In de beklagzaak is [wraker] opgeroepen om te verschijnen voor de zitting op 26 oktober 2022 om 16:00 uur.
Bij e-mailbericht van 21 oktober 2022 heeft [wraker] verzocht om haar het beklagdossier digitaal toe te sturen en om behandeling van het klaagschrift digitaal te laten plaatsvinden, nu klaagster vanwege gezondheidsklachten fysiek niet in staat is om naar het Paleis van Justitie af te reizen.
Dit verzoek is door het hof afgewezen bij e-mailbericht van 24 oktober 2022. In dat
e-mailbericht is [wraker] de mogelijkheid geboden om telefonisch gehoord te worden op haar klacht.
Bij e-mailbericht van 25 oktober 2022 heeft [wraker] op verzoek van het hof haar telefoonnummer toegezonden, teneinde de behandeling in de raadkamer telefonisch te laten plaatsvinden.
Op 26 oktober 2022 is in de raadkamer door de griffier telefonisch contact opgenomen met [wraker] teneinde het klaagschrift in raadkamer te behandelen. [wraker] heeft telefonisch een toelichting gegeven op het klaagschrift overeenkomstig de door haar op voorhand toegestuurde schriftelijke reactie.
Na de inhoudelijke behandeling maar tijdens het laatste woord heeft [wraker] een verzoek tot wraking van de raadsheren mrs. Van der Spoel, Korteling en Tan-de Sonnaville ingediend.
De raadsheren hebben in een gezamenlijke reactie van 31 oktober 2022, toegestuurd aan de wrakingskamer via e-mail, laten weten niet in de wraking te berusten. Mr. Tan-de Sonnaville heeft daarnaast op 31 oktober 2022 via e-mail een reactie aan de wrakingskamer gestuurd, die ziet op de specifiek tegen haar ingeroepen wrakingsgronden. Deze reacties heeft de secretaris van de wrakingskamer op 4 november 2022 doorgezonden aan [wraker].
De wrakingskamer heeft de behandeling van het wrakingsverzoek ingepland op 18 januari 2023 om 15:45 uur. [wraker] is op haar verzoek in de gelegenheid gesteld om via videoverbinding bij de behandeling aanwezig zijn.
Op 2 december 2022 heeft de secretaris van de wrakingskamer aan [wraker] gemaild dat de wrakingskamer (onder voorbehoud) zou bestaan uit mrs. Schaffels, Frieling en De Vreese-Rood. Bij mail van 16 januari 2023 heeft de secretaris, in antwoord op een mail van [wraker], bericht “De samenstelling van de wrakingskamer heb ik u op 2 december 2022 doorgegeven en is niet gewijzigd: mrs. Schaffels, Frieling en de Vreese-Rood.” Deze e-mails zijn bij mail van 17 januari 2023 van 17:16 uur opnieuw aan [wraker] gestuurd.
Bij email van 17 januari 2023 van 23:26 uur heeft [wraker] aan de wrakingskamer een document gestuurd waarin zij mrs. T.E. van der Spoel, mr P. van der Flier en mr. M. van ’t Hul wraakt als leden van de wrakingskamer. Zij heeft daarbij vermeld dat zij geen antwoord had gekregen op haar vraag wat de samenstelling van de wrakingskamer zou zijn, dat zij die middag had gebeld met het algemene telefoonnummer van het hof en dat een medewerker haar had medegedeeld dat mrs. Van der Spoel, Van der Flier en Van ’t Hul de behandelende raadsheren zouden zijn.
Bij e-mail van 18 januari 2023 om 11:57 uur heeft de secretaris van de wrakingskamer [wraker] gemotiveerd medegedeeld dat sprake moet zijn geweest van een misverstand en is opnieuw bericht dat mrs. Schaffels, Frieling en De Vreese-Rood de behandelend raadsheren zijn en dat de zitting van de wrakingskamer doorgang zou vinden.
Op 18 januari 2023 om 15:45 uur heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. [wraker] is noch in de zittingszaal, noch per videoverbinding verschenen. Tijdens de zitting heeft de griffier getracht telefonisch contact op te nemen met [wraker], maar dat is niet gelukt. Nadat de voorzitter heeft vastgesteld dat [wraker] deugdelijk was opgeroepen en dat vergeefs was getracht contact met [wraker] te krijgen, is de mondelinge behandeling zonder aanwezigheid van [wraker] voortgezet. De advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol heeft zijn standpunt uiteengezet.