Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 16 maart 2023
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Deze aanslag is voorlopig
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 is opgelegd. De definitieve aanslag is vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.692, waarbij een bedrag van € 2.716 aan loonheffing is verrekend. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit bezwaar is afgewezen door de Inspecteur. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2023, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde via een videoconferentie. De zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op de jonggehandicaptenkorting, die volgens de wet geldt voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat zij aan deze voorwaarden voldeed, en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, omdat de Inspecteur niet verantwoordelijk was voor uitlatingen van derden.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat belanghebbende geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die tot een ander oordeel zouden leiden. Het Hof maakte de overwegingen van de Rechtbank tot de zijne en concludeerde dat de aanslag niet naar een te hoog bedrag was opgelegd. De beslissing van het Hof werd op 16 maart 2023 in het openbaar uitgesproken.