Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
hof] in het geding te brengen, waarmee zij de vertrouwelijkheid van die correspondentie heeft geschonden. Deze beschikking is onherroepelijk geworden.
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Beoordeling
hof] vraagt of dynamiek in het team zodanig is dat het regelmatig voorkomt dat er vanuit het management team wordt aangegeven te snel te gaan met de transitie.”, “[naam] [[voorzitter CvB],
hof] geeft aan dat hij ook andere signalen via de hulplijnen (OR, Ombudsman) ontvangt dat er onrust bij Finance is (stress, voelen zich niet gewaardeerd, mensen zijn ongelukkig), meer dan gebruikelijk bij andere organisatieonderdelen. Lees je niet door de feedback heen.”, “[lid CvB] vraagt of die geluiden [naam] [[appellante],
hof] nog voldoende bereiken.”, “[voorzitter CvB] geeft aan dat [betrokkene 1],
hof] schrijft dat [appellante] ervan houdt om de regels om te buigen, bijvoorbeeld inschaling medewerkers, REO procedure etc.”).
uiteindelijkde uitkomst is geweest van het beraad van het CvB. Voor zover [appellante] met de zinsnede “en dit telkens in gesprekken werd bevestigd” heeft bedoeld dat het CvB
aan [appellante]haar goede functioneren heeft bevestigd, is het bewijsaanbod te vaag. Het hof heeft hierboven de verschillende uitlatingen van (leden van) het CvB besproken en daaruit komt naar voren dat ook kritische kanttekeningen werden geplaatst bij haar functioneren. Indien [appellante] heeft bedoeld bewijs aan te bieden van uitlatingen bij andere gelegenheden, waarbij in het kader van haar rechtspositie onvoorwaardelijk is gezegd dat zij goed functioneerde, had zij moeten toelichten wanneer, door wie en in welk verband. [appellante] heeft verder bewijs aangeboden van hetgeen [betrokkene 3] [destijds de voorzitter van de OR,
hof] aan [VPO] heeft gemeld “over dat de “twee a4tjes”, met verwijzing naar de memorie van grieven onder 48. Het hof begrijpt dat het erom gaat dat meldingen “vanuit haar komen (niet namens de OR), het geen officieel stuk is van de Ondernemingsraad, het geen klachten zijn maar observaties en dat de meldingen inmiddels verouderd zijn” en “Ze geeft zelfs aan het ongemakkelijk te vinden om de meldingen te delen met [VPO], omdat het erop lijkt dat de meldingen zijn verouderd en er verbeteringen zijn ingezet”. Ook dit bewijsaanbod is niet ter zake dienend. Kern van de zaak is dat het CvB signalen hadden bereikt die reden tot zorg gaven over het functioneren van [appellante]. De weging daarvan, in samenhang met andere bevindingen, was aan het CvB. Dat er reeds voor de aanstelling van [appellante] in 2018 problemen waren binnen TU Delft is zonder belang. Het is overigens ook niet in geschil. Dat [appellante] “deze problemen voortvarend heeft aangepakt” is ook niet ter zake dienend en overigens evenmin in geschil. Sterker: een van de zorgen was nu juist dat de aanpak van [appellante]
tevoortvarend was. Dat, ten slotte, er draagvlak was voor de manier waarop zij problemen aanpakte, is een zó algemene stelling dat het bewijsaanbod op dat punt te vaag is. Ook bij de mondelinge behandeling heeft [appellante] nog enkele bewijsaanbiedingen gedaan. Ook deze worden als niet ter zake dienend dan wel als te vaag verworpen.