ECLI:NL:GHDHA:2024:1039
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.A. Bosman
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- M.J.M. van der Weijden
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de waarde van een hotel op basis van de Wet WOZ
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van [X] B.V. tegen de Heffingsambtenaar van Belastingen Bollenstreek. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een hotel, gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], door de Heffingsambtenaar op basis van artikel 17 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Heffingsambtenaar had de waarde van het hotel vastgesteld op € 35.694.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2021. De Rechtbank Den Haag had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2024 heeft de gemachtigde van belanghebbende zijn grieven toegelicht. De Heffingsambtenaar diende aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de waarde van het hotel correct was vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de waarde in goede justitie moest worden vastgesteld op € 33.000.000, en vernietigde de eerdere uitspraak van de Rechtbank, evenals de beschikking van de Heffingsambtenaar. Tevens werd de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten van belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de bewijslast van de Heffingsambtenaar en de noodzaak om de waardering van onroerende zaken op een transparante en controleerbare manier te onderbouwen. Het Hof heeft de waarde van het hotel vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens en de argumenten van beide partijen, waarbij het belang van een goede onderbouwing van taxaties in de vastgoedsector wordt onderstreept.