Uitspraak
1.Waar het in deze zaak over gaat
2.Het procesverloop
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, met een productie.
3.De feiten
4.De procedure bij de kantonrechter
5.De vordering en het verweer in hoger beroep
6.De beoordeling in hoger beroep
De vorderingen van [geïntimeerde]
na oplevering(onderstreping hof) gefactureerd wordt
(“De factuur dient binnen 2 weken na oplevering bij onze administratie bekend te zijn.”).Daarnaast wordt in een aantal schriftelijke opdrachten als betalingsconditie vermeld dat pas betaald wordt als het werk gereed is
(“Betalingsconditie:- 100% bij 100% werk gereed”).Op de facturen wordt vermeld dat het om
uitgevoerde(onderstreping hof) werkzaamheden gaat. De feitelijke praktijk was dat [geïntimeerde] de facturen opstelde, nadat zij had meegedeeld dat het werk gereed was. Een groot gedeelte van de facturen is ook voldaan, steeds
na(onderstreping hof) uitvoering van de werkzaamheden. Het hof legt daarom de overeenkomsten zo uit dat de partijen de bedoeling hebben gehad dat de vorderingen van [geïntimeerde] verschuldigd werden nadat het werk was uitgevoerd.
Uit de stukken en het partijdebat kan worden afgeleid dat er meerdere opdrachten waren die elkaar telkens in rap tempo opvolgden, dat er ook opdrachtbevestigingen werden afgegeven namens [appellant] nádat het werk waarvoor de opdrachtbevestiging werd afgegeven al feitelijk was uitgevoerd en opgeleverd en dat de gebruikelijke gang van zaken bestond uit het mondeling mededelen dat het werk klaar was aan de opzichters ter plaatse en het lopen van een rondje met die opzichters, waarna akkoord volgde en/of opleverpunten werden besproken met de opzichters. Deze feitelijke manier van werken is door [appellant] niet betwist.”
dat er géén gezamenlijke inspecties hebben plaatsgevonden en dat er namens[ [appellant] ]
niets is goedgekeurd en er tijdig is geklaagd.”. Het is [geïntimeerde] die op dit punt de stelplicht heeft. Zij beroept zich namelijk op het rechtsgevolg van de oplevering. [geïntimeerde] stelt dat de werkzaamheden steeds met [medewerker] van Admintech zijn besproken. Een concrete, voldoende onderbouwde, betwisting op dit punt ontbreekt. [appellant] wijst erop dat door [geïntimeerde] overgelegde urenstaten niet getekend zouden zijn, maar zonder nadere toelichting – die ontbreekt – volgt daaruit niets over het wel of niet opgeleverd zijn van de werken. De betwisting van [appellant] is daarom onvoldoende, het hof neemt als vaststaand aan dat [geïntimeerde] meedeelde dat de werken gereed waren en dat de werken dan met de opzichters van Admintech werden besproken.
meteen rond de ingebruikname van de eerste woningen” is geklaagd, dat is zo begrijpt het hof, in juli 2018 geweest. [appellant] voert daarbij nog aan “
niet alle woningen zijn medio juli 2018 door bewoners betrokken”, maar voert niet aan dat er woningen vóór medio juli 2018 zijn betrokken. Drie facturen dateren van april en mei 2018, de vierde van september 2018. Voor geen van deze vier facturen voert [appellant] dus concreet aan dat op het moment dat er bij het “
lopen van een rondje met die opzichters” geen akkoord is gegeven en dat toen al is gezegd dat de werkzaamheden niet of niet goed zijn verricht. De verklaring van [dhr. A] waar [appellant] zich op beroept houdt uitdrukkelijk in dat [dhr. A] in juli 2018 de vloeren en roosters heeft nagekeken, maar niet dat hij dat voor of bij een oplevering heeft gedaan. Het hof leidt uit het verweer van [appellant] af dat de werken steeds óf niet zijn gekeurd of niet zijn geweigerd onder aanwijzing van de gebreken. Op grond van de wet is er dan dus sprake van stilzwijgende aanvaarding van het werk door [appellant] .
tot alle discussiepunten zijn opgelost/uitgepraat.”
elke organisatie[…]
die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze activiteit door slechts één persoon wordt uitgeoefend;” [appellant] handelde hier in het kader van zijn zelfstandige economische activiteit, om (pensioen-) inkomen te gaan verwerven met de verhuur van het pand. Dat hij gepensioneerd is en niet namens een rechtspersoon handelde, maakt dat niet anders. De overeenkomsten tussen hem en [geïntimeerde] zijn dus handelstransacties en [appellant] is daarom de wettelijke handelsrente verschuldigd.
Tegenvorderingen [appellant]
Diverse kleine
Alle geïsoleerde ventilatieroosters in het glas schoonmaken, de roosters zonder bedieningskoord voorzien van een koord, alle roosters indien mogelijk gangbaar maken, volgens uw offerte d.d. 17-04-2018 met uw referentie 18- 70332” [appellant] stelt dat naar aanleiding van klachten van bewoners – dus nadat de woningen aan de bewoners waren opgeleverd, de roosters zijn bekeken. Dat is ook consistent met de verklaring van [dhr. A] , die stelt dat hij eind juli 2018 is gevraagd naar de roosters te kijken. Het verweer dat de roosters door [geïntimeerde] opgeleverd zijn en namens [appellant] stilzwijgend zijn aanvaard, is niet voldoende weersproken. Ook is niet gesteld en niet gebleken dat [geïntimeerde] op dit punt in verzuim is geraakt of dat nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk zou zijn. Het hof kan hier geen tekortkoming waar [geïntimeerde] aansprakelijk voor zou zijn vaststellen.
Het dichtzetten van de onderzijde van de douchebakken, volgens uw offerte d.d. 7-02-2018 met uw referentie 18-70270” voor een vaste prijs van € 1.719,50 exclusief btw. [appellant] merkt op dat [geïntimeerde] geen tegelzetters in dienst heeft en dat het tegelwerk door een andere partij is gedaan. De opdracht ziet echter niet op betegelen. Het hof kan hier geen tekortkoming van [geïntimeerde] vaststellen.
Het maken van aanpassingen aan de entree pui, waaronder het vrij maken van de plafonds, e.e.a. volgens uw pro forma d. d. 02-05-2018 met uw referentie 18-10539.” Volgens [appellant] is de post “plafonds vrij maken” ten onrechte in rekening gebracht en hadden de werkzaamheden in de helft van het aantal gefactureerde uren verricht kunnen worden. Het vrij maken van de plafonds is expliciet opgedragen en de stellingen van [appellant] zijn ook verder niet onderbouwd. Het hof kan hier geen tekortkoming van [geïntimeerde] vaststellen.
Het leveren en monteren van sloten op 8 stuks deuren, het leveren en monteren van een geïsoleerd vloerluik, het realiseren van 3 stuks bakken op het dak t.b.v. de loodgieter, het aanhelen van het gips bij de modelwoning, het betimmeren van kolommen voor de interieurbouwer, het verwijderen van de plafondbetimmering, coördinatie, het opbergen van de spullen van de stucadoor, inventaris glas, e.e.a. volgens uw pro forma d.d. 02-05-2018 met uw referentie 18-10488.” [appellant] onderbouwt niet (voldoende) dat de factuur ziet op werkzaamheden die niet zijn verricht of waar geen opdracht voor is verleend. Het hof kan hier geen tekortkoming van [geïntimeerde] vaststellen.
Het monteren van door de directie geleverde Ikea meubelen, week 22, uur tarief € 40,00 per uur. Inclusief materiaalkosten”
.[appellant] voert aan dat “
in die week de woningen al verhuurd en ingericht waren en een derde partij voor het in elkaar zetten van de meubels was ingeschakeld.” Een onderbouwing ontbreekt. De opdracht ziet op het monteren van meubelen in die week. Het hof kan hier geen tekortkoming van [geïntimeerde] vaststellen.
Het vervangen van de kozijnen, e.e.a. volgens uw offerte d.d. 15-05-2018 met uw referentie 18-70355”. De offerte houdt – voor zover hier van belang – in:
Vervangen kozijnen
Het verwijderen van 2 st. Ko[z]
ijnen
Het demonteren van de Trespa panelen rondom de kozijnen
Het leveren en monteren van een nieuw kozijn met een multiplex deur
Het leveren en monteren van een kozijn met tussenstijl
In het kozijn het plaatsen van HR++ Isolatieglas 5-4 met 2 st roosters
De binnen en buitenzijde afkitten met Glaskit window seal plus wit
De bestaande Trespa platen terug monteren
meerwerk diversen”. De schriftelijke opdracht(bevestiging) van 23 juli 2018 vermeldt: “
Het uitvoeren van diverse meerwerkzaamheden, e.e.a. volgens uw pro- forma 18-1055.6 d.d. 27-06-2018 en pro-forma 18-10556.2 d. d. 05-07-2018” en bij datum oplevering “
reeds uitgevoerd” (zie onder 3.11 hiervoor). [appellant] voert aan dat de factuur buiten de door hem gehanteerde termijn van twee weken na oplevering ontvangen is. De desbetreffende tekst op de opdrachtbevestiging luidt: “
De factuur dient binnen 2 weken na oplevering bij onze administratie bekend te zijn.[…]
Het projectadres en opdrachtnummer staan duidelijk vermeld op uw factuur.
een spoedige verwerking” van de factuur: dat wijst er niet op dat het hier zou gaan om een vervaltermijn, waarna geen recht op betaling meer zou bestaan. Toen [geïntimeerde] de factuur heeft ingediend, is de factuur ook niet, als te laat, geweigerd. Het hof legt daarom de opdracht zo uit, dat een factuur die te laat is ingediend, niet betekent dat het recht op betaling vervalt.
klein materiaal” aanvullend in rekening zijn gebracht. Volgens [appellant] is de post “Arbeidsloon i.v.m. deur/ hang en sluitwerk” volledig onterecht, omdat dit allemaal door de leverancier van de deuren (Intercession) zelf en technisch installatiebedrijf (H.T.I.) is gedaan.
puin en troep die ook jou[w]
mensen lieten liggen”, “
de zooi overal waar jouw mensen aan de gang waren” in een klachtbrief van 5 februari 2019. [geïntimeerde] heeft, volgens [appellant] , “
niet (steeds)” het vrijgekomen afval en verpakkingsmaterialen afgevoerd (akte na comparitie). De verklaring van [medewerker] (van Admintech), waarop [appellant] zich beroept (in hoger beroep) houdt in: “
[geïntimeerde] was niet uitgezonderd van de afspraak dat iedereen zijn eigen vuil/rommel moest opruimen. Iedere leverancier werd daarop aangesproken tijdens de bouwvergaderingen. Men werd geacht het vuil/troep af te voeren naar de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde vuilcontainers. Het was een terugkerend agendapunt op de wekelijkse bouwvergadering, omdat geen van de leveranciers zich aan deze afspraak hield. Ook [geïntimeerde] niet. Daardoor heeft de heer [appellant] veel extra opruimkosten gehad.” Dat is geen voldoende concrete onderbouwing van de stelling dat [geïntimeerde] op dit punt toerekenbaar tekort is geschoten. [appellant] stelt – tegenover de betwisting van [geïntimeerde] – niet concreet hoe de “afspraak” dat alle aannemers hun afval zouden opruimen tot stand is gekomen, niet concreet welk afval waar is achtergelaten en waarop [appellant] baseert dat dit door ook (medewerkers van) [geïntimeerde] is achtergelaten. De stellingen van [appellant] dat [geïntimeerde] op dit punt tekortgeschoten is, zijn daarom onvoldoende onderbouwd. Het hof komt daarom ook niet toe aan het schatten van de hoogte van de schade.
kan genieten van de garantie” slaagt niet. Uitgaande van oplevering uiterlijk in september 2018, was de garantietermijn van zes maanden al verstreken op het moment van het instellen van de vordering in reconventie in eerste aanleg (op 24 juli 2019). [appellant] stelt niet dat er gebreken zijn, die [geïntimeerde] onder de garantie had moeten herstellen. Niet gebleken is dat [geïntimeerde] tekortgeschoten is op dit punt en [appellant] heeft op dit punt dan ook geen schade en geen vorderingsrecht.
7.De beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 772,00 aan verschotten en € 2.157,00 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.