Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 juli 2021, waarmee Corpocon in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 22 april 2021;
- het arrest van dit hof van 23 november 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 februari 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de memorie van grieven van Corpocon, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [verweerder] .
3.Feitelijke achtergrond
Geachte heer [X] ,
4.Procedure bij de rechtbank
5.De vordering in hoger beroep
6.De beoordeling in hoger beroep
Mocht de tegenpartij alle BGK kosten conform feitelijke kosten betalen dan is de heer [naam 3] en de heer [verweerder] geen enkel percentage verschuldigd. Dit conform de geldige LSR richtlijnen. Wij brengen nimmer dubbele kosten in rekening en onderschrijven de geldende LSA en Letselschade Keurmerk richtlijnen.”Deze clausule in het contract kan niet anders worden uitgelegd dan dat Corpocon géén recht heeft op 30 % van de door [verweerder] ontvangen schadevergoedingen, als de verzekeraar de feitelijke kosten van Corpocon heeft vergoed. Het contract vermeldt niet wat bedoeld is met “alle BGK kosten conform feitelijke kosten”. Voor zover het contract voor meerderlei uitleg vatbaar is, geldt dat sprake is van een overeenkomst tussen professionele dienstverlener en een consument, die door de professionele dienstverlener is opgesteld, waarbij die overeenkomst in het voordeel van de consument moet worden uitgelegd. Gezien dit uitgangspunt mocht [verweerder] “alle BGK kosten conform feitelijke kosten” zo begrijpen dat hij geen kosten verschuldigd zou worden indien de aansprakelijke partij (in dit geval Delta Lloyd) de in redelijkheid vast te stellen kosten aan Corpocon zou vergoeden.
De kostenregeling conform contract is bekend en naar waarheid en volledige instemming van [verweerder] getekend, hij bevestigt dit nogmaals. Er is niets ‘gestolen’.
[verweerder] erkend en bevestigd verder finaal dat de vorige belangenbehartiger mr. [naam 4] 3.800 eu na vele jaren finaal als eindbedrag aanbood en er niets meer in zat. CCL BV zulks na vele inspanningen toch wist te verhogen na overleg met DL en kosten navenant (zie contract) c.q. aanvullende kosten altijd al mocht verrekenen, na alle extra inspanning van CCL BV bleef er minimaal 2 x 3.800 euro over met insteming en akkoord van [verweerder] , immers was dat de doelstelling. Meer dan dat zat er bewijsrechtelijke niet in en alle ingehouden bedragen zijn conform afspraak legitiem verrekend met en door CCL BV, altijd naar volle tevredenheid van [verweerder] .
De ruimschoots te late achteraf verwijten voor meer geld door [verweerder] zijn lasterlijk en teneinde door ons een gerechtelijke incasso en rechtszaak te voorkomen tegen hem dient [verweerder] z.s.m. deze ondergetekende verklaring en akkoord verklaring met kosten verrekening bij ons vrijwillig ondertekend in te leveren, mochten wij deze uiterlijk 25-01-2016 niet alsnog ontvangen hebben, gaan wij genoodzaakt over tot het nemen van rechtsmaatregelen d.d. 27-01-2016 tegen [verweerder] . Wij verhalen alle kosten daarvoor op U.”
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 22 april 2021, met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke rente die is opgenomen in de veroordeling in conventie onder het eerste gedachtenstreepje en bepaalt dat de ingangsdatum van de wettelijke rente 27 september 2018 is;
- veroordeelt Corpocon in de kosten van het hoger beroep, aan de zijden van [verweerder] tot op de datum van dit arrest begroot op € 338,- aan griffierecht en € 1.672,- aan kosten advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.