ECLI:NL:GHDHA:2023:624
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van verzoek om toepassing van de 30%-regeling en de gevolgen van termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de 30%-regeling voor extraterritoriale kosten. De belanghebbende, [X] te [Z], had een verzoek ingediend om toepassing van deze regeling, maar de inspecteur van de Belastingdienst weigerde terugwerkende kracht te verlenen omdat het verzoek meer dan vier maanden na de aanvang van de tewerkstelling was ontvangen. De belanghebbende stelde dat het verzoek tijdig was gedaan, omdat het op 31 maart 2020 ter post was bezorgd, maar het Hof oordeelde dat de ontvangsttheorie van toepassing is. Dit betekent dat het moment van ontvangst door de inspecteur bepalend is voor de tijdigheid van het verzoek. Het Hof concludeerde dat de aanvraag pas op 7 april 2020 was ontvangen, wat buiten de termijn van vier maanden viel. De belanghebbende voerde ook aan dat de coronapandemie een verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding, maar het Hof verwierp dit argument. De rechtbank had eerder de uitspraak van de inspecteur bevestigd, en het Hof bevestigde deze uitspraak, waarbij het oordeelde dat de inspecteur de ingangsdatum van de 30%-regeling terecht had vastgesteld op 1 mei 2020. De belanghebbende had geen recht op terugwerkende kracht naar de datum van indiensttreding, 1 december 2019, en het Hof wees de verzoeken van de belanghebbende af.