2.3Oogmerk, ten gevolge of naar aanleiding (verband)
Voor omkoping is nodig dat er een verband is tussen de gift en een beoogde of reeds gegeven tegenprestatie. Dat verband is in artikel 177 Sr geduid met “
met het oogmerk om hem te bewegen in zijne bediening iets te doen of na te laten” (artikel 177 lid 1 sub 1 Sr) en met “
ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten” (artikel 177 lid 1 sub 2 Sr).
Voor de onderhavige zaak betekent het voorgaande in het licht van de tenlastelegging, dat voor een bewezenverklaring van de omkoping nodig is dat de verdachte (al dan niet samen met anderen) de stortingen deed en [medeverdachte 1] meenam op twee boottochten met lunch, met het oogmerk of ten gevolge of naar aanleiding van een ‘speciale relatie’ of een voorkeursbehandeling. Of zo’n oogmerk of ten gevolge of aanleiding bestaat hangt af van alle omstandigheden, waaronder de omvang en eventuele frequentie van de giften, de aard en de uiterlijke verschijningsvorm ervan, het moment waarop de giften zijn gedaan, de positie van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de overige feiten en omstandigheden van en rondom de giften.
Deze aspecten rondom de giften zal het hof hierna bespreken.
Omstandigheden rondom de stortingen
De tenlastegelegde stortingen werden in opdracht van de verdachte gedaan in twee jaren tijd door meer dan tien bedrijven. Per jaar en per bedrijf ging het om € 2.500,-. Voor de verdachte zelf stelden de bedragen naar zijn zeggen weinig voor. De optelsom is aanzienlijk, maar de Partij maakte voor een lokale verkiezing nog een veelvoud daarvan aan kosten. Al deze kosten werden betaald door Partijleden en (andere) donateurs. Subsidie kreeg de lokale Partij niet.
De verdachte liet de betalingen niet doen aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] zelf. Hij doneerde aan de Partij waar hij enthousiast over was: in 2018 aan de Vereniging en in 2019 aan de Steunstichting. De gelden werden ontvangen door (de penningmeester) van die organisaties en niet door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2].
In 2018 stond uitdrukkelijk op de overschrijvingen dat het ten behoeve van de campagne van de Partij was. In 2019 werden de bedragen overgemaakt naar de Steunstichting die bedoeld waren om onder meer de (volgende) verkiezingscampagne te financieren.
Op basis van het dossier is het hof van oordeel dat de verdachte over de stortingen geen contact heeft gehad met [medeverdachte 2]. De verdachte heeft immers verklaard dat zijn contact met de Partij zich volledig beperkte tot [medeverdachte 1]. Met [medeverdachte 1] had hij over zijn eigen stortingen in 2018 alleen contact door een melding dat het werd overgeboekt en over die in 2019 alleen of het klopt dat bedragen naar de rekening van de Steunstichting gestort konden worden. Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 1] verrast was over de hoogte van de bedragen die de verdachte had overgemaakt in 2018 en voorts is niet gebleken dat [medeverdachte 1] voorafgaand aan de overmakingen door de verdachte in 2019 hiervan op de hoogte was.
Deze laatste stortingen deed de verdachte naar zijn zeggen impulsief naar aanleiding van een algemene oproep aan alle leden in de nieuwsbrief van de Partij om (voortaan) aan de Steunstichting te doneren. De betalingen van de verdachte in 2019 kwamen voor zowel de bestuursleden van de Steunstichting als voor de Partij als een verrassing.
De verdachte heeft zelf over de stortingen in 2018 verklaard dat hij, toen hij [medeverdachte 1] ontmoette en met hem praatte, dacht: “
Hé, dat lijkt wel of die iemand is die oprecht wat wil doen.” en dat hij, toen er een moment was waarop mensen werden benaderd om te helpen te zorgen dat ze konden groeien, dacht: “
Ik ga het gewoon doen. Ik wil wel eens kijken of er een verschil gemaakt kon worden door mensen die eindelijk doen wat ze zeggen.” Volgens zijn verklaring was zijn gedachte hierachter dat, als je op een billboard wilt staan en flyers wilt drukken en dergelijke meer, je daar geld voor nodig hebt en dat de Partij dat niet veel had.
[medeverdachte 1] was op dat moment gemeenteraadslid, fractievoorzitter en nummer 1 op de kieslijst van de Partij. [medeverdachte 2] was via de Partij betrokken bij de verkiezingscampagne en hij was nummer 2 op de kieslijst van de Partij.
Na de verkiezingen werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wethouder.
De verdachte heeft over de stortingen in 2019 verklaard dat hij via de nieuwsbrief van de Partij op de hoogte werd gehouden en dat hij op een gegeven moment in 2019 bedacht van “
nou, laten we dat gewoon nog een rondje doen want ik denk dat ze het wel weer nodig hebben.” Het hof gaat er vanuit dat ‘ze’ op de Partij slaat en niet op [medeverdachte 1] (enkelvoud).
De stortingen waren bestemd voor de Partij. [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] konden dat geld niet zelf naar eigen inzicht besteden. Voorts is niet gebleken dat er bij is verteld of geschreven of afgesproken dat de raadsleden, wethouders of de Partij iets in ruil voor de geldbedragen konden, moesten of zouden doen. De stortingen werden ook niet toegezegd (bijvoorbeeld) tijdens een zakelijke bijeenkomst over vastgoedbelangen of bij een aanvraag voor een concrete ambtelijke dienst.
De verdachte heeft zelf bij zijn eerste verhoor op 4 oktober 2019 verklaard dat hij nooit gevraagd heeft om iets voor hem te regelen. Hij heeft verklaard dat het enige wat hij ooit gevraagd heeft om te regelen, voor anderen is geweest (namelijk om te kijken naar schuldsanering voor de rechtbank).
Het voorgaande wordt niet anders doordat [medeverdachte 1] op 12 juni 2019 aan een mede raadslid van de Partij zei:
“onze grootste sponsoren die eh vinden eh daar wat van hè.”en
“Ik heb de hele, halve vastgoed sector achter me aan dus het is even serieus dat we daar even goed naar kijken.”en
“Ik ga wel kijken, moet ik nu hier dat gaan oplossen? Het zijn onze, onze, daardoor zitten jullie in de Gemeenteraad door dat geld.” Dit zei [medeverdachte 1] in de context van de afwezigheid van een medewerker één dag voor de gemeenteraadvergadering over de woonagenda, waarop [medeverdachte 1] bezwaren namens de Haagse Vastgoed Sociëteit verwachtte en waarvoor [medeverdachte 1] plannen moest bespreken voor een door de Partij zelf bij de woonagenda in de gemeenteraad in te dienen motie. [medeverdachte 1] noemde hierbij niet één bepaalde sponsor of vastgoedbedrijf of de verdachte of een medeverdachte; hij noemde de ‘marktpartijen’, ‘huisvestingsverordening’, ‘spelregels versoepelen’ en ‘krantenberichten’ en sprak over ‘sponsoren’ en ‘een hele of halve vastgoedsector’ in het algemeen. De Partij zette zich (mede) voor de belangen van die sector in.
Het Openbaar Ministerie heeft er nog op gewezen dat de stortingen “verborgen” moesten blijven, omdat niet bekend mocht worden dat de toekomstige raadsleden en hopelijk wethouders zich voor de belangen van de verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zouden gaan inzetten. Het hof volgt het Openbaar Ministerie hierin niet.
De verdachte heeft verklaard dat hij graag onder de radar blijft en “
Niemand wordt er beter van om te weten wat ik doe.”
Dit komt het hof niet onaannemelijk voor, mede gelet op de verklaring van de getuige [getuige 1] hierover: “
Niet iedereen wil bekend zijn als donateur van een partij, want je krijgt ook mensen van andere politieke gezindheid in je etablissement of in je bedrijf of wat dan ook. Je wilt niet bekend staan dat je bij die of die partij hoort.” Uit het strafdossier blijkt niet dat (daarnaast) de stortingen verborgen moesten blijven, vanwege de door het Openbaar Ministerie opgegeven reden, inhoudende dat de giften werden gedaan met het oogmerk om met de wethouders een ‘speciale relatie’ of voorkeursbehandeling te krijgen of dat de giften ten gevolge of naar aanleiding daarvan werden gedaan.
Omstandigheden rondom de boottochten met lunch
De twee boottochten met lunch vonden midden in de zomer van 2018 respectievelijk midden in het reces van 2019 en elk op één dag(deel) plaats. [medeverdachte 1] was toen wethouder.
De verdachte heeft verklaard dat hij graag gaat varen, maar dat het leuker is met anderen erbij en dat hij iedereen die maar kon uitnodigde en altijd met wisselende mensen en groepen ging varen.
De boottochten gebeurden in groepsverband met deelnemers die duidelijk met elkaar verbonden waren doordat zij allen enthousiast waren voor de Partij. Uit het strafdossier blijkt dat er vooral gezellige activiteiten aan de orde waren (varen, zwemmen, eten).
Op grond van een en ander kan het hof niet vaststellen dat de verdachte met onder meer [medeverdachte 1] de boottochten met lunches maakte met het oogmerk om [medeverdachte 1] te bewegen in zijn bediening als wethouder iets voor de verdachte (of een aan hem gelieerde vennootschap of een medeverdachte) te gaan doen of nalaten of ten gevolge of naar aanleiding van wat [medeverdachte 1] had gedaan of nagelaten in zijn bediening als wethouder.
Overige feiten en omstandigheden rondom de giften
Ten aanzien van de door het Openbaar Ministerie aangevoerde feiten en omstandigheden met betrekking tot de vraag of de giften werden gedaan met het oogmerk om of ten gevolge of naar aanleiding van een ‘speciale relatie’ of voorkeursbehandeling, overweegt het hof als volgt.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorgaande kan worden afgeleid uit de zakelijke belangen die [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en de verdachte hadden bij onderwerpen die (mogelijk) speelden in het Haagse gemeentebeleid ten tijde van het doen van de giften. Uit Whatsapp- en e-mailberichten, zoals opgenomen in het ter zitting in hoger beroep voorgedragen requisitoir, blijkt volgens het Openbaar Ministerie dat hun eigen belangen en giften door elkaar heen lopen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het dossier zit veel communicatie in de vorm van telefoongesprekken, sms-berichten, WhatsAppberichten en e-mails van verschillende mensen. Het hof acht het van belang op te merken dat zorgvuldig dient te worden omgegaan met het uitleggen van deze communicatie, en dat ook rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid van een alternatieve (deels ook al door de verdediging aangedragen) lezing. Bij de beoordeling van de communicatie dient naast het tijdstip waarop die plaatsvindt en wie de deelnemers zijn, ook de verdere context in aanmerking te worden genomen.
Het hof is van oordeel dat de communicatie waarop het Openbaar Ministerie zich beroept er onvoldoende blijk van geeft dat de tenlastegelegde giften zijn gedaan met het oogmerk om een ‘speciale relatie’ of voorkeursbehandeling te verkrijgen of dat de giften zijn gedaan ten gevolge of naar aanleiding van een ‘speciale relatie’ of voorkeursbehandeling.
Ter illustratie worden hier een aantal door het Openbaar Ministerie aangehaalde berichten genoemd waaruit volgt dat zorgvuldig met de in het dossier opgenomen communicatie dient te worden omgegaan nu deze voor meerderlei uitleg vatbaar is, waarbij met name de volgens het Openbaar Ministerie belastende berichten worden genoemd.
Het Openbaar Ministerie wijst op de sms-berichten van 18 januari 2018 waarin [medeverdachte 3] aan de verdachte vertelt over een gesprek dat hij met [medeverdachte 1] had “
over dat splitsen”, de weerstand van andere politieke partijen en in de eigen fractie (de Partij) daartegen en het niets voorstellen van de Leefbaarheidseffecten rapportage. [medeverdachte 3] sluit deze sms af met "
Moeten ze natuurlijk wel de grootste worden en als de dat worden bij de coalitie onderhandelingen dit punt overeind kunnen houden. Maar goed, dat is fase 2” en vervolgens met “
Graag deze sms voor je houden, niet doorsturen maar liefst gelijk deleten anders gaat mijn kop eraf als dit uitkomt.” welke sms de verdachte beantwoordt met enkel: “Uiteraard”. Het Openbaar Ministerie noemt het vervolg van deze sms-en door [medeverdachte 3]: “
Uiteindelijk goed verhaal toch. (…) Dus eerst [medeverdachte 1] aan de macht helpen en dan ‘onder druk’ zetten dat hij dit punt niet inlevert bij de coalitieonderhandelingen. Dan kan je met een gerust hart in ieder geval nog 4 jaar doorgaan met splitsen.”, welke sms de verdachte beantwoordt met: “
Klinkt als iets voor jou! En mee eens”, waarop [medeverdachte 3] schrijft: “
hahaha… ja daar ligt een taak voor mij om dat de goede kant op te sturen, maar first things first. Dus dat was stap 1” welke sms de verdachte beantwoordt met enkel “
Stap 1”.
Uit deze berichten volgt naar het oordeel van het hof niet noodzakelijkerwijs dat de verdachte bij het doen van zijn giften (ook) het oogmerk had om daardoor een ‘speciale relatie’ of een voorkeursbehandeling te krijgen of dat hij giften deed ten gevolge of naar aanleiding daarvan. De sms-berichten betroffen immers een algemeen stadsbelang aangaande splitsen, welk punt (met de Woonagenda) onderwerp was voor een standpunt van de Partij.
Ter zake van de splitsing heeft de verdachte bovendien zelf met de bevindingen van zijn accountant RA die hij ter gelegenheid van de pleidooien heeft overgelegd, aangetoond dat hij daar geen belang bij had, zodat te interpreteren berichten van [medeverdachte 3] niet kloppen (zoals de verdachte en [medeverdachte 3] ook verklaard hebben).
Het Openbaar Ministerie wijst op een WhatsApp conversatie tussen [medeverdachte 3] en de verdachte van 8 maart 2018, waarin de verdachte over [medeverdachte 1] schrijft: “
Hij is goed bezig en houdt contact. Top! / Wij zijn samen natuurlijk ook veruit z’n grootste sponsor”. Dit schrijft de verdachte tussen sms-berichten waarin [medeverdachte 3] een Facebook bericht (of link) over (kennelijk) [medeverdachte 1] doorstuurt en aan de verdachte schrijft dat de grootste worden “
de stunt van de eeuw (en van de vorige eeuw)” zou zijn en trots schrijft over de verkiezingscampagne en zijn bijdrage daarvoor. In deze context kan de opmerking van de verdachte “
wij zijn samen natuurlijk ook veruit z’n grootste sponsor”duiden op (joligheid rond) het succes van de verkiezingscampagne. Het is niet noodzakelijkerwijs een aanwijzing voor een oogmerk om door de giften een ‘speciale relatie’ of een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen of voor giften ten gevolge of naar aanleiding daarvan.
In deze conversatie schrijft [medeverdachte 3] ook dat zijn bijdrage hem totaal geen energie kost en “
als het dan nog werkt ook is het een leuke hobby. Heb ik toch eindelijk een echte hobby gevonden.”en
“Definitieve van hobby Leuke dingen doen waar je geen poen aan verdient,”waarop de verdachte regeert met
“OK. Dan noemen we de perks … bijvangst.” Het Openbaar Ministerie voert aan dat Perks betekent: voordelen, zodat de verdachte uit was op voordelen uit de relatie met [medeverdachte 1]. Het hof overweegt dienaangaande dat - daargelaten of de verdachte met ‘perks’ en ‘bijvangst’ over voordelen sprak – dit niet noodzakelijkerwijs duidt op voordelen voor de verdachte of aan hem gelieerde vennootschappen. In de gegeven context kunnen ook een leuke hobby of grote verkiezingswinst ‘perks’ zijn en over of weer bijvangst.
Het korte WhatsApp bericht van 22 maart 2018 van de verdachte aan [medeverdachte 3]:
“Leuk. Nu cashen!”hoeft evenmin noodzakelijkerwijs op een eigen financieel of ander persoonlijk gewin van hem of een medeverdachte of een gelieerde vennootschap te slaan. Deze opmerking kwam na bericht van [medeverdachte 3] over de grote verkiezingsoverwinning van de Partij. In die context kan cashen ook zien op iets anders dan geld of persoonlijk gewin.
Het bericht van 10 juli 2018 dat de verdachte voor de boottocht aan [medeverdachte 3] stuurde: “
Geen ‘buitenstaanders’ lijkt mij”, is te vaag om op grond daarvan aan te nemen dat tijdens boottochten met lunch persoonlijke (vastgoed)belangen zouden worden besproken of dat de boottochten (anderszins) waren bedoeld om eigen zakelijke belangen te dienen. ‘Buitenstaanders’ kan immers zien op allerlei soorten mensen die de verdachte om hem moverende redenen liever niet op de betreffende boottocht meenam.
De telefonische mededeling van [medeverdachte 1] aan zijn vriendin na de tweede boottocht: “
Maar goed, kunnen wel hier weer goede dingen uit komen.” Het hof is van oordeel dat deze mededeling te weinig concreet en specifiek is om te kunnen duiden op wederdiensten aan de verdachte of een ‘speciale relatie’ of voorkeursbehandeling als bedoeld in de tenlastelegging. Een dergelijke opmerking uit de mond van een Haagse politicus kan zien op goede dingen voor de hele stad. In elk geval is op grond van die woorden niet vast te stellen dat [medeverdachte 1] doelde op geld of beloften of diensten van de verdachte in ruil voor een ‘speciale relatie’ of een voorkeursbehandeling.
Het hof is van oordeel dat uit de communicatie niet noodzakelijkerwijs volgt, anders dan het Openbaar Ministerie stelt, dat de verdachte ten tijde van het doen van de giften (ook) het oogmerk had om daardoor een ‘speciale relatie’ of een voorkeursbehandeling te krijgen dan wel dat hij de giften heeft gedaan ten gevolge of naar aanleiding daarvan. Evenmin blijkt dit uit andere communicatie uit het dossier of uit de communicatie in onderling verband en samenhang bezien.
Ten aanzien van de door het Openbaar Ministerie aangevoerde zakelijke belangen overweegt het hof als volgt.
Voor zover er al sprake is van een zakelijk belang van de verdachte en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] bij het handelen van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in bepaalde zaaksdossiers, is het hof van oordeel dat ook gelet op de gedragingen van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], zoals deze naar voren komen in de diverse zaaksdossiers en door het Openbaar Ministerie in het requisitoir zijn aangehaald, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van een verband tussen enerzijds de stortingen aan de Partij en de boottochten met lunch voor [medeverdachte 1] en anderzijds een (specifiek zakelijk) belang (zoals bijvoorbeeld bij het Haagse gemeentebeleid over de onderwerpen erfpachtsuppletie, het splitsen van woningen, de zelfbewoningsplicht, bij de bouw achter Plein 1813 en bij een pand aan de Scheveningseveer, zoals aangevoerd door het Openbaar Ministerie).
Voor zover uit het dossier blijkt van contacten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] over deze onderwerpen, noemde de verdachte geen eigen belang en toonde hij zich eerder als gesprekspartner met een informerende en adviserende rol over vastgoedonderwerpen in het algemeen of over concreet vastgoed in het belang van de stad.
Naar het oordeel van het hof kan uit de communicatie niet worden geconcludeerd, in weerwil van de overige feiten en omstandigheden rondom de giften, dat de giften zijn gedaan met het oogmerk op of ten gevolge of naar aanleiding van een ‘speciale relatie’ of een voorkeursbehandeling.