ECLI:NL:GHDHA:2024:1330

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
200.274.857/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor onrechtmatig beslag naar Marokkaans recht met betrekking tot de Forest Park

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de aansprakelijkheid van V Marine Fuels B.V. (VMF) voor onrechtmatig beslag dat is gelegd op het schip Forest Park. De appellanten, Zodiac Maritime Ltd. en Dexhon Shipping Inc., hebben in hoger beroep de aansprakelijkheid van VMF betwist. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin het de vordering van VMF in conventie afwees, omdat Zodiac c.s. niet onrechtmatig had gehandeld. In reconventie heeft Zodiac c.s. schadevergoeding gevorderd van VMF, omdat deze onjuist en niet te goeder trouw de beslagrechter had voorgelicht over de vordering waarvoor beslag was gelegd. Het hof heeft vastgesteld dat VMF de beslagrechter niet volledig en waarachtig heeft geïnformeerd, wat heeft geleid tot het onterecht verlenen van beslag. Het hof concludeert dat VMF aansprakelijk is voor de schade die Zodiac c.s. heeft geleden door het onrechtmatige beslag. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam en wijst de vordering van VMF af, terwijl het de vordering van Zodiac c.s. toewijst. VMF wordt veroordeeld tot schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team handel
Zaaknummer hof : 200.274.857/01
Zaaknummer rechtbank: C/10/572221 HA ZA 19-354
Arrest van 23 april 2024
in de zaak van

1.Zodiac Maritime Ltd.,gevestigd in Londen, Verenigd Koninkrijk,

2.
Dexhon Shipping Inc.,gevestigd in Tortola, Britse Maagdeneilanden,
appellanten,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
V Marine Fuels B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. M. Verhagen, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna Zodiac, Dexhon en VMF noemen, en eerstgenoemden gezamenlijk Zodiac c.s.

1.Het verdere procesverloop

Voor het verloop van de procedure tot aan het arrest van 17 januari 2023, verwijst het hof naar dat arrest (hierna: het tussenarrest). Het hof heeft met dat arrest de zaak naar de rol verwezen voor aktes van beide partijen. Partijen hebben daarna de volgende stukken gewisseld:
  • Akte VMF, met productie 1
  • Memorie na tussenarrest Zodiac c.s., met producties 8-15
  • Antwoordakte VMF, met producties 2-4
  • Antwoordakte Zodiac c.s., met producties 16-19
  • Akte VMF, met producties 5-6
  • Nadere akte Zodiac c.s., met producties 20-24.

2.De verdere beoordeling

2.1
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende. OBW heeft bunkerolie gekocht bij VMF en deze doorverkocht aan Zodiac c.s., die de bunkerolie heeft verbruikt voor de voortstuwing van haar zeeschip de Forest Park. OWB heeft verzuimd de koopprijs te betalen. VMF stelt dat Zodiac c.s. onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld omdat zij de bunkerolie heeft verbruikt ondanks dat zij bekend was geraakt met het eigendoms–voorbehoud in het contract tussen VMF en OWB, dan wel dat Zodiac c.s. door deze gang van zaken ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van VMF. In conventie vordert VMF hiervoor schadevergoeding van Zodiac c.s. Zodiac c.s. stelt op haar beurt dat VMF ten onrechte in Marokko beslag heeft laten leggen op de Forest Park en daarom tegenover haar aansprakelijk is. Daarvoor vordert zij in reconventie schadevergoeding van VMF.
2.2
Met het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat Zodiac c.s. niet onrechtmatig tegenover VMF heeft gehandeld, noch ongerechtvaardigd ten koste van VMF is verrijkt. Dit betekent dat de vordering in conventie niet toewijsbaar is.
2.3
Met het tussenarrest heeft het hof partijen verder opgedragen om zich bij akte (nader) uit te laten over de door Zodiac c.s. in reconventie gestelde aansprakelijkheid van VMF. Dit hebben partijen gedaan. Het hof zal de vordering in reconventie toewijzen. Het hof licht dit als volgt toe.
Maatstaf aansprakelijkheid
2.4
Zoals overwogen in het tussenarrest, moet de aansprakelijkheid van VMF voor het beslag worden beoordeeld naar Marokkaans recht. Elk van partijen heeft opinies ingebracht van een door haar ingeschakelde, in Marokko praktiserende (maritieme) advocaat. Zodiac c.s. heeft opinies ingebracht van mr. Saïg, advocaat te Casablanca. VMF heeft opinies ingebracht van mr. Lahlou, ook advocaat te Casablanca.
2.5
Uit deze opinies volgt dat naar Marokkaans recht niet de regel geldt – zoals naar Nederlands recht geldt – dat de beslagene een vordering uit onrechtmatige beslaglegging geldend kan maken op de enkele grond dat de vordering waarvoor beslag is gelegd later ondeugdelijk is gebleken. Wel zijn naar Marokkaans recht justitiabelen verplicht hun rechten te goeder trouw uit te oefenen (mr. Saïg en mr. Lahlou zijn het hierover ook eens). Dit geldt ook voor het (ex parte) vragen om verlof tot beslaglegging.
2.6
In het navolgende zal het hof eerst toelichten dat VMF in haar beslagrekest de beslagrechter onjuist en niet te goeder trouw heeft voorgelicht (2.7-2.11). Daarna zal het hof uiteenzetten dat bij te goeder trouw gegeven voorlichting het verlof niet zou zijn verleend (2.12-2.18) en dat daarom VMF aansprakelijk is voor de door het beslag veroorzaakte schade (2.19).
VMF heeft de beslagrechter onjuist en niet te goeder trouw voorgelicht
2.7
Het verzoekschrift dat tot de gewraakte beslaglegging heeft geleid luidde volgens de onweersproken vertaling die Zodiac c.s. in het geding heeft gebracht, voor zover van belang, als volgt:
“verzoekster heeft een vordering van 272.862,74 Amerikaanse dollars op de reder van het schip “FOREST PARK” voor brandstof geleverd op 2014/10/15 aan de reder door middel van het schip toebehorend aan de verzoekster genaamd “OOSTZEE”;
De vordering van verzoekster is onbetwistbaar, zoals blijkt uit de navolgende documenten:- het ontvangstbewijs voor de brandstof,met het stempel en de handtekening van de kapitein van het schip(productie 1);
- de onbetaalde factuur (productie 2);
- een kopie van het internet waaruit blijkt dat het schip OOSTZEE toebehoort aan de verzoekster (productie 3).
[…] In ieder geval is de vordering van de verzoekster vastgesteld in deze kwestie op basis van de bovengenoemde documenten.” (onderstreping/vet in het origineel)
2.8
De bij het verzoekschrift gevoegde factuur van VMF was geadresseerd als volgt:
Master and/or Owner and/or Managing Owners and/or Charterers and/or Buyers of MV “FOREST PARK” and :OW BUNKER (NETHERLANDS) BV
[adres]”
2.9
Het verlof tot beslaglegging luidt volgens de vertaling die VMF in het geding heeft gebracht, voor zover van belang:
“Considering that the plaintiff has supported its claim by disclosing a copy of the bunker delivery receipt, the outstanding invoice and an extract from the equasis website,
In consideration of the arguments put forward by the plaintiff and the exhibits disclosed, we consider the application to be well-founded and relevant.”
2.1
De omschrijving van de vordering waarvoor VMF in haar verzoekschrift verlof tot beslaglegging vroeg, kan niet anders worden uitgelegd dan dat het ging om een contractuele vordering op Zodiac. Dit volgt in het bijzonder uit de mededeling dat de vordering op de ‘reder’ (Zodiac) was ‘vastgesteld’ met de met het verzoekschrift overgelegde documenten, dat wil zeggen de mede aan ‘Master and/or Owner and/or Managing Owners and/or Charterers and/or Buyers of MV “FOREST PARK”’ gerichte factuur en de afleverbon. Blijkens het beslagverlof heeft de beslagrechter de gepretendeerde vordering ook uitgelegd als een contractuele vordering op Zodiac.
2.11
VMF stelt zich in de onderhavige procedure niet (meer) op het standpunt dat zij een contractuele vordering heeft of had op Zodiac. In de in zoverre niet of onvoldoende weersproken stellingen van Zodiac c.s. ligt besloten dat VMF van iets anders ook niet te goeder trouw mocht uitgaan. Hiermee staat vast dat VMF de beslagrechter onjuist en niet te goeder trouw heeft voorgelicht. De stelling van mr. Lahlou in zijn opinie van 22 mei 2023 dat het goedetrouwbeginsel slechts impliceert dat partijen niet op basis van leugens mogen procederen doet hieraan niet af: het hof onderschrijft die stelling niet voor zover mr. Lahlou daarmee mocht bedoelen dat de hiervoor bedoelde onjuiste voorlichting van de beslagrechter niet ongeoorloofd was onder het goedetrouwbeginsel naar Marokkaans recht.
Bij te goeder trouw gegeven voorlichting zou het verlof niet zijn verleend
2.12
Mr. Saïg stelt in zijn opinie van 26 maart 2023 dat de huidige – naar het hof begrijpt: Marokkaanse – praktijk en professionele gebruiken meebrengen dat een partij die
ex parteom verlof tot beslaglegging vraagt, de rechter naar waarheid en volledig informeert over de bestaande situatie en de gronden voor het beslag. Op grond van de voorliggende feiten betekent dit volgens hem dat VMF de beslagrechter over de volgende elementen had moeten voorlichten:
(i) dat VMF bunkerolie had geleverd aan de Forest Park op basis van een overeenkomst met OWB;
(ii) dat OWB de factuur niet had betaald en inmiddels failliet was verklaard;
(iii) dat VMF geen contractuele relatie had met de reder Zodiac;
(iv) dat VMF zich tot Zodiac had gericht en dat NEPIA op die mededeling had gereageerd;
(v) dat NEPIA zich teweer heeft gesteld tegen het dreigen met beslag op het schip;
(vi) dat NEPIA de mogelijkheid had genoemd dat vrijwillig een garantie zou worden gesteld.
2.13
Als deze elementen volledig in het verzoekschrift waren opgenomen, dan zou het verlof niet zijn gegeven – aldus mr. Saïg.
2.14
Mr. Lahlou stelt in zijn opinies dat voldoende is dat een zeerechtelijke vordering wordt gepretendeerd, en dat de stukken die die pretentie onderbouwen (de factuur en het bewijs dat de bunkerolie is geleverd) worden overgelegd – en dat dat in dit geval is gebeurd. Ook stelt mr. Lahlou dat tegenover de beslagrechter geen verplichting tot volledigheid van informatieverschaffing bestaat. Tot slot stelt mr. Lahlou, voor zover van belang, dat wanneer het berichtenverkeer tussen VMF, Zodiac en NEPIA (vlg. het tussenarrest, 3.6-9) aan de beslagrechter zou zijn overgelegd, het verlof evengoed zou zijn verleend.
2.15
Het hof oordeelt hierover als volgt. Met zijn stelling dat voor beslaglegging voldoende is dat een zeerechtelijke vordering wordt gepretendeerd, bedoelt mr. Lahlou mogelijk dat irrelevant is wie de debiteur is van de vordering in kwestie. Voor zover hij daarmee bedoelt dat VMF op grond van artikel 3 lid 4 tweede volzin van het Beslagverdrag beslag mocht leggen op de Forest Park ter verzekering van haar vordering op OWB, gaat dat om de volgende reden niet op. Uit artikel 3 lid 4, tweede volzin van het Beslagverdrag volgt dat onder bepaalde omstandigheden conservatoir beslag kan worden gelegd voor een zeerechtelijke vordering waarvoor een ander dan de eigenaar van het schip aansprakelijk is. Dit geldt echter niet in het geval dat naar het op die vordering toepasselijke recht geen verhaal op (of afgifte van) het schip mogelijk is (vergelijk HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2708). VMF stelt zich niet op het standpunt dat zij voor haar vordering op OWB naar het daarop toepasselijke recht een verhaalsrecht had op de Forest Park.
2.16
VMF heeft nog betoogd dat Marokkaanse rechters bij een verzoek tot beslaglegging onder het Beslagverdrag niet onderzoeken of het op de vordering toepasselijke recht beslag is toegestaan, waarmee VMF mogelijk bedoelt: of het op de vordering toepasselijke recht een verhaalsrecht op het schip biedt. Het hof heeft geen concrete aanwijzing dat Marokkaanse rechters het Beslagverdrag op andere dan de hiervoor in 2.15 bedoelde wijze interpreteren, dan wel niet plegen te onderzoeken of aan de voorwaarden voor het verlenen van verlof wordt voldaan. Hoe dan ook gaat het hof ervan uit dat als VMF te goeder trouw aan de beslagrechter had medegedeeld dat het op haar vordering op OWB toepasselijke recht haar geen verhaalsrecht op de Forest Park verschafte, het verlof niet ter verzekering van die vordering zou zijn verleend.
2.17
Het hof gaat ervan uit dat VMF naar Marokkaans recht in dit geval – waarin zij geen contractuele vordering had op de eigenaar van het schip, terwijl haar vordering op OWB haar geen verhaalsrecht op het schip verschafte – de feitelijke grondslag van de gepretendeerde vordering aan de beslagrechter had moeten presenteren. Daartoe behoren ten minste de hiervoor in 2.13 onder i en iii genoemde feiten. Deze feitelijke grondslag zou de beslagrechter hebben geconfronteerd met de vraag waarom VMF Zodiac c.s. zou kunnen aanspreken tot betaling van de bunkerolie hoewel OWB de contractspartij van VMF was. Voor de beoordeling van de vraag of het verlof zou moeten worden verleend, zou in dit geval daarom wel degelijk van belang zijn dat (NEPIA namens) Zodiac c.s. zich verzette tegen de (dreigende) beslaglegging en de mogelijkheid noemde dat vrijwillig een garantie zou worden gesteld. Dat had NEPIA gedaan in haar bericht aan VMF van 20 november 2014 met de volgende bewoordingen:
“If you are able to show that payment is due to you, our Members are prepared to offer payment into an escrow account for the benefit of the parties claiming payment in respect of the supply until it has been determined/agreed (between you, the relevant banks and/or OW) as to whom funds shall be paid.”
2.18
Ook de hiervoor in 2.12 onder iv-vi genoemde feiten had VMF dus in haar verzoekschrift moeten vermelden. Daarvoor was eens te meer aanleiding omdat het ging om een ex parte-procedure, waarin de beslagrechter op basis van slechts door de verzoeker te verstrekken informatie moet kunnen beoordelen of er gronden zijn voor toewijzing van het verzoek. Naar het oordeel van het hof moet worden aangenomen dat áls VMF in haar beslagrekest al tot formulering zou zijn gekomen van de buitencontractuele grondslag van haar vordering, zij de beslagrechter niet van de (summierlijke) deugdelijkheid daarvan had kunnen overtuigen. Mede in het licht van de namens Zodiac c.s. aangeboden garantie (waarvan VMF niet stelt dat die niet genoegzaam zou zijn geweest), is het hof van oordeel dat de Marokkaanse rechter het verlof niet zou hebben verleend als VMF in haar verzoekschrift de in 2.12 onder i en iii-vi bedoelde feiten had vermeld.
VMF is aansprakelijk voor de door het beslag veroorzaakte schade
2.19
Met het voorgaande staat vast dat de onjuiste informatieverschaffing door VMF aan de beslagrechter er de oorzaak van is dat er beslag is gelegd op het schip, en daarmee van de schade die Zodiac c.s. hierdoor heeft geleden en nog zal lijden. Het hof zal de vordering in reconventie daarom toewijzen.
Conclusie; proceskosten
2.2
Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en de vordering van VMF afwijzen en die van Zodiac c.s. toewijzen, met veroordeling van VMF in de kosten van beide instanties. Het hof begroot deze kosten tot aan de datum van dit arrest als volgt:

3.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2020, zoals gerectificeerd bij vonnis van 15 april 2020;
  • wijst de vordering in conventie af;
  • verklaart voor recht dat VMF aansprakelijk is voor de schade die Zodiac c.s. heeft geleden en eventueel nog zal lijden als gevolg van het beslag dat VMF op of omstreeks 13 januari 2015 heeft doen leggen op de Forest Park in Marokko, met veroordeling van VMF tot vergoeding van deze schade aan Zodiac c.s., op te maken bij staat;
  • veroordeelt VMF in de kosten van de eerste aanleg, aan de zijde van Zodiac c.s. begroot tot op heden op € 10.247,00;
  • veroordeelt VMF in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Zodiac c.s. begroot tot op heden op € 16.692,50 en op € 278,00 voor het nasalaris, nog te verhogen met € 92,00 als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening ervan heeft plaatsgevonden;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, C.A. Joustra en W. van der Velde en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.