Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/604984 / HA ZA 20-933
34 appellanten.
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 10 augustus 2021, waarmee appellanten in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2021;
- het herstelexploit van 28 december 2021;
- het anticipatie-exploit van 3 maart 2022;
- de memorie van grieven van appellanten, met één bijlage;
- de memorie van antwoord van HHSK, met bijlagen;
- de bijlagen die appellanten ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd (productie B, en productie 14 uit eerste aanleg).
3.Feitelijke achtergrond
‘Conditiën en Voorwaarden’, waarin de voorwaarden van de zojuist genoemde verkoop en de inrichting en het bestuur van de Eendragtspolder zijn vastgelegd.
4.Procedure bij de rechtbank
Conditiën en Voorwaarden, zodat die appellanten in ieder geval wetenschap moeten hebben gehad van de gepretendeerde eigendom. Het beroep op verjaring door HHSK slaagt daarom en dit beroep is door de rechtbank niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
Conditiën en Voorwaardenen naar pagina 5 van een uitspraak van de belastingkamer van dit hof van 12 januari 1976, waarin enkele passages van die
Conditiën en Voorwaardenzijn uitgeschreven.
Conditiën en Voorwaardenniet specifiek is bepaald welke percelen (aan wie) verkocht zouden worden. De
Conditiën en Voorwaardengeven slechts de randvoorwaarden waaronder die veiling plaatsvond. In de aanhef is vermeld dat
“het grootste gedeelte der Landen en Gronden”zal worden geveild. Die aanhef impliceert dat een deel van de gronden eigendom van de polder zou blijven. Op pagina 2 is daarbij vermeld dat de kopers
“met het koopen van de Landen in deze Polder (…) tot gemeene baten en schaden bekomen, de negen Watermolens (…).”Op die manier is bepaald dat de kopers van de percelen de negen watermolens in gemeenschappelijk eigendom verkregen. Een dergelijke passage ontbreekt met betrekking tot de dijkgronden. Als het standpunt van appellanten juist zou zijn, zou het voor de hand hebben gelegen dat ook voor de dijkgronden in het begin van de
Conditiën en Voorwaardenzou zijn opgenomen dat de kopers een aandeel in die gronden zouden verkrijgen.
Conditiën en Voorwaardenis op pagina 3 en 4 de volgende passage opgenomen:
Conditiën en Voorwaardenis de volgende passage opgenomen:
Conditiën en Voorwaardenop te nemen als het standpunt van appellanten juist zou zijn dat er sprake was van gemeenschappelijk eigendom van de dijkgronden.
Conditiën en Voorwaardenen is opgenomen dat “de Landerijen zullen overgaan met de daaraan behorende portiën dijkgronden.” Die passage heeft het hof in de
Conditiën en Voorwaardenzelf echter niet kunnen vinden en ook appellanten hebben die desgevraagd niet kunnen aanwijzen. Ter zitting van het hof hebben appellanten gesteld dat deze passage vermoedelijk is gebaseerd op de uitspraak van de belastingkamer van dit hof. Daarmee biedt ook dit echter geen basis voor een eigendomsverkrijging in 1760 of daarna. Een andere passage uit enig document waaruit zou volgen dat de kopers op de veiling destijds mede-eigenaar werden van de dijkgronden, hebben appellanten niet naar voren gebracht.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2021;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
- veroordeelt appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van HHSK tot op heden begroot op € 5.689,- aan verschotten en € 15.456,- aan salaris advocaat, te verhogen met € 92,67 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,67, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.