Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 28 juni 2023, waarmee de vrouw in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, van 29 maart 2023 (hierna: het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van de vrouw, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de man, met bijlagen;
- de producties 4 tot en met 8 die de man ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Procedure in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.” Met deze verplichting en die van artikel 111 lid 3 Rv, van toepassing in hoger beroep op grond van artikel 353 Rv, wordt beoogd om de rechter volledig en juist in te lichten en wordt tot uitdrukking gebracht dat de essentiële gegevens zo snel mogelijk in de procedure worden gebracht. Wanneer eenmaal op grond van een bepaalde feitenconstellatie aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te geven in een geschil, dan mag een partij de taak van de rechter, een juiste beslissing te geven over het geschil van partijen, niet bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken, door hem benodigde gegevens, die wel binnen het bedoelde kader vallen, te onthouden (MvA I, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 152).
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2023;
- veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de man tot aan deze uitspraak bepaald op € 343,- aan griffierecht en € 2.428,- aan salaris advocaat;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
mr. E.C.C. Punselie en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.