Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
Bond Transfer and Purchase Agreement(hierna: de BTPA) gesloten waarbij Siem bepaalde door haar gehouden obligaties met een nominale waarde van € 42 miljoen (hierna: de obligaties) heeft verkocht aan Medeon.
- De koopprijs bedroeg op grond van artikel 1.2 BTPA € 30 miljoen “
plus accrued interest” (hierna: de couponrente) “
up to and including the Closing Date”, in artikel 1.4 vastgesteld op 1 februari 2022.
- Artikel 2.4 BTPA voorzag bij niet tijdige betaling van enig krachtens de BTPA verschuldigd bedrag in een vertragingsrente “
at a rate which is 15% per annum higher than the rate payable under the Bonds”.
- Artikel 12.1 tweede volzin BTPA bepaalt:
“
The courts of England have exclusive jurisdiction to settle any dispute, arising out of or in connection with this Agreement (…).”
- Artikel 12.2 aanhef en onder 2 BTPA bepaalt:
“
Without prejudice to any other mode of service allowed under any relevant law:(…)[Medeon, hof] irrevocably appoints [naam] of Groupe Electa S.A. as its agent for service of process in relation to any proceedings before the English courts in connection with this Agreement.” (de heer [agent van Medeon] hierna: [de agent van Medeon] ).
claim formeen rechtszaak ingeleid voor de
High Court of Justicete Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna: de
High Courten het Verenigd Koninkrijk).
Order) heeft de
High CourtMedeon veroordeeld tot betaling van de volgende posten, genummerd zoals in het beschikkend gedeelte van de
Order, met veroordeling van Medeon in de proceskosten van Siem:
2. € 40.156.114,17 aan hoofdsom;
3.a. couponrente ad € 8.917,81 per dag vanaf 6 april 2022;
3.b. vertragingsrente ad € 23.726,61 per dag vanaf dezelfde datum;
4. rente over de hoofdsom op grond van artikel 35A Senior Courts Act 1981, tegen een door de
High Courtnader te bepalen voet en voor een door de
High Courtnader te bepalen periode;
5. rente van 8% op jaarbasis over de posten 2 en 3 (hoofdsom, couponrente en boeterente) op grond van artikel 17 van de Judgments Act 1838.
4.Procedure bij de voorzieningenrechter
Order.
5.Verzoek in hoger beroep
- artikel 8 lid 4 (een rechtsmiddel staat open tegen het ten uitvoer te leggen vonnis);
- artikel 9 aanhef en onder c sub i (gebrekkige betekening bij inleiding); en
- artikel 9 aanhef en onder e (strijd met de openbare orde) in combinatie met artikel 11 lid 1 (schadeloosstelling die geen verband houdt met feitelijk geleden schade).
6.Beoordeling in hoger beroep
Bevoegdheid en ontvankelijkheid
Orderis ter uitvoering van dat beding gewezen door de
High Court, een Britse rechter. Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn beide partij bij dat verdrag. Het hof is daarom bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
(i) de eisen van een goede procesorde, door bewust niet te verschijnen in eerste aanleg en vervolgens hoger beroep in te stellen tegen de bestreden beschikking, wat erop neerkomt dat Medeon Siem een feitelijke instantie heeft ontnomen;
(ii) artikel 3.1 aanhef en onder 5 addendum, dat Medeon verbiedt om voorafgaand aan
Full Complianceenige procedure in te leiden tegen Siem in verband met (het geschil dat ten grondslag ligt aan) de
Order; en
(iii) de waarheidsplicht van artikel 21 Rv, door het addendum met de hiervoor bedoelde bepaling niet in het geding te brengen.
Aan die bezwaren gaat het hof voorbij, omdat uit de hierna volgende inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep volgt dat de bestreden beschikking hoe dan ook moet worden bekrachtigd.
Ordereen beslissing is van een rechter van een verdragsluitende Staat die in een exclusief forumkeuzebeding is aangewezen en ii) de
Orderom die reden op grond van artikel 8 lid 1 Haags Forumkeuzeverdrag in Nederland als verdragsluitende Staat moet worden erkend en ten uitvoer gelegd, tenzij Medeon met succes een beroep kan doen op een van de verdragsrechtelijke weigeringsgronden. Naar het oordeel van het hof is dat laatste hier niet het geval.
Order. Met betrekking tot het nog openstaan van een gewoon rechtsmiddel verwijst Medeon naar artikel 13.3 van de
Civil Procedure Rules(voor Engeland en Wales, hierna: CPR). Deze bepaling luidt voor zover hier van belang als volgt:
promptly”) moet worden ingesteld, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het geval. Omdat partijen eerst hebben onderhandeld over het addendum en, nadat Medeon niet aan de verplichtingen uit dat addendum kon voldoen, opnieuw in onderhandelingen zijn getreden, zou hier nog steeds aan zijn voldaan en staat het rechtsmiddel daarom nog steeds open. Daarnaast zijn er voldoende inhoudelijke gronden om dat rechtsmiddel te laten slagen, zo betoogt nog steeds Medeon.
Orderheeft gedaan, ter bewaring van haar rechten en eventueel tegelijk met het voeren van minnelijke onderhandelingen. Ook daarna, toen bleek dat Medeon niet tijdig had voldaan aan haar betalingsverplichtingen uit het addendum, heeft zij dat rechtsmiddel niet ingesteld. Voor zover zij dat niet heeft gedaan op grond van artikel 3.1 aanhef en onder 4 addendum, heeft zij met die bepaling zelf het recht om dat rechtsmiddel in te stellen prijsgegeven en moeten de gevolgen van dat niet-instellen daarom voor haar rekening blijven. Bij deze stand van zaken zou het onredelijk zijn om op grond van artikel 8 lid 4 Haags Forumkeuzeverdrag aan Siem de mogelijkheid te ontzeggen om de
Orderin Nederland ten uitvoer te leggen.
(i) het rechtsmiddel van artikel 13.3 CPR moet worden aangemerkt als een gewoon rechtsmiddel in de zin van artikel 8 lid 4 Haags Forumkeuzeverdrag;
(ii) dat rechtsmiddel gelet op de inmiddels sinds de
Orderverstreken tijd nog voor Medeon openstaat; en
(iii) dat rechtsmiddel hier inhoudelijk enige kans van slagen zou hebben.
claim formwaarmee zij de betrokken procedure tegen Medeon voor de Engelse
High Courtheeft ingeleid volgens artikel 12.2.2 BTPA moeten laten betekenen aan [de agent van Medeon] , op een door deze opgegeven adres in Londen. Met die
claim formhad Medeon op grond van artikel 6.34 CPR ook een zogeheten N510-formulier moeten laten betekenen, dat uit drie bladzijden bestaat. Medeon heeft de
claim formmet bijbehorend N510-formulier op 14 april 2022 op het opgegeven adres aan [de agent van Medeon] laten bezorgen, maar in die versie van het N510-formulier ontbrak p. 2. Die bladzijde bevat onder andere een Part 2 die betrekking heeft op de betekening van de
claim formin een jurisdictie buiten het Verenigd Koninkrijk en waarin eiser kan aankruisen op welke gronden die betekening aldus plaatsvindt. Nadat [de agent van Medeon] op 4 mei 2022 om betekening van de ontbrekende bladzijde had gevraagd, heeft Siem dat nagelaten en op 5 mei 2022 het
High Courtverzocht om Medeon bij verstek te veroordelen. Omdat Medeon (via [de agent van Medeon] ) Part 2 van het N510-formulier niet betekend heeft gekregen, was zij niet in staat om verweer te voeren tegen de door Siem gestelde grondslag voor de rechtsmacht van het
High Court. Ten slotte heeft Siem verzuimd om haar verzoek van 5 mei 2022 aan het
High Courtom een beslissing bij verstek te wijzen, aan Medeon te laten betekenen, zoals voorgeschreven in de artikelen 12.12 en 23.9 CPR, zo betoogt nog steeds Medeon.
claim formop grond van de artikelen 6.32 en 6.33 CPR zonder voorafgaande toestemming van de aangezochte rechter in Engeland of Wales in een andere land kan worden betekend, waarbij Part 2 betrekking heeft op betekening zonder voorafgaande toestemming buiten het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 6.33 CPR. [4] Artikel 6.34 CPR vereist weliswaar dat dit formulier wordt meebetekend, maar dat maakt naar het oordeel van het hof niet dat dat formulier moet worden aangemerkt als het inleidend of gelijkwaardig stuk in de zin van artikel 9 aanhef en onder c sub i Haags Forumkeuzeverdrag. Uit het stelsel van de artikelen 6.32 tot en met 6.34 CPR volgt namelijk dat dat formulier niet is bedoeld om uiteen te zetten waarom de aangezochte rechter in Engeland of Wales rechtsmacht heeft, maar waarom de
claim formzonder voorafgaande toestemming van die rechter mocht worden betekend aan een gedaagde buiten Engeland en Wales. Daarbij is niet gesteld of gebleken dat Medeon op enig moment de rechtsmacht van het
High Courtheeft betwist.
- op grond van de aanhef van artikel 12.2 BTPA doet de daarop volgende aanwijzing van respectieve “
agents for service of process” geen afbreuk aan andere wijzen van oproeping die zijn toegelaten op grond van relevant recht;
- Siem mocht daarom haar
claim formop grond van artikel 6.33(2B)(a) CPR, dat kort gezegd betrekking heeft op vordering waarvoor een rechter in Engeland of Wales rechtsmacht heeft op grond van het Haags Forumkeuzeverdrag, zonder toestemming van de
High Courtlaten betekenen aan Medeon in Luxemburg;
- Siem heeft daarom op 13 april 2022 aan Medeon in Luxemburg laten betekenen:
(i) de
claim formmet een
amended response pack;
(ii) een ondertekende versie in het Engels van het N510-formulier, zonder bladzijde 2; en
(iii) niet-ondertekende versies in het Engels en Frans van datzelfde formulier, mét bladzijde 2 met daarop aangekruist het vakje horend bij artikel 6.33(2B)(a) CPR;
- Siem heeft deze zelfde stukken op 14 april 2022 ter kennisneming ook per koerier aan [de agent van Medeon] laten sturen;
- de gemachtigde van Siem heeft die stukken in reactie op het verzoek van [de agent van Medeon] van 4 mei 2022 op 9 mei 2022 nogmaals verzonden.
Hieruit volgt dat Siem haar
claim formin overeenstemming met artikel 12.2 BTPA en artikel 6.33(2B)(a) CPR aan Medeon in Luxemburg mocht laten betekenen, en dat Medeon op basis van de meebetekende niet-ondertekende Engelse en Franse versies van het N510-formulier heeft kunnen nagaan waarom Siem dat zonder voorafgaande toestemming van de
High Courtmeende te kunnen doen en dat Siem van oordeel was dat de
High Courtrechtsmacht had op grond van het Haags Forumkeuzeverdrag.
Orderleert dat de
High Courtte hoge bedragen heeft toegewezen. Siem had haar vorderingen namelijk ten onrechte niet gebaseerd op:
(i) een berekening van de couponrentecomponent van de koopprijs voor de obligaties voor alleen de periode 29 oktober 2021 (totstandkoming BTPA) – 1 februari 2022 (
closing date); en
(ii) wat betreft de periode na 1 februari 2022, de berekening van alleen de vertragingsrente van 15% hoger dan de couponrente.
Daarnaast wijst Medeon op (iii) de rente op grond van artikel 35A Senior Courts Act 1981 en de vertragingsrente op grond van artikel 17 van de Judgments Act 1838.
Deze teveel toegekende gedeelten moeten een buitencontractuele grondslag hebben en staan geheel los van enige daadwerkelijk door Siem geleden schade. Zij moeten daarom worden aangemerkt als punitieve schade en zijn daarmee in strijd met de Nederlandse openbare orde, zo betoogt nog steeds Medeon.
(i) Volgens haar omvat de “
accrued” couponrente die op grond van artikel 1.2 BTPA naast het basisbedrag van € 30 miljoen deel uitmaakt van de koopprijs, anders dan Medeon meent, niet alleen de couponrente vanaf de datum van totstandkoming van de BTPA op 29 oktober 2021, maar ook de couponrente die op die datum reeds was verschenen en niet aan Siem was betaald, vanaf in ieder geval 11 augustus 2019.
(ii) Daarnaast voert Siem aan dat voor de periode na 1 februari 2022 op grond van de BTPA niet alleen de vertragingsrente van artikel 2.4 is verschuldigd, maar in die periode op grond van de artikelen 1.2 en 1.4 ook de couponrente onverminderd is blijven doorlopen.
(iii) De aanvullende rentes die het
High Courtdaarbovenop heeft toegekend vinden volgens Siem hun basis in het recht, te weten in respectievelijk artikel 35A Senior Courts Act 1981 en artikel 17 van de Judgments Act 1838.
Order, terwijl het
révision au fond-verbod van artikel 8 lid 2 eerste volzin Haags Forumkeuzeverdrag en artikel 985 tweede volzin Rv daar juist aan in de weg staat.
High Courtten gronde zou moeten toetsen en een eventueel ten onrechte toegewezen deel van de vordering vervolgens zou moeten aanmerken als schadevergoeding zonder contractuele grondslag, om ten slotte te kunnen concluderen dat deze schadevergoeding geen verband houdt met enige daadwerkelijk geleden schade. Dat is niet de bedoeling van dat beperkte onderzoek.
Order, op grond van artikel 15 van het Haags Forumkeuzeverdrag.
7.Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2023;
- veroordeelt Medeon in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Siem tot vandaag vastgesteld en daarna begroot op in totaal € 3.404,-;
- bepaalt dat als Medeon niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan deze proceskostenveroordeling heeft voldaan en Siem haar deze beschikking vervolgens heeft laten betekenen, Medeon de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.