ECLI:NL:GHDHA:2023:421

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
200.304.281/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen bij overname aandelenkapitaal

In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding van Bluehoef B.V. wegens afgebroken onderhandelingen met Alliance Marine Group Sasu over de overname van aandelen in een vennootschap. De rechtbank had de vordering afgewezen, omdat Bluehoef geen schade had aangetoond, aangezien de aandelen voor een hogere prijs aan een derde waren verkocht. Het Gerechtshof Den Haag bevestigt deze beslissing en wijst de vordering af. Het hof oordeelt dat er geen sprake was van eenzijdige beëindiging van de onderhandelingen door AMG en dat de beëindiging onder de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig was. Het hof stelt dat partijen vrij zijn om onderhandelingen af te breken, tenzij dit in strijd is met gerechtvaardigd vertrouwen van de andere partij. Bluehoef had niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een dergelijke situatie. Het hof concludeert dat de vorderingen van Bluehoef niet toewijsbaar zijn en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij Bluehoef ook in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.304.281/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/602502 / HA ZA 20-790
Arrest van 21 maart 2023
in de zaak van
Bluehoef B.V.,
gevestigd in Ridderkerk,
appellante,
advocaat: mr. P.J.A. Nieuwland, kantoorhoudend in Dordrecht,
tegen
Alliance Marine Group Sasu,
gevestigd in Toulon, Frankrijk,
verweerster,
advocaat: mr. R.G.J. de Haan, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen Bluehoef en AMG.

1.De zaak in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak om een vordering tot schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen bij een overname van het aandelenkapitaal in een vennootschap.
1.2
De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat schade niet aannemelijk is. De rechtbank overwoog daartoe dat de aandelen voor een (veel) hoger bedrag aan een derde zijn verkocht.
1.3
Het hof wijst de vordering eveneens af, maar dan op de grond dat geen sprake was van eenzijdige beëindiging van de onderhandelingen, beëindigen van de onderhandelingen onder de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig is en tot slot omdat van causaal verband tussen het vermeend onrechtmatig handelen en de gestelde schade niet is gebleken.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 oktober 2019, waarmee Bluehoef in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, van 14 juli 2021 (verder ook: het bestreden vonnis);
  • de memorie van grieven van Bluehoef, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van AMG;
  • de bijlage 46 die Bluehoef ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 21 februari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De door de rechtbank in haar tussenvonnis van 14 juli 2021 vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. In aanvulling daarop zal het hof ook zelf enkele feiten vaststellen, maar niet alle door Bluehoef aangevoerde feiten. Het hof (en dat geldt ook voor de rechtbank) is immers niet gehouden alle door partijen relevant geachte feiten in zijn uitspraak op te nemen.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Bluehoef hield alle aandelen in THB [naam] B.V. (hierna: de vennootschap). De heer [bestuurder Bluehoef] (verder: [bestuurder Bluehoef]) is bestuurder van Bluehoef.
Partijen hebben in de periode 2017- 2019 onderhandeld over een overname van de aandelen in de vennootschap door AMG. Bluehoef werd daarin geadviseerd door Imap Netherlands (verder: Imap). Dit heeft in juni/juli 2019 geleid tot een ondertekende letter of intent (hierna: de LOI). In de LOI is onder meer het volgende bepaald:
"
1. CONTINUED NEGOTIATIONS
1.1
The Parties have reached a principle agreement on the terms and conditions of the Transaction as set forth herein. The Parties shall continue their negotiation about the possible Transaction with the view to reaching agreement on a written share purchase agreement (the "Share Purchase Agreement") (verder: SPA, hof) and ancillary documents including at least management (or employment agreements) with Mr. and Mrs. [bestuurder Bluehoef] and a rental agreement for the premises located at (…) between the Company and Seller (together with the Share Purchase Agreement and any other ancillary documentation: the "Transaction Documents").
(…)
6. CONDITIONS PRECEDENT
6.1.
Completion of the Transaction is inter alia subject to fulfilment of the following conditions precedent:
a. the results of the Due Diligence Investigation (defined hereafter) being
satisfactory to the Purchaser;
b. absence of any material adverse change with respect to the Company or the Business in the period between the date hereof and the Closing Date;
c. Parties reaching agreement on the Transaction Documents containing customary terms and conditions including non-compete and non-solicitation clauses regarding the Seller and Mr. and Ms [bestuurder Bluehoef], representations, warranties and indemnities;
d. execution of the Transaction Documents;
(…)
13. TERMINATION OF NEGOTIATIONS
13.1.
The Parties agree to negotiate in good faith towards a Transaction. For good reasons they may terminate in writing this Letter of Intent and the negotiations concerning a possible Transaction, but for the avoidance of doubt, this is without prejudice of the exclusivity of Article 11.1 which shall remain in full force and effect. If the negotiations concerning a possible Transaction are terminated or the Parties otherwise fall to reach full agreement regarding the Transaction Documents, neither Party shall be obliged to pay to the other Party any damages or costs in connection therewith.
13.2.
The Transaction shall not come into existence until the Transaction Documents have been validly signed by both Parties. With the exception of Article 8 (governance), 10 (confidentiality) 11 (exclusivity) and 15 (applicable law and competent court) of this Letter of Intent, neither this Letter of Intent nor any notices or other statements exchanged between the Parties before the conclusion of the Transaction Documents shall have any legal effect and the Parties shall have no right to rely on them in court, either as a basis for any claim for performance or damages or as a defense against any claim, except to the extent that the notice or statement expressly provides otherwise.
(…)
15. APPLICABLE LAW AND COMPETENT COURT
15.1.
This Letter of Intent shall be exclusively construed in accordance with and shall be exclusively governed by the law of the Netherlands.
15.2.
All disputes arising from this Letter of Intent shall exclusively be resolved by the competent court in Rotterdam, the Netherlands."
De onderhandelingen zijn in september 2019 beëindigd zonder dat de transactie is doorgegaan. Bij e-mail van 5 september 2019 schreef AMG aan Imap, met cc aan Bluehoef:
"
Following the exchange with [naam] ([bestuurder Bluehoef], hof), we revert to you to explain our decision to terminate the transaction process.
We had a shareholder meeting beginning of the week to disclose our latest explanations about the business of THB.
The analysis they make, together with our financing bank Goldman Sachs, is the following one:
• The marine business has decreased by more than 3M€ between 2016 and 2018
• Compensated by power plant business in countries which are part of the grey/black list of Goldman Sachs
• In the first semester 2019, the marine business has boomed up by 1M€ vs. 2018 but to the detriment of the gross margin which has been reduced by -4pt
• The first semester represents only 30% of the business of the year which means a high uncertainty in the 2019 results
To the light of these arguments, they propose to postpone the transaction.
[bestuurder Bluehoef] has explained his business point of view to which we adhere but this is the first time we face an opposition from our shareholder.
We have therefore decided with [bestuurder Bluehoef] to stop the transaction process as of today.
It is a real disappointment for us and we truly hope we will be able to maintain the contact and the nice and sincere relationship we have built over the past 2 years.(…)"
AMG reageerde bij e-mail van 23 oktober 2019 als volgt:
"
(…)
You informed [bestuurder Bluehoef] (…) that the decision to terminate the transaction had been made in the general meeting of shareholders of Alliance based on an analysis made by the shareholders in collaboration with Goldman Sachs.(…)
Bluehoef would greatly appreciate it if you would commit yourself to have Alliance to provide Bluehoef with a more well-founded explanation of what has actually taken place, as a result of which Alliance's shareholders have apparently decided to terminate the transaction at the very last moment.(…)
In the LOI that the parties have concluded, an arrangement has been made with regard to terminate the negotiations. In short, this arrangement means that the parties can freely break off the negotiations and that there is no right to compensation or that one of the parties can derive rights from the transaction documents as long as the transaction documents are not validly signed. However, such an arrangement does not mean that you are entirely free to terminate the negotiations and can invoke this exoneration clause. (…)
By terminating the negotiations on the basis of a decision by another body within your organisation based on information that has been known for a long time or belongs to the public domain, it is clear that Alliance failed to take the interests of Bluehoef in consideration or at least not in a way that was appropriate to the situation. (…)
Although compensation for damage including loss of profit would be realistic in view of the present complex of facts, Bluehoef also understands that it is not obvious that you will be prepared to compensate
for this damage without judicial intervention. Partially in view of the fact that Bluehoef would still have to "earn" part of the purchase price on the basis of an earn-out, it also does not really feel inclined to oblige you to continue the negotiations to come to an agreement. Making this possible with an "unwilling" partner does not seem to be very appealing.
Without wishing to waive its rights to these claims, Bluehoef is prepared to limit its claim and request you to compensate its damage, consisting of the costs it has incurred for this transaction. These costs are (…)currently amount to E 257.380,--.(…)"
AMG heeft zich richting Bluehoef op het standpunt gesteld dat zij de onderhandelingen kon afbreken zonder vergoeding van kosten aan Bluehoef.
In het voorjaar van 2021 heeft Bluehoef de aandelen in de vennootschap verkocht aan een derde (Thorqx Capital Partners, verder: Thorqx).

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Bluehoef heeft AMG gedagvaard en – na vermindering van eis – de veroordeling van AMG gevorderd om de schade te vergoeden die Bluehoef heeft geleden door het ongeoorloofd afbreken van de onderhandelingen, welke schade dient te worden berekend op basis van het negatief contractsbelang en welke nader dient te worden opgemaakt bij staat.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en Bluehoef in de kosten veroordeeld. De rechtbank overwoog daartoe dat in het midden kan blijven of AMG de onderhandelingen eenzijdig heeft beëindigd, of zij daartoe gerechtigd was en of zij op grond daarvan aansprakelijk is voor de door Bluehoef geleden schade, omdat Bluehoef ter zitting heeft verklaard dat zij de aandelen in de vennootschap hangende de procedure heeft verkocht aan een derde voor veel meer dan de prijs die gegolden zou hebben bij verkoop aan AMG en dat zij er financieel beter op is geworden dan als de transactie met AMG was doorgegaan. De rechtbank gaat ervan uit dat Bluehoef – die het aldus door haar genoten voordeel niet nader heeft gespecificeerd – geen schade heeft geleden, omdat het door haar genoten voordeel de onderhandelingskosten en eventueel andere posten die Bluehoef bij de vaststelling van het negatieve contractsbelang had willen betrekken, overtreft. Naar het oordeel van de rechtbank dient het door Bluehoef genoten voordeel van de hogere opbrengst in mindering te strekken op enig bedrag waartoe AMG tegenover Bluehoef aansprakelijk zou zijn. Bluehoef heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar vermogenspositie gunstiger was geweest als zij de aandelen eerder aan AMG had verkocht.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
Bluehoef is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. Bluehoef vordert in hoger beroep hetzelfde als bij de rechtbank.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van Bluehoef op de door de rechtbank toegepaste maatstaf. De rechtbank is volgens Bluehoef ten onrechte overgegaan tot voordeelstoerekening. De rechtbank is daardoor niet toegekomen aan de vraag of AMG de onderhandelingen eenzijdig heeft beëindigd, of zij daartoe gerechtigd was en of AMG op grond daarvan aansprakelijk is te houden.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Ook in hoger beroep strijden partijen over de vraag of Bluehoef aanspraak kan maken op schadevergoeding bestaande uit het negatief contractsbelang, omdat AMG de onderhandelingen ongeoorloofd heeft beëindigd. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
6.2
Bij de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van partijen vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in de totstandkoming van de overeenkomst, of in verband met andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar is. Het is aan Bluehoef om te stellen en te bewijzen dat zich in deze een dergelijke "tenzij-situatie" voordoet.
Heeft AMG eenzijdig de onderhandelingen beëindigd?
6.3
Het meest verstrekkende verweer van AMG is dat zij niet eenzijdig de onderhandelingen heeft beëindigd. AMG heeft aangevoerd dat zij in september 2019 – nadat het due diligenceonderzoek niet naar haar tevredenheid was afgerond – het sluiten van de transactie wilde opschorten en de ontwikkeling van de omzet over heel 2019 wilde afwachten om te bezien of de winstgevendheid van de vennootschap zou verbeteren. Toen de heer [medewerker AMG] van AMG (verder: [medewerker AMG]) dit telefonisch aan [bestuurder Bluehoef] meedeelde, was [bestuurder Bluehoef] het niet eens met uitstel. [medewerker AMG] en [bestuurder Bluehoef] zijn vervolgens in overleg tot het besluit gekomen de onderhandelingen te stoppen. Dit is ook terug te lezen in de e-mail van 5 september 2019 van AMG aan Imap (zie rov. 3.1 sub c). Van een eenzijdig besluit tot beëindigen van de onderhandelingen is dus geen sprake, aldus AMG.
6.4
Bluehoef heeft deze gang van zaken niet gemotiveerd weersproken, maar er slechts op gewezen dat [bestuurder Bluehoef] niet akkoord was met het door AMG voorgestelde uitstel. Dit betekent dat als onvoldoende weersproken vaststaat dat partijen gezamenlijk hebben besloten de onderhandelingen te beëindigen. Van een eenzijdig besluit is geen sprake. De omstandigheid dat dit besluit tot stand is gekomen omdat Bluehoef niet kon instemmen met het door AMG gewenste uitstel, doet daaraan niet af. Al om deze reden kunnen de vorderingen van Bluehoef niet worden toegewezen.
Was AMG gerechtigd de onderhandelingen eenzijdig af te breken?
6.5
Maar ook als wel van een eenzijdig afbreken van de onderhandelingen sprake zou zijn geweest, zou dat niet tot toewijzing van de vorderingen van Bluehoef kunnen leiden. Het uitgangspunt is immers dat partijen in beginsel vrij zijn de onderhandelingen af te breken. Slechts in bijzondere gevallen, waarin het afbreken gelet op de achtergrond en het gehele verloop van de onderhandelingen als onaanvaardbaar moet worden gekwalificeerd, kan het afbreken van onderhandelingen tot precontractuele aansprakelijkheid leiden. In dat kader is het volgende van belang.
6.6
Partijen hebben de wijze waarop zij hun precontractuele fase wensten in te richten vastgelegd in de LOI. Omdat het bij de LOI gaat om zakelijke afspraken tussen professionele partijen die bij de totstandkoming daarvan zijn bijgestaan door juridisch deskundige adviseurs, moet bij de uitleg van de LOI veel betekenis worden toegekend aan de taalkundige betekenis van de bepalingen.
6.7
In artikel 13.2 van de LOI is bepaald dat pas van een bindende overeenkomst sprake is, wanneer de "Transition Documents" (de SPA met de in artikel 1.1 gedefinieerde bijbehorende documenten) door partijen zijn getekend. Artikel 13.1 van de LOI bepaalt daarnaast dat in het geval de onderhandelingen worden beëindigd, daaruit geen verplichtingen tot vergoeding van schade of kosten voortvloeien.
6.8
Gelet op deze bepalingen valt niet in te zien dat het AMG niet vrij zou staan de onderhandelingen eenzijdig te beëindigen, omdat bij Bluehoef sprake was van gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen. Nu vaststaat dat partijen zijn overeengekomen dat pas van een overeenkomst sprake is als de "Transition Documents" zijn ondertekend, en tevens als onvoldoende weersproken vaststaat dat de SPA nog niet was opgesteld – valt niet in te zien dat Bluehoef er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. Zelfs als de bijeenkomst op 17 juli 2019 zo voorspoedig is verlopen als door Bluehoef gesteld en zij er op basis daarvan op vertrouwde dat het spoedig tot een closing zou komen, kan – gelet op het bepaalde in artikel 13.2 LOI – van
gerechtvaardigdvertrouwen geen sprake zijn.
6.9
Uit het vorenstaande volgt ook dat Bluehoef er niet gerechtvaardigd vanuit mocht gaan dat het op 17 juli 2019 besprokene een wijziging had gebracht in de geldende (in de LOI opgenomen) afspraken. Deze (schriftelijke) afspraken waren immers bedoeld om duidelijk te markeren dat een tussentijds (mondeling) onderhandelingsresultaat niet kon worden aangemerkt als bindende afspraak. Het ligt niet in de rede om te veronderstellen dat zo een schriftelijke afspraak mondeling kan worden aangepast, laat staan stilzwijgend. Dit geldt te meer omdat – bij gebreke van een anders luidende verklaring – moet worden aangenomen dat genoemde bepalingen in de LOI zijn opgenomen om een situatie als de onderhavige (waarin de vraag is of sprake is van gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen) te voorkomen.
6.1
Andere omstandigheden die maken dat eenzijdige beëindiging onaanvaardbaar is, zijn door Bluehoef niet gesteld. De omstandigheid dat Bluehoef in het kader van de onderhandelingen kosten heeft gemaakt, noch de omstandigheid dat [bestuurder Bluehoef] ettelijke tientallen uren aan die onderhandelingen heeft besteed, kan als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden gekwalificeerd. Hetzelfde geldt immers voor AMG en als uitgangspunt heeft te gelden dat dergelijke kosten moeten worden gerekend tot het normale bedrijfsrisico. Daarbij komt dat partijen in artikel 13.1 van de LOI expliciet zijn overeengekomen dat zij elkaar geen vergoeding verschuldigd zijn bij het voortijdig staken van de onderhandelingen omdat zij geen volledige overeenstemming hebben weten te bereiken over de SPA.
6.11
Dit betekent dat AMG gerechtigd was om (zonder vergoeding) de onderhandelingen af te breken en de vorderingen dus ook om die reden niet toegewezen kunnen worden.
Schade als gevolg van het (gesteld onrechtmatig) handelen?
6.12
Begrijpt het hof de stellingen van Bluehoef goed, dan spelen de gebeurtenissen op 17 juli 2019 een belangrijke rol in het gestelde totstandkomingsvertrouwen van de overeenkomst aan de zijde van Bluehoef. Bluehoef stelt immers dat de tijdens de bespreking van 17 juli 2019 gemaakte afspraken er (in ieder geval) toe hebben geleid dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar was. Als Bluehoef in deze stelling zou worden gevolgd, dan zou de schade zijn te begroten op het verschil tussen de huidige situatie en de hypothetische situatie dat op 17 juli 2019 geen totstandkomingsvertrouwen zou zijn gewekt.
6.13
De kosten die Bluehoef tot 17 juli 2019 al had gemaakt, had zij ook in de hypothetische situatie gemaakt. Deze staan dus niet in causaal verband met het (vermeend) onrechtmatig handelen van AMG. Datzelfde geldt voor de kosten die Bluehoef heeft moeten maken in de onderhandelingen met Thorqx. Die kosten zijn niet het gevolg van het gewekte totstandkomingsvertrouwen, maar van het (in beginsel toelaatbare) afbreken van de onderhandelingen in september 2019 en komen dus – anders dan Bluehoef meent – niet voor vergoeding in aanmerking. Dat Bluehoef in de werkelijke situatie (na 17 juli 2019) kosten heeft gemaakt die zij niet zou hebben gemaakt in de hypothetische situatie dat AMG op 17 juli 2019 geen totstandkomingsvertrouwen had gewekt, heeft zij niet gesteld en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat betekent dat schade als gevolg van het gesteld onrechtmatig handelen niet aannemelijk is geworden en de vorderingen van Bluehoef dus ook om die reden niet toewijsbaar zijn.
6.14
Gelet op het vorenstaande behoeft de vraag of voordeeltoerekening in dit geval redelijk is, geen beantwoording.
Bewijsaanbiedingen
6.15
Bij gebreke van stellingen, die – indien bewezen – tot toewijzing van de vorderingen zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
Conclusie en proceskosten
6.16
De conclusie is dat het hoger beroep van Bluehoef niet slaagt. Daarom zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. Het hof zal Bluehoef als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De wettelijke rente over deze kosten is toewijsbaar als na te melden.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2021;
- veroordeelt Bluehoef in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van AMG tot op heden begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 2.366,-- aan salaris advocaat en € 173,-- aan nasalaris, te verhogen met € 90,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,--, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. van der Ven, mr. H.J. van Kooten en mr. J.S. Honée en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.