In het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 14 november 2014 door de twee politiebeambten in kwestie, staat het volgende. De namen van de verbalisanten zijn in verband met hun privacy verkort tot G. en D.
“Op vrijdag 14 november 2014 omstreeks 20.09 uur bevonden wij, verbalisanten G.en D., ons in uniform gekleed en met wijkzorgsurveillance belast binnen bureau van politie […] . Alhier kregen wij van de dienstdoende wachtcommandant het verzoek te gaan naar [adres] alwaar geluidsoverlast uit die woning zou komen. (…) Wij, verbalisanten, hoorden dat er meerdere malen op verschillende plaatsen in de bovenliggende woning hard gebonkt en gestampt werd. Wij, verbalisanten, hadden de indruk dat er een schermutseling in perceel [huisnummer] plaatsvond. Dit vermoeden werd bevestigd door de melder welke verklaarde dat er zojuist, vlak voordat wij, verbalisanten, ter plaatse kwamen, hard geschreeuwd werd uit perceel [huisnummer] en dat het leek alsof er dingen kapot gegooid werden.(…)Nadat wij, verbalisanten, voldoende geluidsoverlast hadden geconstateerd, besloten wij aan te bellen bij het overlastveroorzakende adres, [adres]. Alhier opende de ons, verbalisanten, ambtshalve bekende mevrouw [appellante] (verder: moeder), de deur. De moeder bleef in de deuropening staan, hield de deur op een kier en blokkeerde het zicht van de hal van de woning. Wij, verbalisanten, vertelden moeder dat wij een melding hadden ontvangen terzake geluidsoverlast en dat wij wilden weten of alles in orde was. Hierop begon moeder direct te schreeuwen dat ik, verbalisant G., agressief was en dat ik de vorige keer dat ik in haar woning was haar ook al agressief had behandeld. Wij, verbalisanten, benadrukten dat wij ons zorgen maakten en dat wij de indruk hadden dat er geweld danwel een schermutseling in de woning had plaatsgevonden. Wij, verbalisanten, vroegen aan de moeder of haar dochter naar de deur wilde komen zodat we goed konden zien hoe het gesteld was met de gezondheid van de dochter en teneinde te bekijken of de dochter zichtbaar letsel had.(…)De dochter bleef zich verschuilen achter de deur en weigerde naar de deur te komen. Wij, verbalisanten, hoorden dat de dochter met een timide stem zei dat alles in orde was. Gezien het feit dat wij, verbalisanten, de dochter niet gezien hadden en niet hebben kunnen controleren of daadwerkelijk alles in orde was hebben wij, verbalisanten, tegen moeder gezegd dat wij op grond van hulpverlening (art. 3 Politiewet 2012) de woning gingen betreden teneinde zorg te verlenen aan hen die dat behoeven. De dringende noodzakelijkheid bleek uit het feit dat moeder haar dochter niet aan de deur wilde laten zien, uit het feit dat er veel gebonk en andere herrie uit de woning kwam en dat er volgens de melder geschreeuw uit de genoemde woning kwam. Hierop blokkeerde moeder de toegang naar de woning door de deur stevig vast te houden en in de deuropening te blijven staan. Moeder schreeuwde hierbij dat we niet naar binnen mochten. Vervolgens hebben wij, verbalisanten, moeder aangehouden terzake het veroorzaken van overlast en belemmering van ambtshandelingen (het rechtmatig betreden van de woning). Hierop pakten wij, verbalisanten, moeder bij twee armen vast en trokken wij moeder naar de gallerij.(…)Moeder verzette zich hevig door haar arm krachtig een andere richting op te trekken dan waar wij haar naar toe trokken en door naar ons, verbalisanten, te slaan en schoppen. Ik, verbalisant G.., voelde dat moeder mij met haar arm en/of hand of mijn linker bovenarm sloeg. Ik, verbalisant G., ondervond hieraan geen pijn of letsel. Ik, verbalisant D., voelde en zag dat moeder mij tegen mijn rechterbeen schopte. Ik, verbalisant D., zag dat moeder kennelijk opzettelijk en met veel kracht haar been boog en met de binnenkant van haar voet tegen mijn been aan schopte. Ik, verbalisant D., ondervond hieraan pijn en letsel. Dit letsel is (nog) niet zichtbaar. Op het moment dat wij, verbalisanten, probeerden de moeder onder controle te krijgen middels de ons, verbalisanten, aangeleerde controletechnieken, hoorden en zagen wij dat dochter de galerij op kwam rennen. Wij, verbalisanten, zagen en voelden dat dochter ons sloeg en schopte. Dochter schreeuwde hierbij: “Als je mijn moeder niet loslaat spring ik naar beneden”. Voorts zei ik, verbalisant G., tegen verbalisant D.dat hij moest voorkomen dat dochter naar beneden zou springen en dat hij moest proberen dochter onder controle te brengen en dat ik, verbalisant G., zou proberen moeder onder controle te krijgen. In de tussentijd voelde ik, verbalisant G., dat moeder mij met haar rechter hand bij de hals van mijn jas beetpakte en niet wilde loslaten. Ik, verbalisant G., pakte met mijn linkerhand mijn portofoon teneinde via de dienstdoende meidkamercentralist met spoed een politieauto erbij te vragen. Ik, verbalisant G., sommeerde moeder meerdere malen op niet mis te verstane wijze dat als zij haar verzet niet staakte, dat ik dan nog meer geweld zou gaan gebruiken en dat ik uiteindelijk pepperspray zou gaan gebruiken tegen moeder. Vervolgens zag ik, verbalisant G., dat dochter al schreeuwend naar mij toe kwam rennen en druk met haar armen zwaaide terwijl verbalisant D.haar onder controle probeerde te brengen. Teneinde te voorkomen dat dochter mij, verbalisant G., nog meer in gevaar zou brengen plaatse ik, verbalisant G., een vuiststoot op de borst van dochter. Wij, verbalisanten, zagen dat dochter hierop lastig adem haalde en vervolgens begon te hyperventileren op de grond. Op dit moment zagen wij, verbalisanten, kans om moeder naar de grond de werpen middels een heupworp en op de grond onder controle te brengen en in de transportboeien te plaatsen. Op het moment dat moeder op de grond in de transportboeien lag, stibbelde zij nog steeds tegen door wild met haar benen te schoppen. Terwijl verbalisant D. op moeder bleef zitten om haar onder controle te houden probeerde ik, verbalisant G., de transportboeien bij dochter aan te leggen teneinde haar op die manier onder controle te krijgen.(…)Uiteindelijk hebben wij, verbalisanten, zowel dochter en moeder onder controle gehouden totdat een extra politie-eenheid ter plaatse was.”