5. De beoordeling van het geschil
5.1 Verweerder is bevoegd tot het beslissen op aanvragen melkpremie. De beslissing is weliswaar niet ondertekend door verweerder, maar in de beslissing staat vermeld dat deze, voorzover het gaat om de aanvraag melkpremie, is genomen namens verweerder.
Met de ondertekening van het bestreden besluit conform het mandaatbesluit heeft verweerder het voor het inwerkingtreden van het mandaatbesluit genomen primaire besluit voor zijn rekening genomen.
Het bestreden besluit is niet alleen namens verweerder genomen, maar ook namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze is echter niet bevoegd om terzake van aanvragen melkpremie te beslissen.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de Minister medeondertekenaar van het besluit is, gelet op zijn hiërarchische positie ten opzichte van de Dienst Regelingen.
Het College acht zulks onjuist, maar stelt vast dat aan de onjuiste ondertekening in dit geval geen materiële betekenis hoeft te worden toegekend.
Toepassing gevend aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) oordeelt het College dat sprake is van schending van een vormvoorschrift, maar dat appellante daardoor niet is benadeeld.
5.2 De grief van appellante dat verweerder bij het bepalen van de indieningsdatum van de aanvraag ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 6:9, tweede lid, van de Awb treft geen doel.
Artikel 6:9, tweede lid, houdt, kort gezegd, in dat voor de beoordeling van tijdige indiening bij bezwaar - en beroepschriften de verzendtheorie gehanteerd kan worden. Voor andere stukken is dat in de Awb niet geregeld.
In dit verband wijst het College op het arrest van het Hof van Justitie der Europese gemeenschappen van 11 november 2004 in zaak C-171/03. Daarbij heeft het Hof geoordeeld dat het een lidstaat niet vrij staat het tijdstip waarop een premieaanvraag in het kader van een (Europese) regeling is ingediend, vast te stellen met toepassing van nationale procedureregels, die in zijn nationale rechtsorde gelden voor vergelijkbare nationale aanvraagtermijnen.
Het College trekt uit een en ander de conclusie, dat een verzamelaanvraag pas is ingediend als deze bij de Dienst Regelingen is ontvangen.
Dit betekent dat de verzamelaanvraag, om gedeeltelijk gehonoreerd te kunnen worden, uiterlijk op 13 juni 2005 bij de Dienst Regelingen had moeten zijn ontvangen.
5.3 Op grond van het bepaalde in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 796/2004 is verweerder gehouden de met de verzamelaanvraag niet tijdig ingediende aanvraag voor melkpremie af te wijzen, tenzij sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.
Omtrent de aanwezigheid van overmacht en/of uitzonderlijke omstandigheden is door appellante niets aangevoerd. In ieder geval is niet voldaan aan de in artikel 72 van Verordening EG) nr. 796/1004 neergelegde eis, dat omtrent de aanwezigheid van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden binnen 10 werkdagen een schriftelijke melding aan verweerder moet worden gedaan.
5.4 Met betrekking tot de grief dat verweerder ten onrechte appellante niet heeft gehoord op haar bezwaar overweegt het College dat verweerder, gelet op het voorgaande, geen beleidsruimte had om op de te laat ingediende aanvraag een andere beslissing te nemen dan hij heeft gedaan. In het licht daarvan heeft verweerder ervan kunnen afzien om appellante op haar bezwaar te horen.
5.5 Van een tegenstrijdigheid tussen het bepaalde in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en de uitwerking daarvan in de Regeling is het College niet gebleken.
5.6 Nu appellante in haar verzamelaanvraag uitsluitend een aanvraag voor melkpremie heeft gedaan kan de afwijzing van de verzamelaanvraag door verweerder slechts inhouden dat daarmee de aanvraag melkpremie is afgewezen. De opvatting van appellante dat onduidelijk is wat verweerder met betrekking tot de melkpremie heeft beslist, kan het College dan ook niet onderschrijven.
5.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.