ECLI:NL:GHDHA:2023:653

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
200.302.371/01 en 200.302.373/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van alimentatiebedragen in echtscheidingszaak na verzoek tot verbetering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, betreft het een herstelbeschikking in een echtscheidingsprocedure. De zaak is op 19 april 2023 behandeld en betreft de verzoeken van de man, die als directeur-grootaandeelhouder (DGA) wordt aangemerkt, om correctie van de alimentatiebedragen die eerder zijn vastgesteld. De man had op 15 maart 2023 een beschikking ontvangen, maar verzocht het hof om verbetering van deze beschikking, omdat er geen rekening was gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) die hij moet betalen. De man stelde dat deze bijdrage van € 3.284,- netto in 2022 niet was meegenomen in de berekeningen van de alimentatieverplichtingen.

De vrouw, die in het principaal hoger beroep als verzoekster optreedt en in het incidenteel hoger beroep als verweerster, heeft op het verzoek van de man gereageerd en verklaard zich te refereren aan de uitspraak van het hof, wat betekent dat zij geen bezwaar heeft tegen de verbetering van de beschikking. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat er sprake is van een kennelijke rekenfout die eenvoudig te herstellen is. De door de man ingediende berekening, waarin rekening is gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, is door het hof als juist beoordeeld.

De beslissing van het hof houdt in dat de kinderalimentatie wordt aangepast van € 562,- naar € 554,- per kind per maand, en de partneralimentatie van € 1.620,- naar € 1.386,- bruto per maand. Deze wijzigingen zijn met terugwerkende kracht van toepassing vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, te weten 11 oktober 2021. De beschikking van 15 maart 2023 blijft voor het overige gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.302.371/01 en 200.302.373/01
zaaknummer rechtbank : C/01/353976/ FA RK 19-6164
beschikking van de meervoudige kamer van 19 april 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat voorheen mr. H.J.M. van Arkel-van Gasselt te Nijmegen, thans zonder advocaat,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.J. Rouwet te Lichtenvoorde.

1.Verzoek ex artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Het hof heeft in de zaak op 15 maart 2023 een beschikking gegeven.
Het hof heeft kennis genomen van een verzoek van mr. C.J. Rouwet bij brief van 23 maart 2023, tot verbetering van deze beschikking. Mr. Rouwet voert namens de man aan dat door het hof ten onrechte geen rekening is gehouden met de door de man als zijnde DGA te betalen inkomensafhankelijke bijdrage ZVW ter hoogte van € 3.284,- netto in 2022. Volgens de man is het evident dat rekening had moeten worden gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, nu:
- de man DGA is en als zodanig ook in de draagkrachtberekening dient te worden aangemerkt;
- uit de overgelegde jaaropgaven blijkt van de ingehouden ZVW-premie;
- in de berekeningen van partijen steeds rekening is gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW;
- de rechtbank in de bestreden beschikking rekening heeft gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
De vrouw is in de gelegenheid gesteld op het verzoek van de man te reageren. Bij brief van 4 april 2023 heeft zij verklaard zich te refereren aan de uitspraak van het hof. Het hof begrijpt hieruit dat zij geen bezwaar heeft tegen de verbetering van de beschikking.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 31 Rv verbetert de rechter op verzoek van een partij dan wel ambtshalve kennelijke rekenfouten, schrijffouten of andere kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen. Het hof is van oordeel dat sprake is van een kennelijke rekenfout die voor partijen en derden kenbaar was en die zich voor eenvoudig herstel leent.
Bij de brief van 23 maart 2023 is een berekening gevoegd, waarbij alle uitgangspunten zoals gehanteerd door het hof gelijk zijn gebleven, maar waarin wel rekening is gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. De uitkomst hiervan is dat de kinderalimentatie € 554,- per kind per maand dient te bedragen en de partneralimentatie € 1.386,- per maand. Naar het oordeel van het hof is de door de man bij de brief van 23 maart 2023 gevoegd berekening juist en dient deze berekening als uitgangspunt te worden genomen. Dit heeft tot gevolg dat enkele bedragen in de overwegingen van de beschikking van 15 maart 2023 wijzigen, te weten de bedragen onder punt 5.22 en 5.23. De beschikking van 15 maart 2023 zal dienen te worden gelezen in het licht van deze nieuwe berekening. Het hof zal het dictum van de beschikking van 15 maart 2023, wijzigen als volgt.

2.De beslissing

Het hof bepaalt dat waar staat
“bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (11 oktober 2021) als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding € 562,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;”
dit wordt gewijzigd in:
“bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (11 oktober 2021) als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding € 554,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;”
en dat waar staat
“bepaalt dat de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot haar levensonderhoud met ingang van 11 oktober 2021 op € 1.620,- bruto per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;”
dit wordt gewijzigd in:
“bepaalt dat de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot haar levensonderhoud met ingang van 11 oktober 2021 op € 1.386,- bruto per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;”
bepaalt dat deze verbetering met vermelding van de dag van deze uitspraak op de minuut van voornoemde beschikking wordt gesteld;
handhaaft de beschikking van 15 maart 2023 voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, A. Zonneveld en R.L.M.C. Janssen, bijgestaan door mr. F.W. Zalm als griffier, en is op 19 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.