In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Veiligheid B.V. tegen de voormalige vennoten van de v.o.f. G&P Flowers en Plants. Veiligheid B.V. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld voor betaling van € 2.788,66, bestaande uit hoofdsom, rente en incassokosten. De vordering is gebaseerd op twee overeenkomsten voor de levering van een camerasysteem en een elektronisch inbraakbeveiligingssysteem, die door de v.o.f. zijn overgenomen van een ander bedrijf. De v.o.f. heeft de facturen van Veiligheid B.V. ontvangen, maar slechts één factuur is betaald, terwijl de overige facturen onbetaald zijn gebleven. Hierdoor heeft Veiligheid B.V. de overeenkomsten ontbonden en een afkoopsom in rekening gebracht voor de resterende contractduur.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering afgewezen, omdat deze als onvoldoende onderbouwd werd beschouwd. Veiligheid B.V. heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep zijn de voormalige vennoten van de v.o.f. niet verschenen, waardoor zij geen verweer hebben gevoerd tegen de vordering. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering van Veiligheid B.V. voldoende onderbouwd is en heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd. Het hof heeft de vordering van Veiligheid B.V. alsnog toegewezen en de voormalige vennoten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en proceskosten.
Het hof heeft de kosten van het herstelexploot voor rekening van Veiligheid B.V. gelaten en verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing van het hof is op 7 maart 2023 openbaar uitgesproken.