ECLI:NL:GHDHA:2024:1016

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
22-001377-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van actieve ambtelijke omkoping van een raadslid/wethouder in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van actieve ambtelijke omkoping van twee wethouders, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in de periode van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2019. De tenlastelegging omvatte het doen van giften en beloftes aan deze ambtenaren met het oogmerk hen te bewegen in hun functie iets te doen of na te laten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet als pleger of medepleger van het tenlastegelegde feit kan worden aangemerkt. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastelegging, maar de officier van justitie stelde hoger beroep in. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete eiste, niet gehonoreerd. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard als pleger van de omkoping, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zelf enige gift heeft gedaan. De rol van de verdachte in de zaak werd als te beperkt beschouwd om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001377-23
Parketnummer: 71-117760-22
Datum uitspraak: 21 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft op 4 mei 2023 onbeperkt hoger beroep ingesteld. Bij akte van 28 juni 2023 is het hoger beroep door de officier van justitie partieel ingetrokken ten aanzien van feit 1.
Dit betekent dat in hoger beroep alleen feit 2 nog aan de orde is .
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2019 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, één of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (in zijn/hun hoedanigheid van raadslid en/of wethouder van de gemeente Den Haag), één of meerdere gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten -zakelijk weergegeven -:
- de betaling van een of meerdere factu(u)r(en) voor (een) advertentie(s) in lokale kranten en/of de kosten voor de aanschaf van en/of reparatie(s) aan een campagnebus voor de verkiezingscampagne 2018 [de Partij], ter hoogte van € 31.859,33 en/of € 3.455 en/of € 7.750,- en/of € 6.413,-, althans enig(e) geldbedrag(en) (gedaan door en/of namens hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of [bedrijf 1])
en/of
- het (mede)financieren van één of meer (verkiezings)bijeenkomst(en) van [de Partij] in zalencentrum [zalencentrum] en/of de betaling van eten en drinken voor deelnemers aan één of meer (verkiezings)bijeenkomst(en) van [de Partij] in zalencentrum [zalencentrum]
en/of
- het verwerven van een of meerdere stempas(sen) en/of (daarbij) één of meerdere volmachtbewij(s)(z)en (al dan niet tegen betaling) ten behoeve van het verkrijgen van stemmen (ten behoeve van [de Partij] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 1] en/of [medeverdachte 3]),
althans enige gift en/of belofte heeft/hebben gedaan en/of enige dienst heeft/hebben verleend en/of aangeboden, zulks
(1°) (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te bewegen in zijn/hun bediening iets te doen en/of na te laten en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in zijn/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, te weten (telkens) - zakelijk weergegeven -:
- het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] enerzijds en hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of (een) aan hem/hen gelieerde vennootschap(pen) (te weten onder meer [bedrijf 1]) anderzijds, dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tegenover hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of (een) aan hem/hen gelieerde vennootschap(pen) niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbevooroordeeld en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van (een) beslissing(en) in relatie tot hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of (een) aan hem/hen gelieerde vennootschap(pen) als in het geval dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of (een) aan hem/hen gelieerde vennootschap(pen), die gift(en) en/of belofte(n) niet had(den) gedaan en/of die dienst(en) niet had(den) verleend en/of aangeboden en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die gift(en) en/of belofte(n) en/of die dienst(en) niet had(den) aangenomen
en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of (een) aan hem/hen gelieerde vennootschap(pen).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 160 uren en een geldboete van € 7.000,-, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, indien de verdachte niet integraal wordt vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Omdat de verdachte integraal wordt vrijgesproken, zal het hof niet nader in gaan op dit verweer.
Beoordeling van het tenlastegelegde feit
1.
Inleiding
Het hof gaat op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte is de broer van [medeverdachte 3] (ook wel ‘[medeverdachte 3]’ genoemd). [medeverdachte 3] is ondernemer en was (via zijn holding) eigenaar van de vennootschap [bedrijf 1], waarmee hij het zalencentrum [zalencentrum] aan de [straatnaam] in Den Haag exploiteerde (hierna: [zalencentrum]). De verdachte was in de tenlastegelegde periode werkzaam als salesmanager bij dit zalencentrum.
[de Partij] was een lokale politieke partij in de gemeente Den Haag.
Op 19 maart 2014 deed [de Partij] voor het eerst mee aan de gemeenteraadsverkiezingen en behaalde drie raadszetels. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018 is de naam van [de Partij] gewijzigd in ‘[de Partij]’. Voor de leesbaarheid van dit arrest noemt het hof deze politieke partij hierna: de Partij. De Partij was georganiseerd in de ‘[vereniging 1]’ (hierna: de Vereniging).
[medeverdachte 1] was in de tenlastegelegde periode eerst gemeenteraadslid namens de Partij en later wethouder. Hij was tevens fractievoorzitter en partijleider van de Partij. [medeverdachte 2] was in die periode eerst gemeenteraadslid namens de Partij en daarna wethouder. Hij was ook campagneleider voor de Partij tijdens de verkiezingen van 2018. Zij stonden beiden ook op de kieslijst van de Partij, [medeverdachte 1] als lijsttrekker en [medeverdachte 2] op de 2e plaats. [medeverdachte 3] stond (net als in 2014) als lijstduwer op de kieslijst van de Partij. De partner van de verdachte was in 2018 eveneens verkiesbaar; zij stond op de 4e plaats op de kieslijst.
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018 werd de Partij met acht zetels de grootste politieke partij van Den Haag. Zij leverde twee wethouders aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college). [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] traden op 7 juni 2018 toe tot het college. [medeverdachte 1] werd wethouder Economie, Sport en Buitenruimte en eerste locoburgemeester van Den Haag. [medeverdachte 2] werd wethouder Financiën, Integratie en Stadsdelen. De partner van de verdachte werd toen raadslid in de gemeenteraad van de gemeente Den Haag.
2.
Inhoud van de tenlastelegging
Kort samengevat wordt de verdachte verweten dat hij tussen 1 mei 2017 en 1 oktober 2019 (alleen of samen met een of meer anderen) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft omgekocht. Dit zou hij hebben gedaan door 1) het betalen van facturen voor advertenties en voor de kosten voor de aanschaf en reparaties van een campagnebus, 2) het financieren van bijeenkomsten van de Partij in zalencentrum [zalencentrum], 3) het verwerven van stempassen en volmachtbewijzen ten behoeve van stemmen op de Partij.
De verdachte zou daarbij het oogmerk hebben gehad om een relatie met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te bouwen, waarin zij niet meer integer en neutraal jegens hem (of medeverdachte(n)) of aan hem gelieerde vennootschap(pen) konden beslissen of om een voorkeursbehandeling te krijgen.
Deze tenlastelegging is gebaseerd op artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
3.
Deelvrijspraken
Overeenkomstig de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat de hierboven als 2e en 3e genoemde omkopingsmiddelen, te weten het financieren van bijeenkomsten in zalencentrum [zalencentrum] en het verwerven van stempassen en volmachtbewijzen, niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ter zake van de overige tenlastegelegde omkopingsmiddelen overweegt het hof het volgende.
4.
Ambtenaar
Ten behoeve van de beoordeling van het feit stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de hele tenlastegelegde periode ambtenaren in de zin van artikel 177 Sr waren, eerst als raadsleden, daarna als wethouders.
5.
Gift, belofte of dienst aan een ambtenaar
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of het betalen van facturen voor advertenties en voor de kosten voor de aanschaf en reparaties van de campagnebus kunnen worden aangemerkt als gift aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 177 Sr. Daarbij stelt het hof voorop dat het doen van een gift of belofte of het verlenen of aanbieden van een dienst in artikel 177 Sr een bijzondere betekenis heeft. Het omvat elke gift, belofte of dienst (het hof zal deze hierna verder samen aanduiden met alleen het woord ‘gift’) van iets dat voor de ambtenaar enige waarde heeft. Dat kan een kleine gift zijn; dus een laag geldbedrag of een geringe belofte of dienst. Het kan evenzeer een gift zijn aan een ander van iets dat voor de ambtenaar waarde heeft. Een betaling -rechtstreeks- aan een politieke partij kan dus een gift als bedoeld in artikel 177 Sr zijn, als die voor de ambtenaar waarde heeft.
[medeverdachte 3] heeft betalingen gedaan voor advertenties en een campagnebus. Deze betalingen zijn gedaan voor de promotie van de Partij in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren beiden actief in de verkiezingscampagne in 2017 en 2018. [medeverdachte 1] had met [medeverdachte 3] afgesproken dat [medeverdachte 3] de facturen daarvan zou betalen en mailde op 2 januari 2018 aan [medeverdachte 3]: “
Hoi [medeverdachte 3], Naar welk factuuradres kunnen de facturen voor de lokale kranten? Dat is dat budget van 30.000 euro dat we besproken hebben bij [horecagelegenheid]. Geef vanmiddag een overzicht aan je mee.” Het bedrag van € 30.000,- was op de begroting voor de campagne gekomen, een begroting waarvoor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (mede)verantwoordelijk waren.
Daarnaast streefden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] er naar dat de Partij zoveel mogelijk stemmen zou behalen bij de verkiezingen, zodat de Partij zoveel mogelijk invloed zou kunnen uitoefenen op het beleid en de besluitvorming van de Gemeente. Zij stonden hoog op de kieslijst en - afhankelijk van de uitkomst van de verkiezingen en de coalitieonderhandelingen - zouden zij raadslid en (mogelijk) wethouder kunnen worden.
De betalingen waren daarom giften aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de zin van artikel 177 Sr.
6.
Rol van de verdachte bij het doen van de giften
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte als pleger kan worden aangemerkt. Uit de stukken blijkt niet dat hij zelf enige gift heeft gedaan (betalen voor de advertenties of voor de campagnebus).
Het hof is ook van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde nog het volgende af.
[medeverdachte 3] heeft de facturen voor advertenties van de Partij in kranten van januari, februari en maart 2018 voor in totaal € 31.859,33 betaald via de bankrekening van zijn bedrijf [bedrijf 1]. [medeverdachte 3] heeft voorts via zijn bedrijf [bedrijf 1] meebetaald aan de aanschaf van een campagnebus en aan de [vereniging 1] betalingen gedaan ter dekking van kosten van de campagnebus.
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte een rol heeft gehad bij het doen van voornoemde betalingen. Zo was de verdachte geen (mede-)eigenaar of bestuurder van [bedrijf 1] of [zalencentrum], maar was hij daar enkel werkzaam als salesmanager. Uit het dossier blijkt ook niet dat het inkomen van de verdachte werd beïnvloed door inkomsten of uitgaven van [bedrijf 1] of [zalencentrum].
De feiten en omstandigheden die het Openbaar Ministerie in het kader van het medeplegen van het doen van de betalingen heeft aangedragen, inhoudende dat de verdachte op de hoogte was van de betalingen aan de Partij en hierover contact heeft gehad met [medeverdachte 1], zijn onvoldoende voor het oordeel dat de verdachte de betalingen tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] heeft gedaan.
7.
Rol van de verdachte voor het overige
Het hof is - anders dan het Openbaar Ministerie - van oordeel dat ook voor het overige de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan de omkoping van onvoldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. Het hof overweegt hierover als volgt.
In het dossier bevinden zich diverse gesprekken die de verdachte heeft gevoerd met [medeverdachte 1] en anderen waaruit volgens het Openbaar Ministerie de rol van de verdachte dient te worden afgeleid.
Het hof is van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte jegens derden (niet zijnde [medeverdachte 1]), onvoldoende bewijs opleveren voor de vraag of door gedragingen van de verdachte of zijn medeverdachte(n) de ambtenaren werden omgekocht zoals aan de verdachte tenlastegelegd. Het enkel met anderen praten door de verdachte over wat ‘zij’ voor de Partij zouden hebben gedaan en wat [medeverdachte 1] voor ‘hen’ zou doen, zegt nog niets over een bijdrage die de verdachte als medepleger aan de tenlastegelegde omkoping zou hebben geleverd. Er moet bovendien terughoudend worden omgegaan met de uitlatingen van de verdachte, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat deze vaak niet betrouwbaar zijn, met name gelet op de persoonlijkheid van de verdachte. Volgens het door de verdediging ingebrachte rapport van de psychiater is het goed mogelijk dat de verdachte vaak heeft gelogen. Gehoorde getuigen noemen hem “
een opscheppertje en een bluffer” en “
een praatjesmaker”. De uitlatingen van de verdachte dienen dan ook in dit licht bezien te worden. Het hof acht dan ook ten aanzien van die uitlatingen ondersteuning van andere bewijsmiddelen noodzakelijk. Dat is evenwel niet, althans onvoldoende het geval.
Ook uit de gesprekken die de verdachte met [medeverdachte 1] heeft gevoerd volgt onvoldoende dat sprake is van een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht door de verdachte. Uit het dossier volgt dat het merendeel van de contacten over sponsoring en over diverse in de zaaksdossiers genoemde onderwerpen zoals de nachtontheffing en De Schilde, plaatsvond tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en dat de verdachte daarin nauwelijks wordt genoemd (laat staan dat enige, bepaalde bijdrage van verdachte daarbij duidelijk wordt). Ook de Rijksrecherche heeft gerelateerd dat het [medeverdachte 3] was die het voor het zeggen had en dat de rol van de verdachte in dezen zeer beperkt was.
Het hof komt op grond van het voorgaande en de overige inhoud van het dossier, alles in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat over de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van het delict onvoldoende blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking bij het tenlastegelegde. Er is ook niet gebleken dat sprake is geweest van een onderlinge taakverdeling.
Omdat ook overigens niet is gebleken van enige gift, belofte of dienst die de verdachte alleen of samen met een ander aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] heeft verleend of aangeboden, komt het hof tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking,
mr. G. Dulek-Schermers en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 juni 2024.