[betrokkene 1] heeft als getuige verklaard:
“Op de dag van het verkeersongeval reed ik vanaf Amsterdam naar huis over de A2 richting Utrecht/Wageningen. Ik reed in een Peugeot 607, het was druk op de weg, alle rijbanen waren bezet. Ik reed op de meest linkerbaan met een snelheid van ongeveer 100 km/uur. Op enig moment naderde mij met hogere snelheid een Porsche met een Belgisch kenteken. Hij wilde mij passeren en reed enige tijd vlak achter mij aan op een afstand van misschien 5-10 meter. Hij knipperde en seinde met groot licht. Hij maakte ook stuurbewegingen richting de vluchtstrook waaruit ik opmaakte dat hij mij wilde passeren. Dit heeft denk ik 5 tot 7 minuten geduurd. Dat is het gevoel dat ik erbij had. Ik voelde mij er niet prettig bij en ben naar rechts gegaan zo gauw dat kon. De Porsche passeerde mij snel en ging ook naar rechts. Er was toen voor mij nauwelijks ruimte. Hij remde vlak voor mij, waarop ik automatisch ook remde. Mijn auto raakte in onbalans en begon te stuiteren, dat was een links-rechts beweging. Ik raakte in een slip. Ik kwam op de
meest rechterbaan terecht en werd vervolgens geraakt van achteren door een bus met aanhanger. Misschien was mijn motor toen al afgeslagen, dat weet ik niet meer. Maar door de botsing met de bus werd ik weer over de weg geduwd, en ik eindigde op de linker vluchtstrook. De locatie weet ik niet zeker meer, maar ik meen dat dat in de buurt van Abcoude was. Ik baseer dat laatste erop dat ik aangifte heb moeten doen, en ik meen mij te herinneren dat toen is opgenomen dat het bij Abcoude was. Het was overdag en normaal weer, in ieder geval
regende het niet. Ik heb de Porsche zien aankomen in de spiegel vanaf een afstand van misschien 100-200 meter. Ik had de Porsche niet eerder waargenomen. (…)
U leest mij een passage onder 3 voor uit de schriftelijke verklaring die ik op verzoek van Klaverblad heb opgesteld. Deze verklaring is overgelegd als productie 4 bij de inleidende dagvaarding. Ik herinner mij nog goed hoe mijn poging om aangifte te doen is verlopen. Ik word er emotioneel van nu u dit voorleest. Het raakte mij omdat ik zelf bij het ernstige ongeluk betrokken was en ik door de politie niet goed geholpen werd. (…)
U vraagt mij of ik een reden had om op de meest linkerbaan te rijden. Dat was niet het geval. De situatie was dat iedereen rond de 100 km/uur reed, de maximum snelheid, behalve de Porsche. Zoals ik al gezegd heb was het druk op de weg en er is daar trajectcontrole dus niemand rijdt te hard. Waarschijnlijk reed ik wel iets harder dan de auto’s rechts van mij, maar ik kon geruime tijd niet naar rechts door de drukte. Er was geen file en ook geen verminderde
doorstroming.
U vraagt mij of ik mogelijk iets gedaan heb waardoor de Porsche bestuurder geïrriteerd zou zijn geraakt. Ik heb niet anders gedaan dan, zoals ik al verklaard heb, met een constante snelheid van ongeveer 100 km/uur doorrijden. Ik gebruik altijd de cruise control, dus dat zal op dat moment ook het geval zijn geweest. Ik heb geen noodstop gemaakt. Ik heb niet links en rechts ingehaald, en ik heb mij aan de verkeersregels gehouden. Het was niet dat ik echt geïrriteerd was door de situatie, maar de Porsche bestuurder zat veel te dicht achter mij en dat was een onveilige situatie. Als iets dergelijks zich nu weer zou voordoen, zou ik misschien extra gas geven zodat ik sneller naar rechts zou kunnen gaan. Ik ben toen 100 km/uur blijven rijden, wat ook de maximum snelheid was, en heb afgewacht tot er rechts ruimte was om naar rechts te gaan. Het was een uitzonderlijke situatie en dergelijk agressief rijgedrag had ik nog nooit meegemaakt. (…)
Het klopt dat ik eerder al heb verklaard dat de Porsche bestuurder mij met een vileine, dreigende blik aankeek op het moment dat hij mij inhaalde. Ik voelde mij daar niet prettig bij.”.