ECLI:NL:GHDHA:2023:657

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
200.290.517/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van bouwadviesbureau in relatie tot opdrachtgever bij nieuwbouwproject

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Buwa Real Estate B.V. en Parts Supply Worldwide B.V. (tezamen Buwa c.s.) en Verstoep Bouwadvies en Architectuur B.V. Buwa c.s. vorderde schadevergoeding van Verstoep, omdat zij meende dat Verstoep zijn zorgplicht had geschonden bij de bouwkundige advieswerkzaamheden voor een nieuw bedrijfspand. Het hof oordeelde dat niet is komen vast te staan dat Verstoep onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank had eerder de vorderingen van Buwa c.s. afgewezen, en het hof bekrachtigde dit vonnis. Het hof concludeerde dat de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, niet was geschonden door Verstoep. De vorderingen van Buwa c.s. waren gebaseerd op verschillende verwijten, waaronder een te optimistische raming en het niet tijdig opleveren van het bestek. Het hof oordeelde dat Buwa c.s. niet voldoende had aangetoond dat Verstoep tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De kostenverhogende keuzes die door Buwa c.s. zijn gemaakt, waren ook van invloed op de uiteindelijke kosten van het project. Het hof heeft Buwa c.s. hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.290.517/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/577926 / HA ZA 19-818
Arrest van 31 januari 2023
in de zaak van

1.Buwa Real Estate B.V.,

gevestigd in Woerden,
2.
Parts Supply Worldwide B.V.,
gevestigd in Montfoort,
appellanten,
advocaat: mr. B. van Eijk, kantoorhoudend in Woerden,
tegen
Verstoep Bouwadvies en Architectuur B.V.,
gevestigd in Krimpenerwaard,
verweerster,
advocaat: mr. R.H. Steensma, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna Buwa, Parts Supply (tezamen Buwa c.s.) en Verstoep.

1.De zaak in het kort

1.1
Verstoep heeft voor Parts Supply en/of haar zustervennootschap Buwa bouwkundige advieswerkzaamheden verricht voor de nieuwbouw van een bedrijfspand. Buwa c.s. vordert de vergoeding van schade die volgens haar is veroorzaakt doordat Verstoep bij die werkzaamheden niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Het hof oordeelt in dit arrest dat niet is komen vast te staan dat Verstoep op de door Buwa c.s. aangevoerde punten onzorgvuldig heeft gehandeld, en bekrachtigt daarom hierna het vonnis waarmee de rechtbank die vordering heeft afgewezen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 januari 2021 waarmee Buwa c.s. in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2020;
  • het arrest van dit hof van 4 mei 2021 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 mei 2021;
  • de memorie van grieven van Buwa c.s., met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van Verstoep, met bijlagen;
  • de akte van Buwa c.s., met één bijlage; en
  • de antwoordakte van Verstoep.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Parts Supply is een groothandel in bouwmachines en onderdelen. Indirect aandeelhouder en (middellijk) bestuurder van Parts Supply is de heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder]). [bestuurder] is ook indirect aandeelhouder en (middellijk) bestuurder van Buwa. Hij heeft Buwa opgericht als vastgoedvennootschap voor de nieuwbouw en exploitatie van een nieuw bedrijfspand voor Parts Supply (zie hierna onder 3.14).
3.2
Verstoep is een bouwkundig adviesbureau.
3.3
Parts Supply was zich begin 2017 aan het oriënteren op de bouw van een nieuw bedrijfspand.
3.4
In dat kader heeft F5 Projectengroep B.V. (hierna: F5) op 26 april 2017 een ontwerp gemaakt.
3.5
Ook Verstoep heeft een ontwerp voor het bedrijfspand gemaakt, op 12 mei 2017, gevolgd door een investeringsraming (hierna: de raming) op 16 mei 2017. De raming sloot op € 1.904.455,58. [1] In het ontwerp was een magazijnhal opgenomen met een begane grond en een entresol (hierna: de magazijnentresol). In de raming is het heiwerk geschat op € 27.500,-.
3.6
Op 7 juni 2017 heeft Verstoep aan Parts Supply een offerte uitgebracht voor advieswerk ten behoeve van de nieuwbouw van het bedrijfspand. Deze offerte luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Deze aanbieding is gebaseerd op het ontwerp-bouwplan d.d. 22-05-2017 dat u reeds heeft ontvangen.
Wij bieden u een compleet pakket aan werkzaamheden aan. Het is aan u of van alle diensten gebruik wilt maken. U kunt dan ook per fase opdracht geven.
Ontwerpfase (voorlopig en definitief ontwerp) (6210,- reeds gefactureerd) € 7500,-
Eindresultaat van deze fase is een compleet ontwerp, waarbij de ruimtelijke en functionele indeling van de plattegronden en architectonische verschijningsvorm van de gebouwen ontworpen zijn. Ook de indeling van het terrein is globaal ontworpen. Het eindresultaat bestaat uit een vastgelegd ontwerp van plattegronden, gevels en doorsneden en een voorlopig ontwerp van de materialisatie.
- Inventarisatie uitgangspunten (…)
- Vervaardigen schetsontwerp en voorlopig ontwerp
- Vervaardigen van een definitief ontwerp (verwerken aanpassingen en nadere uitwerking) die bestaan uit:
• Ontwerptekeningen (…)
• 3D impressies
- Overleg opdrachtgever en verwerken opmerkingen
- Maken van een investeringsraming
- Vooroverleg met gemeente (…)
- Verwerken aanpassingen en afronding tot definitief ontwerp
Aanvraag omgevingsvergunning (…)
Na goedkeuring van het ontwerp, wordt het ontwerp in deze fase technisch nader uitgewerkt. Er vindt toetsing plaats aan regelgeving, er worden technische berekeningen gemaakt. De bouwkundige onderdelen worden verder uitgewerkt en eventueel aangepast i.v.m. regelgeving(…)
Constructiewerk (…)
De constructieberekeningen worden door derden vervaardigd. Ook de constructietekeningen van de onderbouw (…) worden door de constructeur vervaardigd. De tekeningen van de bovenbouw worden door ons vervaardigd (…).
(…)
Bouwvoorbereidingstekeningen (bouwen) (…)
In deze fase worden de vergunningstekeningen nader uitgewerkt met informatie die nodig is om tot een goede prijsvorming te komen(…)
Bestek en aanbesteding (bouwen en installaties) (…)
In deze fase wordt een bestek geschreven conform onze heldere bureausystematiek. In het eerste deel van bestek worden de juridische aspecten van de relatie met de aannemer vastgelegd. In het tweede deel worden alle onderdelen van het bouwwerk in detail omschreven. Hiermee zijn de prijzen uit de aanbesteding goed vergelijkbaar en worden discussies over de kwaliteit tijdens de uitvoering voorkomen. (…)
• Bestek/technische omschrijving conform bureausystematiek
• V en G plan ontwerpfase
• Overleg en advisering bouwkundige keuzen en installaties.
• Verzorgen uitnodigingen, aanbesteding, verslaglegging aanbesteding en opstellen aanneemovereenkomst
Werktekeningen (…)
(…)
Directievoering en bouwbegeleiding indien gewenst (stelpost) (…)
(…)
Stelpost verschotten (…)
(…)”.
3.7
[bestuurder] heeft deze offerte op 16 juni 2017 aanvaard voor wat betreft de posten Ontwerpfase, Aanvraag omgevingsvergunning en Constructiewerk.
3.8
In juni 2017 heeft Parts Supply bij Rabobank een financiering aangevraagd voor de aankoop van de betrokken kavel en de bouw van het bedrijfspand. Rabobank heeft daarvoor op basis van het ontwerp en de raming van Verstoep en het afwerkingsniveau uit het ontwerp van F5 een taxatierapport laten opstellen. Op basis van dit rapport heeft Rabobank Buwa c.s. op 1 september 2017 een financiering aangeboden van
€ 1.955.000,-.
3.9
Op 29 juni 2017 heeft HIWA aan Verstoep een rapport gestuurd met resultaten van grondonderzoek op de betrokken locatie.
3.1
Op 10 juli 2017 heeft Verstoep het volgende aan [bestuurder] geschreven:
“Bijgaand de sonderingen. De draagkrachtige zandlaag begint op ca. 2,0 – 2,5m +NAP. Het maaiveld ligt op ca. 3,4m +NAP. Dit betekent dat we op staal zouden kunnen funderen maar dat er dan ca. 1 tot 1,5m afgegraven moet worden en dan weer deels zand terug.
I.v.m. de hoogte van het gebouw komt er ook best veel trek (door de wind) op de fundering. Palen hebben dan weer de voorkeur.
Het fundering op staal of op palen zal qua prijs sterk afhangen van de mogelijkheid van de aannemer om de vrijgekomen grond snel ergens te kunnen gebruiken. Ik denk dat het makkelijker is om de randbalken te onderheien (vanwege de trek en minder betonwerk/graafwerk). De vloer van de bedrijfshal kan wellicht wel op staal en daarom denk ik dat het verstandig is deze op twee manieren uit te werken zodat de aannemer de voordeligste wijze kan aanbieden. Heien of afgraven en weer aanvullen.”
3.11
Op 10 augustus 2017 heeft [bestuurder] (samengevat) aan Verstoep geschreven dat hij een aantal stalen bokken wilde laten maken voor de opslag van ongeveer vijftien hydraulische cilinders met een totaal gewicht van 21 ton, en gevraagd of dat consequenties zou hebben voor de vloerbelasting op de magazijnentresol.
3.12
Verstoep heeft hier op 14 augustus 2017 op geantwoord dat zij de belasting voor de verdiepingsvloer met de constructeur heeft bekeken, dat de bokken een belasting van ongeveer 1.000 kg/m2 opleveren, dat dit “behoorlijk maar goed te doen” is, maar dat het wel belangrijk is dat de bokken gelijkmatig worden belast. Verstoep heeft in dat bericht ook voorgesteld dat een kolommenrij zou kunnen worden toegevoegd om de overspanning van de verdiepingsvloer te verminderen.
3.13
Daarop heeft [bestuurder] op dezelfde datum gereageerd met een aantal vervolgvragen met betrekking tot de belasting van de magazijnentresol en het voorstel om na zijn vakantie een afspraak te maken.
3.14
Buwa is opgericht op 24 augustus 2017.
3.15
Na 25 augustus 2017 is aan Verstoep opdracht gegeven om voor de bouw van het bedrijfspand een bestek op te stellen.
3.16
Op 13 oktober 2017 heeft [bestuurder] onder andere het volgende gevraagd aan Verstoep:
“De kosten raming voor het hele bouw project, heb je die voor mij in Excel?Ik wil voor mezelf een overzicht gaan bijhouden van de kosten/offertes en de kosten raming.”
3.17
Verstoep heeft daarop onder andere geantwoord dat hij zou kijken of hij de raming naar Excel kon exporteren en het volgende aan [bestuurder] bericht:
“De entresolvloer magazijn gaan we uitvoeren in 2ton/m2. Wel moet ik dan 320mm dikke betonplaten toepassen ipv 260mm dik. Maar dat moet lukken. Is het bezwaarlijk als ik de elektrowerkplaats iets lager maak? Of moeten we de vloer omhoog halen. De elektra werkplaats wordt dan 2340mm hoog. De revisiewerkplaats 6cm lager maken kan ook.”
3.18
[bestuurder] heeft per kerend e-mailbericht als volgt op deze laatste passage gereageerd:
“Klinkt goed, beter de elektra werkplaats iets lager maken maar. De revisie werkplaats is de hoogte het belangrijkst. Die moet je zo hoog mogelijk houden”
3.19
Eveneens op 13 oktober 2017 heeft Verstoep aan Buwa een conceptbestek voor de nieuwbouw van het bedrijfspand gestuurd.
3.2
Op 31 oktober 2017 heeft Verstoep voor zover van belang het volgende aan [bestuurder] geschreven:
“De grondmechanicus van WIHA heeft gisteren de proefberekening voor de fundering op staal afgerond. Het zandpakket is sterk genoeg voor de fundatie.
Echter door de grote belastingen is de zetting van de slappe tussenlaag te groot. Bij de huidige belastingen zou dit 128,6mm zijn.
Dat is niet acceptabel.
Er zit niets anders op dan toch het pand op palen te funderen. (De krachten zijn vele malen groter als bij de buren, daar is de zetting 22mm.)”
3.21
Op 20 november 2017 heeft Verstoep het definitieve bestek (hierna: het bestek) vastgesteld.
3.22
Tussen eind december 2017 en eind februari 2018 hebben vier aannemers op dat bestek ingeschreven, met als laagste inschrijfbedrag € 1.819.638,73.
3.23
Buwa heeft de betrokken kavel in december 2017 gekocht.
3.24
Op 26 januari 2018 hebben Buwa c.s. en Rabobank een overeenkomst gesloten voor een totale financiering van € 1.955.000,-.
3.25
In juni 2018 is begonnen met de bouw, het bedrijfspand is eind januari 2019 aan Buwa opgeleverd en Parts Supply heeft het in april 2019 in gebruik genomen als huurster van Buwa.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Buwa c.s. heeft Verstoep gedagvaard en (samengevat) gevorderd dat Verstoep wordt veroordeeld tot betaling van (i) € 137.500,64 aan Buwa en (ii) € 83.255,07 aan Parts Supply, in beide gevallen met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.2
Buwa c.s. heeft daaraan ten grondslag gesteld dat zij schade heeft geleden doordat Verstoep op de volgende punten tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, dan wel onrechtmatig jegens Buwa c.s. heeft gehandeld:
Verstoep is veel te optimistisch geweest bij opstellen van de investeringsraming;
Verstoep heeft verzuimd om vóór de aanbesteding op grond van het bestek een bouwbegroting op te stellen en om eventuele financiële consequenties van gemaakte keuzes en in het ontwerp van het bedrijfspand doorgevoerde optimalisaties inzichtelijk te maken;
Verstoep heeft een inschattingsfout heeft gemaakt met betrekking tot de fundering van het bedrijfspand; en
Verstoep heeft het definitieve bestek te laat opgeleverd.
4.3
Verstoep heeft op haar beurt in reconventie gevorderd dat Buwa op grond van nakoming wordt veroordeeld tot betaling van € 22.054,82 aan niet betaalde facturen, met wettelijke handelsrente. Buwa heeft zich verweerd met een beroep op verrekening met haar eigen vordering in conventie.
4.4
De rechtbank heeft de vorderingen van Buwa c.s. afgewezen (met veroordeling van Buwa c.s. in de proceskosten) en de vordering van Verstoep toegewezen (met veroordeling van Buwa in de proceskosten). Zij oordeelde in conventie dat niet was komen vast te staan dat Verstoep, wat de hiervoor onder 4.2 onder a) tot en met d) weergegeven verwijten betreft, onzorgvuldig had gehandeld. Op grond van dat oordeel heeft zij het verrekeningsverweer van Buwa in reconventie verworpen.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
Buwa c.s. is van dit vonnis in hoger beroep gekomen en vordert hetzelfde als bij de rechtbank, met afwijzing van de vordering van Verstoep. Haar bezwaren hebben hoofdzakelijk betrekking op het oordeel dat niet is komen vast te staan dat Verstoep onzorgvuldig heeft gehandeld.

6.Beoordeling in hoger beroep

Maatstaf

6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de rechtbank terecht als maatstaf heeft gehanteerd of Verstoep bij haar werkzaamheden in opdracht van Parts Supply en/of Buwa de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Voor de vraag welke werkzaamheden Parts Supply en/of Buwa precies aan Verstoep heeft/hebben opgedragen is van belang welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2]
6.2
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rusten de stelplicht en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, de bewijslast met betrekking tot (i) de inhoud van de opdrachten aan Verstoep en (ii) het bij het uitvoeren van die opdrachten niet voldoen aan de in de vorige alinea beschreven zorgvuldigheidsnorm op Buwa c.s., die zich beroept op de gevolgen van dat niet voldoen. Anders dan Buwa c.s. aanvoert, draagt Verstoep niet de bewijslast met betrekking tot die feiten en omstandigheden die zij aanvoert ter betwisting van feiten en omstandigheden die Buwa c.s. in dat kader heeft gesteld.
6.3
Het hof zal hierna per door Buwa c.s. gemaakt verwijt beoordelen of Verstoep de hiervoor onder 6.1 beschreven zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Het hof zal daarbij de grieven van Buwa c.s. per verwijt gezamenlijk behandelen.
6.4
Partijen verschillen van mening over de vraag wie in welke fase de opdrachtgever van Verstoep was: tijdens het hele traject zowel Parts Supply als Buwa, zoals Buwa c.s. stelt, of in de ontwerpfase alleen Parts Supply en in de bestekfase alleen Buwa, zoals Verstoep aanvoert. Zoals hierna zal worden toegelicht, kan dit in het midden blijven. Het hof zal de opdrachtnemer(s) van Verstoep daarom aanduiden als “Parts Supply en/of Buwa”.
Met betrekking tot verwijt a): geen te optimistische raming
Algemeen
6.5
Volgens Buwa c.s. was de raming van Verstoep veel te optimistisch. Deze kwam namelijk uit op € 1.177.525,58 aan bouwkosten, terwijl de goedkoopste inschrijving € 1.819.638,73 bedroeg, een overschrijding van 54%. Uiteindelijk zijn de bouwwerkzaamheden volgens Buwa c.s. verricht voor € 1.612.877,25.
6.6
Volgens Verstoep was de raming een globaal voorlopig ontwerp op basis van de op dat moment bij haar bekende wensen van Parts Supply, terwijl het bestek een gedetailleerde uitwerking van de daadwerkelijke realisatie van het bedrijfspand bevatte, met een maximaal kwaliteitsniveau. In de aanloop naar dat bestek heeft [bestuurder] een groot aantal keuzes gemaakt die tot hogere kosten hebben geleid, waardoor de inschrijvingen, die op het bestek waren gebaseerd, hoger zijn uitgevallen dan het bouwkostengedeelte van de raming.
6.7
Het hof geeft Verstoep om de volgende redenen gelijk.
Ontwerp en raming enerzijds en bestek anderzijds zijn verschillende stukken
6.8
Buwa c.s. stelt dat het ontwerp, de raming en de offerte van Verstoep samen een definitief ontwerp vormen. Verstoep spreekt namelijk onder de post Ontwerpfase van haar offerte over een “compleet” dan wel “definitief” ontwerp, met inbegrip van een “voorlopig ontwerp van de materialisatie”. Op basis van dat definitief ontwerp heeft Verstoep eerst een omgevingsvergunning aangevraagd en ontvangen en vervolgens op 20 november 2017 haar definitieve bestek opgeleverd. De raming bevatte geen risicoreservering en raming noch bestek bevatten enig voorbehoud dat zij los van elkaar moeten worden gezien en/of dat het bestek wat kosten betreft zou afwijken van de raming. Omdat de raming is gebaseerd op de norm NEN 2699 had Buwa c.s. een gedegen raming mogen verwachten die geen verkeerde voorstelling van zaken schetst, zo betoogt nog steeds Buwa c.s.
6.9
Het hof volgt Buwa c.s. niet in dit betoog. Uit de offerte van Verstoep en uit de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de aan haar gegeven opdrachten volgt namelijk dat ontwerp en raming enerzijds en bestek anderzijds weliswaar in elkaars verlengde liggen, maar niet dezelfde stukken zijn.
6.1
Eindresultaat van de Ontwerpfase, in de aanhef van het betrokken offerteonderdeel aangeduid als “definitief ontwerp”, is:
“een compleet ontwerp, waarbij de ruimtelijke en functionele indeling van de plattegronden en architectonische verschijningsvorm van de gebouwen ontworpen zijn. Ook de indeling van het terrein is globaal ontworpen. Het eindresultaat bestaat uit een vastgelegd ontwerp van plattegronden, gevels en doorsneden en een voorlopig ontwerp van de materialisatie.”
Bij de werkzaamheden uit de ontwerpfase hoort ook het opstellen van een investeringsraming. Uit het vervolg van de offerte volgt echter dat dat “definitieve ontwerp” niet ook in die zin definitief is, dat alleen op basis daarvan zal worden gebouwd. Na de ontwerpfase volgen namelijk een fase Aanvraag omgevingsvergunning, een fase Constructiewerk en een fase Bouwvoorbereidingstekeningen, telkens met de hiervoor onder 3.6 aangehaalde bewerkingen en verfijningen, en de fase Bestek en aanbesteding, waarin de resultaten van die voorgaande fasen worden verwerkt in een bestek. Wat de materialisatie betreft volgt ook met zoveel woorden uit de offerte van Verstoep dat het ontwerp voorlopig is.
6.11
Uit deze opzet volgt dat de investeringsraming nog geen definitief beeld kan geven van de kosten bij een eventuele latere aanbesteding, omdat deze kosten afhangen van daarna te maken uitwerkingskeuzes. Uit deze opzet volgt ook dat het bestek pas het stuk is dat als basis zal dienen voor de aanbesteding en daarom bepalend is voor de prijsvorming, daargelaten op de aanbesteding volgende onderhandelingen.
6.12
Verstoep voert terecht aan dat zij ook op deze manier uitvoering heeft gegeven aan de aan haar verstrekte opdrachten: het ontwerp, dat bestaat uit zeven tekeningen en zes 3D-impressies en de raming, die uit vier bladzijden bestaat, zijn betrekkelijk summiere stukken met, zoals Verstoep met betrekking tot de raming terecht opmerkt, een groot aantal stelposten, terwijl het bestek een hoofdstuk II “Beschrijving van het werk” van 115 bladzijden bevat, samen met acht bestektekeningen, twee constructietekeningen, drie constructieberekeningen en één bestand met bouwfysische berekeningen. [3]
Kostenverhogende verschillen tussen ontwerp/raming en bestek
6.13
Verstoep heeft onweersproken aangevoerd dat er na de opdracht om een bestek op te stellen op 12 september, 9, 16 en 26 oktober en 16 november 2017 besprekingen met [bestuurder] hebben plaatsgevonden om op basis van de eind augustus 2017 bestaande stukken te komen tot het definitieve bestek van 20 november 2017. Bij memorie van antwoord heeft Verstoep ook gewezen op negen afzonderlijke punten waarop [bestuurder] met het oog op het bestek specifieke input heeft geleverd op haar ontwerp.
6.14
In productie 9 bij haar conclusie van antwoord in de procedure voor de rechtbank heeft Verstoep vervolgens gewezen op in totaal 71 posten waar na het vaststellen van de raming kostenverhogende keuzes zijn gemaakt. Van die posten hebben er acht betrekking op de verzwaring van de magazijnentresolvloer, en het volledig onderheien van het bedrijfspand. Deze posten houden verband met verwijt c) van Buwa c.s. en worden hierna afzonderlijk besproken. Omdat Buwa c.s. stelt dat verwijt a) nog steeds opgaat als de met verwijt c) samenhangende meerkosten worden weggedacht, blijven er 63 posten over ter beoordeling onder verwijt a).
6.15
Buwa c.s. klaagt ten onrechte dat Verstoep de lijst met kostenverhogende posten eenzijdig en pas achteraf heeft vastgesteld. Dat die lijst pas achteraf is opgesteld volgt immers uit het feit dat Buwa c.s. Verstoep op 6 juli 2018 aansprakelijk heeft gesteld, dat wil zeggen pas nadat Verstoep op 20 november 2017 haar definitieve bestek heeft opgeleverd.
6.16
Buwa c.s. klaagt ook dat de bewijslast met betrekking tot deze lijst op Verstoep rust, en dat Verstoep niet aannemelijk heeft gemaakt dat de betrokken wijzigingen zijn besloten en in het bestek zijn verwerkt. Verstoep wijst er terecht op dat deze klacht afstuit op het oordeel hiervoor onder 6.2 met betrekking tot de bewijslastverdeling. Buwa c.s. heeft bij memorie van grieven afzonderlijk gereageerd op 13 van de 63 hier relevante, door Verstoep aangevoerde wijzigingsposten. In het licht van de op haar rustende stelplicht en bewijslast had zij, wat de overige posten betreft, niet mogen volstaan met een enkele weerspreking maar had het op háár weg gelegen om aan de hand van het bestek aan te tonen dat die posten geen wijziging inhouden ten opzichte van ontwerp en raming en/of niet in het bestek zijn verwerkt. Als het gaat om de 13 posten die zij wel afzonderlijk heeft besproken, heeft Buwa c.s. die laatste stellingen niet aannemelijk gemaakt. Het hof wijst in dit verband op het volgende.
- Voor de beantwoording van de vraag of de betrokken posten een wijziging inhouden ten opzichte van ontwerp en raming en in het bestek zijn verwerkt is niet relevant of het voorstel voor de betrokken wijziging van Verstoep of van Parts Supply en/of Buwa kwam. [4]
- Voor de beantwoording van die vraag is ook niet relevant of Verstoep heeft gewaarschuwd voor een kostenverhoging. [5] Die vraag is alleen relevant voor verwijt b) en zal hierna worden beoordeeld.
- Dat er uiteindelijk geen platformlift in het bedrijfspand is geplaatst, zoals Buwa c.s. aanvoert, is hier evenmin relevant. [6] Buwa c.s. erkent in haar bespreking van die posten dat die lift “aanvankelijk” (naar het hof begrijpt: in het bestek) wel was voorzien en pas in een latere optimalisatiefase is geschrapt, waarbij de sparing voor de lift is gehandhaafd.
- Buwa c.s. heeft met betrekking tot bepaalde posten aangevoerd dat alle betrokken bouwkundige elementen al aanwezig waren in het ontwerp en dus hadden moeten worden meegenomen in de raming, dan wel dat Verstoep wat die posten betreft van meet af aan had moeten zorgen voor conformiteit met het Bouwbesluit 2012. [7] Verstoep heeft daar tegenover gesteld dat die posten geen betrekking hadden op het toevoegen van een bouwkundig element als zodanig of op de vereisten van het Bouwbesluit 2012, maar op het door Parts Supply en/of Buwa gewenste afwerkingsniveau en de daarbij horende materiaalkeuzes. Buwa c.s. heeft daar vervolgens niet meer op gereageerd.
6.17
Ook de meer algemene stelling van Buwa c.s. dat het uiteindelijk gebouwde bedrijfspand wat functionaliteit betreft nog steeds is gebaseerd op het oorspronkelijke ontwerp van Verstoep stuit af op deze laatste reactie van Verstoep. Verstoep heeft toegelicht dat [bestuurder], daar waar keuzes moesten worden gemaakt, vaak heeft gekozen voor hoogwaardigere en dus duurdere oplossingen. Buwa c.s. heeft dit niet (voldoende gemotiveerd) betwist en heeft zelf in haar memorie van grieven gesteld dat na aanbesteding is gebleken dat sprake was van “een forse discrepantie tussen het kwaliteitsniveau in het Bestek en de Investeringsraming”. [8]
6.18
Daar komt bij dat Verstoep heeft aangevoerd dat zij bij het maken van bestekken een hoge mate van kwalitatieve afwerking voorschrijft, waarna met een of meer van de laagste inschrijver(s) kan worden onderhandeld over een lagere prijs en eventueel op onderdelen kan worden bezuinigd. Daarmee kan volgens haar uiteindelijk een lagere bouwprijs worden behaald dan wanneer wordt uitgegaan van een kaal bestek en daarna over meerwerk moet worden onderhandeld. Verstoep licht toe dat zij in zoverre een andere werkwijze hanteert dan F5, die met een gesloten begroting werkt, dat zij dat van meet af aan duidelijk heeft uitgelegd aan [bestuurder], en dat dat ook een van de redenen is geweest waarom Parts Supply en/of Buwa voor haar en niet voor F5 hebben/heeft gekozen. Buwa c.s., op wie de stelplicht rust, heeft tegenover deze onderbouwde betwisting volstaan met een loutere ontkenning, en heeft geen stukken in het geding gebracht die op het tegendeel wijzen of enig specifiek bewijsaanbod gedaan. Het hof gaat er daarom van uit dat [bestuurder], en met hem Parts Supply en/of Buwa, van meet af aan wisten dat Verstoep deze werkwijze hanteert, met als gevolg dat het bestek kostenverhogende wijzigingen kan bevatten ten opzichte van ontwerp en raming.
6.19
Buwa c.s. stelt dat Parts Supply en/of Buwa voor het gehele nieuwbouwproject waren/was aangewezen op de financiering van Rabobank, dat Verstoep dat wist en dat [bestuurder] bij elke bespreking met Verstoep heeft benadrukt dat te maken keuzes daarom niet mochten leiden tot een kostenoverschrijding ten opzichte van de raming. Verstoep heeft dat betwist en heeft daarvoor onder andere gewezen op het verzoek van [bestuurder] van 13 oktober 2017 om een Excel-versie van de raming te ontvangen omdat hij een overzicht wilde gaan bijhouden van “de kosten/offertes en de kosten raming”. Uit dit verzoek van [bestuurder] blijkt naar het oordeel van het hof dat [bestuurder] zich in ieder geval op 13 oktober 2017, dat wil zeggen bij het ontvangen van het eerste concept van Verstoep voor het bestek, heel goed bewust was van mogelijke kostenoverschrijdingen ten opzichte van de raming. Na deze gemotiveerde betwisting heeft Buwa c.s. geen nadere stukken in het geding gebracht en ook geen specifiek bewijsaanbod gedaan. Haar aan het begin van deze alinea weergegeven stellingen zijn daarom niet vast komen te staan.
6.2
In haar conclusie van antwoord in de procedure voor de rechtbank heeft Verstoep het kostenverhogend effect van de betrokken wijzigingen inzichtelijk gemaakt voor onder andere de volgende posten:
(i) een steensoort van € 479,- in plaats van € 350 per rekeneenheid;
(ii) gevelplaten (€ 80,-/m2) in plaats van stucwerk, scanbehang en sauswerk (€ 20/m2);
(iii) stalen (€ 25.000,-) in plaats van houten (€ 8.000,-) kantoortrappen; en
(iv) een keuken van € 14.600,- in plaats van een
pantryvan € 2.500,-.
Buwa c.s. heeft deze specifieke kostenverhogingen niet weersproken. Zij heeft evenmin het algemene betoog van Verstoep gemotiveerd weerspoken dat [bestuurder] bij uitwerkingskeuzes meestal voor een duurdere variant heeft gekozen. Buwa c.s. klaagt daarom tevergeefs dat iedere cijfermatige onderbouwing van het standpunt van Verstoep ontbreekt.
6.21
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat Verstoep wat verwijt a) betreft onzorgvuldig heeft gehandeld. Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan beoordeling van de stellingen van partijen over de algemene kostenstijging in de bouw in de periode tussen raming en aanbesteding.
Met betrekking tot verwijt b): geen verzuim om een definitieve begroting op te stellen of om voor kostenoverschrijding te waarschuwen
Begroting
6.22
Verstoep heeft betwist dat zij de opdracht heeft gekregen om bij het opstellen van het bestek ook een begroting op te stellen. Het hof geeft haar om de volgende redenen gelijk.
6.23
In haar offerte heeft Verstoep het opstellen van een begroting niet beschreven als onderdeel van haar werkzaamheden in de fase Bestek en aanbesteding, die samenhangt met het opstellen van het bestek, waar zij een opdracht voor heeft gekregen. Buwa c.s. heeft geen andere stukken in het geding gebracht waaruit die specifieke deelopdracht zou blijken en heeft op dat punt ook geen specifiek bewijs aangeboden.
6.24
Buwa c.s. voert aan dat het opstellen van een begroting op grond van Taak N T634 van de Standaardtaakbeschrijving 2014 van de BNA hoort bij de werkzaamheden die een architect voorafgaand aan een aanbesteding moet verrichten. Buwa c.s. heeft de Standaardtaakbeschrijving 2014 niet in het geding gebracht, waardoor het hof niet kan beoordelen of daar de door haar ingeroepen gevolgen uit kunnen worden getrokken. Daarnaast heeft Verstoep overtuigend toegelicht dat zij bij een aanbesteding geen begroting maakt, omdat dat in dat geval door de betrokken aannemer(s) wordt gedaan en er dan onnodig werk zou worden verricht.
Waarschuwingsplicht
6.25
Het hof laat in het midden of in de onderhavige omstandigheden op Verstoep een plicht rustte om Parts Supply en/of Buwa te waarschuwen voor kostenoverschrijdingen ten opzichte van de raming. Verstoep heeft namelijk gemotiveerd aangevoerd dat zij [bestuurder] steeds voor kostenverhogingen heeft gewaarschuwd, met name bij de keuze voor de binnenafwerking en het te gebruiken materiaal. Verstoep verwijst daarvoor mede naar de hiervoor onder 6.19 beschreven voorbeelden van het kostenverhogend effect van door [bestuurder] gemaakte keuzes: volgens haar heeft zij [bestuurder] telkens op de daar genoemde bedragen gewezen. Daarnaast wijst Verstoep op het verzoek van [bestuurder] van 13 oktober 2018 om een Excel-versie van de raming en op de toelichting dat [bestuurder] “voor zichzelf” een overzicht wilde gaan bijhouden van de kosten/offertes en de kosten raming. Uit dat bericht blijkt naar het oordeel van het hof niet alleen dat [bestuurder] zich ervan bewust was dat zijn keuzes prijsgevolgen hadden, maar ook dat hij het als zijn rol zag om die gevolgen te bewaken.
6.26
Buwa c.s. heeft die gemotiveerde en met stukken onderbouwde feitenweergave weersproken, maar heeft die weerspreking niet toegelicht, geen stukken in het geding gebracht waaruit het tegendeel blijkt en op dat punt ook geen specifiek bewijs aangeboden. Daargelaten of hier sprake was van een waarschuwingsplicht is op dit punt daarom niet komen vast te staan dat Verstoep op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld.
Met betrekking tot verwijt c): geen inschattingsfout met betrekking tot de fundering
6.27
Volgens Buwa c.s. heeft Verstoep wat de fundering betreft een inschattingsfout gemaakt omdat zij de funderingskosten voor het bedrijfspand in de raming op € 27.500,-, heeft geschat, gebaseerd op het funderen op staal of op korte palen, terwijl zij [bestuurder] op 31 oktober 2017 heeft bericht dat het bedrijfspand op (langere) palen gefundeerd moest worden. Dit heeft geleid tot veel hogere funderingskosten en had ook veel eerder bekend moeten zijn, omdat HIWA al op 29 juni 2017 haar sonderingsrapport had opgesteld.
6.28
Dit kan Verstoep naar het oordeel van het hof niet worden verweten. Verstoep heeft onweersproken toegelicht dat zij bij het opstellen van de raming is afgegaan op de mededeling van F5 en [bestuurder] dat het bedrijfspand niet op palen gefundeerd hoefde te worden, aangezien naburige bedrijfspanden ook niet waren onderheid. Vast staat dat HISWA daarna, op 29 juni 2017, haar sonderingsrapport heeft opgesteld, dat Verstoep op basis daarvan op 10 juli 2017 aan [bestuurder] heeft toegelicht dat gekozen kon worden tussen funderen op staal of op palen, met als compromis dat alleen de randbalken onderheid zouden worden en dat de vloer van de bedrijfshal op staal gebouwd zou worden, en dat partijen in augustus 2017 hebben gecorrespondeerd over de vraag of op de entresolvloer bokken konden worden opgesteld voor de opslag van cilinders met een totaalgewicht van 21.000 kg. Verstoep heeft onweersproken aangevoerd dat de draaglast van die vloer aanvankelijk was vastgesteld op 400 kg/m2. Zij heeft daarnaast stukken in het geding gebracht waaruit onweersproken blijkt dat zij op 22 september 2017, toen meer duidelijkheid bestond over die opslagbokken en het daarvoor noodzakelijke palenplan, aan constructeur Brak & Eijlers heeft gevraagd om dat plan door te rekenen en dat de Tekenkamer Techniek van VBI op 11 oktober 2017 aan Brak & Eijlers heeft laten weten dat de gewenste belasting op de entresolvloer niet kon worden verwezenlijkt met het vloertype A260, maar wel met het vloertype AVU32. Die cijfers stroken met de inhoud van het bericht van 13 oktober 2017 waarmee Verstoep aan [bestuurder] bericht dat de entresolvloer wordt uitgevoerd met een draaglast van 2.000 kg/m2 en dan moet bestaan uit betonplaten van 320 in plaats van 260 mm dikte. [bestuurder] heeft daar per kerende mail op gereageerd met “Klinkt goed”.
6.29
Verstoep heeft verder onweersproken toegelicht dat de noodzaak van onderheiing niet het gevolg is geweest van een toegenomen draaglast van de vloer op de begane grond van het magazijn, maar van de toename van de puntbelasting op die vloer door een door de opslagbokken veroorzaakte toename van (i) de draaglast van de entresolvloer en (ii) het gewicht van de voor die draaglast noodzakelijke betonnen vloerplaten, liggers en kolommen. Zowel de draaglast als het gewicht van betonplaten, liggers en kolommen worden namelijk door die kolommen puntsgewijs op de vloer van de begane grond overgedragen. Verstoep heeft ook onweersproken uitgelegd dat dit goedkoper was dan het kopen van extra terrein en het vergroten van het magazijn, en dat het pas zin heeft om een zettingsberekening te maken als ongeveer alle keuzes gemaakt zijn met betrekking tot het betrokken gebouw.
6.3
Uit het voorgaande volgt dat aan Verstoep niet kan worden verweten dat zij (i) pas op 31 oktober 2017 en (ii) in afwijking van wat zij dacht toen zij de raming heeft opgesteld aan [bestuurder] heeft bericht dat het hele bedrijfspand moest worden onderheid.
Met betrekking tot verwijt d): geen vertraging bij het aanleveren van het bestek
6.31
Buwa c.s. klaagt in hoger beroep dat de vertraagde oplevering van het bedrijfspand het gevolg is geweest van het feit dat Verstoep het bestek te laat heeft opgeleverd, en ook van de overschrijding van de raming en de lange levertijd van de volgens Verstoep noodzakelijke heipalen. Ook in hoger beroep stelt Buwa c.s. echter niet dat partijen een bepaalde opleverdatum voor het bestek hadden afgesproken, waardoor niet is komen vast te staan dat Verstoep in dat opzicht onzorgvuldig is geweest. Daarnaast heeft het hof hiervoor geoordeeld dat evenmin is komen vast te staan dat Verstoep wat betreft de overige verwijten onzorgvuldig is geweest, waardoor ook een door die punten veroorzaakte vertraging niet aan haar kan worden verweten.
Slotsom en proceskosten
6.32
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat Verstoep onzorgvuldig heeft gehandeld bij de uitvoering van haar opdrachten, ongeacht wie deze opdrachten had gegeven. De rechtbank heeft daarom terecht beslist zoals hiervoor onder 4.4 is weergeven.
6.33
De conclusie is dat het hoger beroep van Buwa c.s. niet slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen en Buwa c.s. als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, met nakosten en uitvoerbaar bij voorraadverklaring, zoals door Verstoep gevraagd. Het hof zal de kosten aan de zijde van Verstoep tot op vandaag vaststellen op € 5.610,- aan griffierecht en € 10.160,- aan kosten van de advocaat, gebaseerd op 2,5 punten (1 punt mondelinge behandeling na aanbrengen, 1 punt memorie van antwoord en 0,5 punt antwoordakte) in tariefcategorie VI, voor € 4.064,- per punt.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2020;
  • veroordeelt Buwa c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep, die het hof tot op vandaag aan de zijde van Verstoep vaststelt op € 15.770,- en die het begroot op € 163,- aan nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 85,- indien Buwa c.s. veertien dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan deze kostenveroordeling te voldoen en Verstoep dit arrest aan haar heeft moeten laten betekenen;
  • verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.H. Speyart van Woerden, M.E. Honée en H.D. van Romburgh en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Alle in dit arrest genoemde bedragen zijn exclusief btw.
2.Zie o.a. HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2043.
3.Zie overzicht op bladzijde 5 van het bestek.
4.Posten Glazen wand met ingebouwde balie, Stalen golfplaten bekleding entréehal, Meer en duurdere binnenwanden, deuren en systeemplafonds, Overal LED-verlichting en Hoge dakisolatie.
5.Posten Glazen wand met ingebouwde balie, Extra kalksteenwand, Extra brandwerende afgeschermde vluchtgangen en brandmeldinstallatie in verband met gastenverblijf op 2e verdieping; Envelopvormig dak, Stalen golfplaten bekleding entréehal, Meer en duurdere binnenwanden, deuren en systeemplafonds en Overal LED-verlichting.
6.Posten Extra stopplaatsen voor de platformlift en Verplaatsen lift in hal.
7.Posten Was en kleedruimte, Glazen wand tussen kantoor en kantine, Glazen wand met ingebouwde balie, Extra kalksteenwand, Overal LED-verlichting, Overal vloerverwarming, Hoge dakisolatie en Extra brandwerende bekleding magazijn.
8.Punt 3.32.