In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 maart 2023 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van [verzoeker] in de hoofdzaak tegen de Raad voor de Kinderbescherming. Het wrakingsverzoek was ingediend door [verzoeker], die verblijft in Indonesië, en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Weermeijer-Patist. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2023 waren de rechters A.A.F. Donders, P.M.A.J. Bollen en M.J. Vonk aanwezig. Op 14 maart 2023 ontving de griffie een e-mail van mr. Weermeijer met een verzoek tot wraking, dat door de wrakingskamer werd opgevat als een verzoek tot wraking van één of meerdere raadsheren in de hoofdzaak.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet was ondertekend door de advocaat van [verzoeker], wat in strijd is met de eisen van verplichte procesvertegenwoordiging. De wrakingskamer heeft [verzoeker] de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar hij heeft hier geen gebruik van gemaakt. Evenmin heeft hij gereageerd op het verzoek om duidelijkheid te geven over welke raadsheer of raadsheren hij wenste te wraken. Hierdoor heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
De beslissing van de wrakingskamer is genomen zonder mondelinge behandeling, conform het wrakingsprotocol van het gerechtshof. De beslissing is vervolgens aan alle betrokken partijen, inclusief de raadsheren en de advocaat van [verzoeker], toegezonden.