder verrekening van de helft van de waarde hiervan, te weten € 750,-, aan de vrouw;
  • de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.4
De man verzet zich daartegen. Hij verzoekt het hof het incidenteel hoger beroep van de vrouw ongegrond te verklaren en af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Verdeling van de huwelijksgemeenschap
5.1
Partijen waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Hierdoor bestond tussen partijen een algehele gemeenschap van goederen. Uitgangspunt is dan dat de ontbonden huwelijksgemeenschap op grond van artikel 1:100 BW bij helfte tussen de echtgenoten wordt verdeeld.
5.2
Als peildatum voor de omvang van de gemeenschap heeft te gelden de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, te weten 24 december 2021. Als peildatum voor de waardering van de activa van de ontbonden huwelijksgemeenschap geldt als hoofdregel de datum van feitelijke verdeling, in de regel de datum van de beschikking, tenzij uit een overeenkomst tussen partijen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hiervan moet worden afgeweken.
5.3
Partijen zijn het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde verdeling van de huwelijksgemeenschap ten aanzien van de volgende bestanddelen:
de inboedel;
de sieraden in de kluis;
de bakfiets;
e auto met kenteken [kenteken] ;
de saldi op de spaarrekeningen van de kinderen;
de saldi op de betaal- en spaarrekeningen van de vrouw.
Daarnaast heeft de man ten aanzien van de (spaar)rekeningen van de vrouw en de kinderen een verzoek op grond van artikel 843a Rv gedaan.
Het hof zal deze punten hieronder bespreken.
Inboedel (m.u.v. bakfiets en sieraden)
5.4
Ter zitting hebben beide partijen verklaard dat de inboedel is verdeeld. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de inboedel en de verdeling feitelijk al heeft plaatsgevonden, zal het hof het verzoek van de man ten aanzien van de inboedel afwijzen.
Sieraden in de kluis
5.5
Partijen duiden de inhoud van de kluis afwisselend aan als
het goud,
de sieraden, of
de gouden sieraden. Het hof zal hierna over
de sieradenspreken. Daarmee worden de sieraden bedoeld, die op de peildatum in de kluis aanwezig waren.
5.6
Het hof gaat allereerst voorbij aan de meest verstrekkende stelling van de vrouw dat zij in het kader van het religieuze huwelijk van partijen een bruidsgave (sieraden) heeft verkregen, die in een echtscheidingsprocedure niet door de man mag worden afgepakt of teruggevorderd, nu de vrouw – nog daargelaten dat een concrete omschrijving of deugdelijke onderbouwing ontbreekt – daaraan geen concrete rechtsgevolgen heeft verbonden.
5.7
Het hof overweegt verder als volgt. Vast staat dat partijen in de kortgedingprocedures op 7 maart 2023 en op 5 juni 2023 bindende afspraken hebben gemaakt over de wijze van verdeling van de sieraden, maar dat de feitelijke verdeling op dat moment nog niet had plaatsgevonden. De vrouw stelt in hoger beroep bij incidenteel verzoek – kort gezegd – dat de man de boedel heeft benadeeld door de sieraden te verduisteren uit de kluis (concreet: door deze te verwisselen met nepsieraden). De vrouw beroept zich op de rechtsgevolgen van artikel 3:194 lid 2 BW (verbeurdverklaring).
5.8
Voor een geslaagd beroep op artikel 3:194 lid 2 BW is nodig dat vast komt te staan (a) welke sieraden op de peildatum aanwezig waren en daarmee deel uitmaakten van de gemeenschap en b) dat een deelgenoot (in dit geval: de man) opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen heeft verzwegen, zoekmaakt of verborgen gehouden houdt. In dat geval verbeurt die deelgenoot zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoot.
5.9
Partijen hebben hun stellingen over en weer in eerste instantie vooral toegespitst op het beschuldigen van elkaar van het verwisselen van de sieraden vóór de peildatum van 24 december 2021. Beide partijen hebben gesteld dat de ander de sieraden uit de kluis in de periode juni 2021 tot en met augustus 2021 heeft meegenomen en/of verwisseld. Vast staat dat de vrouw op 1 juni 2021 en op 21 juni 2021 de kluis heeft bezocht (productie G bij het verweerschrift in incidenteel hoger beroep). Ook staat vast dat de man enige tijd later op 5 augustus 2021 de kluis heeft bezocht, en opnieuw op 19 augustus 2021 (productie 8 bij het verweerschrift). Beide partijen hebben betwist dat zij op die momenten sieraden hebben weggenomen of verwisseld. Tussen partijen is niet in geschil dat zij tijdens hun huwelijk sieraden in de kluis hebben gelegd, waarvan zij allebei meenden dat deze van goud waren. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, acht hof aannemelijk dat deze sieraden op de peildatum (24 december 2021) in de kluis aanwezig waren. Immers, deurwaarder Flanderijn heeft in het kader van een maritaal conservatoir beslag de inhoud van de kluis op 19 januari 2023 beschreven en vier foto’s gemaakt van de op dat moment in de kluis aanwezige sieraden (productie 18 bij het verweerschrift in hoger beroep ). Niet is gesteld of gebleken dat één van partijen in de periode van 24 december 2021 en 19 januari 2023 in de kluis is geweest, zodat het hof er vanuit gaat dat de door de deurwaarder op 19 januari 2023 beschreven sieraden dezelfde zijn als de sieraden die op de peildatum in de kluis lagen. Vervolgens zijn bij de feitelijke verdeling op 29 juni 2023 opnieuw foto’s gemaakt van de sieraden door de advocaten van partijen, nadat de man de sieraden eerst vanuit de kluis naar het kantoor van zijn advocaat had gebracht en aan de advocaten had afgegeven ten behoeve van de feitelijke verdeling (productie 14 bij het verweerschrift in hoger beroep). Vast staat dus dat de man degene is geweest die als laatste de beschikking heeft gehad over de sieraden, namelijk bij gelegenheid van die overdracht eind juni aan het kantoor van zijn advocaat.
5.1
Naar het oordeel van het hof kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de sieraden die op de peildatum in de kluis lagen niet dezelfde zijn als de sieraden die partijen feitelijk bij de overdracht op 29 juni 2023 op het advocatenkantoor van de man tussen partijen zijn verdeeld. Zoals hiervoor is overwogen heeft de deurwaarder op 19 januari 2023 bij het maritaal conservatoir beslag een duidelijke beschrijving gegeven van de op dat moment in de kluis aanwezige sieraden met vier foto’s van de aanwezige sieraden. Het hof stelt uit eigen waarneming vast dat in ieder geval de armbanden op voornoemde foto’s van de deurwaarder – zoals de vrouw heeft gesteld – niet overeenkomen met de armbanden op de foto’s die op 29 juni 2023 tijd door de advocaten van partijen zijn gemaakt nadat de man de sieraden uit de kluis aan hen had afgegeven (productie 14 bij het verweerschrift in hoger beroep). Het hof concludeert hieruit dat de vrouw niet de beschikking heeft gekregen over de aan haar toekomende sieraden die op de peildatum in de kluis aanwezig waren. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat alleen de man in de periode tussen 19 januari 2023 (beslag deurwaarder) tot het moment van de feitelijke verdeling van de sieraden op 29 juni 2023 op het kantoor van zijn advocaat over de sieraden heeft kunnen beschikken en deze zich dus in de macht van de man bevonden, kan hieruit naar het oordeel van het hof geen andere conclusie volgen dan dat de man de sieraden die op de peildatum in de kluis lagen, opzettelijk heeft verwisseld met andere sieraden. De vrouw heeft haar stelling dat de man voornoemde sieraden opzettelijk aan de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen heeft onttrokken voldoende gemotiveerd en onderbouwd met relevante bewijsstukken, zodat aan de vereisten van artikel 3:194 lid 2 BW is voldaan en de man dus zijn aandeel in de tot de gemeenschap behorende sieraden aan de vrouw heeft verbeurd.
5.11
Voor zover de vrouw (ook) een beroep doet op artikel 1:164 BW – zij heeft opgemerkt dat de man de gemeenschap heeft benadeeld door de echte sieraden te verwisselen voor nepsieraden – gaat het hof hieraan eveneens voorbij. De vrouw heeft namelijk niet gesteld dat de tussen partijen bestaande gemeenschap is benadeeld doordat de man na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, gemeen-schapsgoederen heeft verspild, of zonder de vereiste toestemming bepaalde rechtshandelingen heeft verricht.
5.12
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking op het punt van de sieraden vernietigen en alsnog bepalen dat de man zijn aandeel in de sieraden heeft verbeurd aan de vrouw. Het hof zal het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot afgifte van de sieraden en hieraan een dwangsom te verbinden afwijzen, omdat onduidelijk is waar de sieraden zich op dit moment bevinden.
Bakfiets
5.13
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat dat de man inzage in de correspondentie met de verzekeraar van de bakfiets (inzake het verkrijgen van een verzekeringsuitkering) aan de vrouw zal verlenen. De vrouw zal op haar beurt de originele sleutels van de bakfiets aangetekend aan de verzekeraar toezenden en een kopie van dat bericht aan de (advocaat van de) man doen toekomen. Daarna zullen partijen met hun advocaten nagaan of de aangifte van de vrouw voldoende is om een verzekeringsuitkering te kunnen verkrijgen. Mocht dat niet zo zijn, dan zullen partijen samen kijken wat er nodig is om alsnog een aangifte van de man te bewerkstelligen. De door partijen te ontvangen verzekeringsuitkering zullen zij bij helfte verdelen.
5.14
Het hof zal overeenkomstig de afspraak van partijen beslissen en deze opnemen in het dictum. Voor de situatie dat de bakfiets te zijner tijd nog boven water mocht komen en dan – mede gelet op de voorwaarden van de verzekeraar van de bakfiets – nog deel zou uitmaken van de ontbonden gemeenschap, gelast het hof partijen de bakfiets te verkopen en de opbrengst ervan bij helfte te verdelen.
Auto met kenteken [kenteken]
5.15
De vrouw stelt dat de auto van partijen ( [automerk] ) aan de man toebedeeld kan worden, onder verrekening van de helft van de waarde daarvan aan de vrouw. Deze auto is op 17 juli 2021 door de man gekocht en had op de peildatum een waarde van € 1.500,-.
5.16
De man stelt dat de auto al tijdens het huwelijk van partijen kapot is gegaan. Gelet op de kosten had het geen zin meer om de auto te laten repareren. Hij heeft de auto daarom naar de sloop ( [autodemontagebedrijf] ) gebracht zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen.
5.17
Het hof stelt vast dat de auto op de peildatum aanwezig was en tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoorde. Tussen partijen staat immers niet ter discussie dat de auto tijdens het huwelijk is aangeschaft en uit het vrijwaringsbewijs (productie J bij het verweerschrift in incidenteel hoger beroep) blijkt dat de auto pas na de peildatum (op 4 juni 2022) is overgedragen aan [autodemontagebedrijf] . De man was op grond van artikel 3:170 BW dan ook niet bevoegd om zonder instemming van de vrouw over de auto te beschikken. Aangezien de auto niet meer in het bezit van partijen is en daarom niet verdeeld kan worden, zal het hof de man veroordelen om de helft van de waarde van de auto op de peildatum aan de vrouw te voldoen. Het hof zal de waarde op de peildatum in redelijkheid bepalen op € 1.500,-. Dat door de vrouw genoemde bedrag is ook niet voldoende gemotiveerd door de man weersproken. Dat de auto na de peildatum voor niets aan [autodemontagebedrijf] zou zijn overgedragen (wat ook van de juistheid van deze stelling van de man zij), leidt niet tot een ander oordeel. Dat komt voor rekening en risico van de man nu hij zonder instemming van de vrouw de auto aan een derde heeft overgedragen. Gelet op het voorgaande zal het hof de man ter zake de auto met kenteken [kenteken] veroordelen om een bedrag van € 750,- aan de vrouw te betalen.
Spaarrekeningen kinderen
5.18
Partijen zijn het niet eens over het antwoord op de vraag wat er met de saldi op de spaarrekeningen van de kinderen moet gebeuren. De man wil dat deze saldi 50/50 worden verdeeld. De vrouw is van mening dat de spaarrekeningen van de kinderen niet in de huwelijksgemeenschap vallen en wil deze namens de kinderen beheren.
5.19
Naar het oordeel van het hof behoren deze spaarrekeningen aan de kinderen toe en maken zij dus geen deel uit van de huwelijksgemeenschap van partijen. De saldi van de spaarrekeningen van de kinderen komen dan ook niet voor verdeling in aanmerking. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
5.2
Tijdens de zitting van het hof heeft de vrouw wel toegezegd de man jaarlijks op de hoogte te houden over de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen. Het hof zal deze afspraak opnemen in het dictum.
Verzoek ex artikel 843a Rv
5.21
De man doet een beroep op artikel 843a Rv (inzage of afschrift van bescheiden). Hij voert daartoe aan dat de vrouw sinds juni 2021 gelden heeft weggenomen met het oog op deze procedure. Volgens de man heeft zij daarmee de gemeenschap benadeeld (artikel 1:164 BW) en/of opzettelijk bestanddelen van de huwelijksgemeenschap verzwegen en buiten de verdeling gehouden (artikel 3:194 lid 2 BW).
5.22
De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist.
5.23
Partijen hebben tijdens de zitting afgesproken zij elkaar binnen twee weken na heden de afschriften en mutaties van de volgende rekeningen in de periode van 24 juni 2021 tot en met 24 december 2024 aan elkaar doorgeven:
  • ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer 2] van de man;
  • ING creditcardrekening met nummer [rekeningnummer 3] van de man;
  • ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer] van de vrouw;
  • Oranje spaarrekening met nummer [X] van de vrouw;
  • Oranje spaarrekening met nummer [Y] van de vrouw;
  • Groei Groter Rekening met nummer [rekeningnummer 4] van [minderjarige 1] ;
  • Groei Groter Rekening met nummer [rekeningnummer 5] van [minderjarige 2] .
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het verzoek ex 843a Rv vernietigen en overeenkomstig de afspraak van partijen beslissen.
5.24
Ter zitting is verder besproken dat voor beide partijen van groot belang is om elkaar transparantie en openheid van zaken te geven over die rekeningen. Uitkomst van verder overleg was dat – nadat de afschriften en mutaties over en weer zijn verstrekt – zij in onderling overleg (al dan niet met hulp van de advocaten) zullen bezien of partijen op dit punt de strijd achter zich kunnen laten, of dat hierover een aparte procedure zal worden gevoerd. Het verzoek van de advocaat van de man ter zitting om de zaak aan te houden om aangepaste verzoeken te kunnen formuleren na inzage in de rekeningen, wordt gelet op de ter zitting gemaakte afspraken afgewezen.
Proceskosten
5.25
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
5.26
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 15 december 2022 ten aanzien van het verzoek ex 843a Rv en de sieraden in de kluis, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van deze beschikking een kopie van de afschriften en mutaties van de volgende rekeningen over de periode 24 juni 2021 tot en met 24 december 2024 aan elkaar moeten overleggen:
d
e man aan de vrouw:
- ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer 2] van de man;
- ING creditcardrekening met nummer [rekeningnummer 3] van de man;
de vrouw aan de man:
- ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer] van de vrouw;
- Oranje spaarrekening met nummer [X] van de vrouw;
- Oranje spaarrekening met nummer [Y] van de vrouw;
- Groei Groter Rekening met nummer [rekeningnummer 4] van [minderjarige 1] ;
- Groei Groter Rekening met nummer [rekeningnummer 5] van [minderjarige 2] .
bepaalt dat de man (zijn aandeel in) de tot de ontbonden gemeenschap behorende sierraden aan de vrouw heeft verbeurd;
en, in aanvulling op de bestreden beschikking met betrekking tot de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen:
veroordeelt de man ter zake van de auto met kenteken [kenteken] een bedrag van € 750,- aan de vrouw te betalen;
bepaalt dat partijen overeenkomstig de afspraken zoals neergelegd in rechtsoverweging 5.10 zullen trachten een verzekeringsuitkering bij de verzekeraar van de bakfiets te ontvangen en gelast de wijze van verdeling van de bakfiets zoals daar is vermeld;
bepaalt dat de vrouw de man jaarlijks op de hoogte zal houden van de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Wieman-Bart, M.J. van Cleef-Metsaars en B. Breederveld, bijgestaan door mr. G. Evertsen als griffier, en is op 19 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.