In deze zaak heeft [X] B.V. hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die op 10 mei 2022 uitspraak deed in een geschil over naheffingsaanslagen omzetbelasting en verzoeken om teruggaaf. De belanghebbende had voor de kwartalen van 2018 teruggaaf van omzetbelasting aangevraagd, maar de Inspecteur weigerde dit voor het eerste en derde kwartaal. In plaats daarvan werd een naheffingsaanslag opgelegd voor een eerder tijdvak. De Rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, maar kende wel een schadevergoeding toe voor overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof heeft de zaak op 13 april 2023 behandeld en vastgesteld dat de nageheven omzetbelasting onjuist was berekend. De belanghebbende en de Inspecteur kwamen overeen dat de naheffingsaanslag met € 20.597 moest worden verminderd. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag dienovereenkomstig verminderd. De beslissing van de Rechtbank werd bevestigd, behalve wat betreft de naheffingsaanslag, die werd vernietigd. De belastingrente werd ook verminderd in overeenstemming met de aanpassing van de naheffingsaanslag.