ECLI:NL:GHDHA:2024:1311
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep alimentatiegeschil met betrekking tot de behoefte van de kinderen en niet-ontvankelijkheid van verzoeken
In deze zaak betreft het een hoger beroep in een alimentatiegeschil tussen een man en een vrouw, die samen drie minderjarige kinderen hebben. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend met betrekking tot de vaststelling van de behoefte van de kinderen, maar zonder wijziging van het dictum te beogen. De rechtbank Rotterdam had eerder een voorlopige regeling vastgesteld voor de kinderalimentatie, waarbij de man € 109,- per kind per maand moest betalen. De man is van mening dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van zijn inkomen in 2019 voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen en verzoekt het hof om uit te gaan van het jaar 2020. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en een (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij ook de behoefte van de kinderen aan de orde stelt.
De mondelinge behandeling vond plaats op 28 mei 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen rechtens te respecteren belang heeft bij zijn hoger beroep, omdat hij geen wijziging van het dictum nastreeft. Het hof verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en ook de vrouw in haar (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 24 juli 2024.