Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
4.Vordering in hoger beroep
a) betaling van een bedrag van € 26.662,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot aan de dag der algehele betaling;
b) nakoming van de vervangingsafspraken en het daarvoor binnen 14 dagen na aanschrijving van het te wijzen arrest met [appellant] in contact treden;
c) betaling van een dwangsom van € 10.000,- per dag waarop DOM niet aan de veroordeling bedoeld onder b voldoet, tot een maximum van € 100.000,-;
d) en tot betaling van € 6.839,50 na uitvoering van de vervangingsafspraken;
met veroordeling van DOM tot terugbetaling aan [appellant] van al hetgeen door [appellant] aan DOM is betaald naar aanleiding van het bestreden vonnis en kosten rechtens, met wettelijke rente.
baseert zijn vordering op de vso.
5.Beoordeling in hoger beroep
De incidentele grief; [appellant] of [de Gmbh] ?
(i) twee samenhangende prestaties (vervanging van de ijsmatten met bijbetaling van € 8.100,- en pas daarna betaling van € 25.312,50 (= € 26.662,50 min het daarin begrepen deel van de € 8.100) – de lezing van DOM) of
(ii) twee losstaande prestaties, (DOM dient het bedrag van € 26.662,50 in oktober 2018 te voldoen onafhankelijk van de vraag of de ijsmatten dan al zijn vervangen – de lezing van [appellant] ). [appellant] stelt zich daarbij op standpunt dat wat betreft de betalingsverplichting van DOM er sprake is van een fatale termijn, waarbij hij zich beroept op de tekst van de vso.
Related this failure we conclude that we do not have to pay you any amount at the moment”).
Het betreft e-mails van 21 maart 2018 om 14.34 uur, 5 juni 2018 om 15.53 uur, 7 juni 2018 om 7.45 uur en 6 augustus 2018 om 15.41 uur. Dit laatste aanbod is aanvankelijk door DOM aanvaard, maar DOM heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zij [appellant] niets verschuldigd is en geweigerd te betalen. Hierdoor is aan de zijde van DOM vanaf dat moment sprake van schuldeisersverzuim, waardoor zij zich niet langer op haar opschortingsrecht met betrekking tot haar betalingsverplichting kan beroepen.
“I kindly ask for written answer:1. Exchange of mats: yes – no?2. Purchase of additional mats instead of Exchange: yes – no?3. In case neither – nor (1. Or 2.), what includes to honour our final bill: You will honour our final bill by 2018.10.15.: yes – no”
Het bewijsaanbod van DOM dient als te vaag – nu het onvoldoende duidelijk is betrokken op voldoende geconcretiseerde stellingen – dan wel niet ter zake dienende - nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven - te worden gepasseerd.
6.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2020 voor zover de rechtbank de vorderingen van [appellant] heeft afgewezen;
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2020 voor zover het de proceskostenveroordeling betreft;
- veroordeelt DOM tot betaling aan [appellant] van € 20.312,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt DOM in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak bepaald op op € 878,47 aan verschotten, € 5.358,50,-- aan salaris advocaat en € 173,-- aan nasalaris, te verhogen met € 90,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,--, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.