In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, heeft de appellant, wonende in [woonplaats], een recht van overpad over een gedeelte van de achtertuin van de verweerders, ook wonende in [woonplaats]. De appellant stelt dat hij in zijn recht wordt belemmerd door uitgroeiende boomwortels van een boom in de achtertuin van de verweerders. Hij heeft daarom de verwijdering van deze boomwortels gevorderd. Het hof heeft de situatie ter plaatse bezichtigd en is, net als de kantonrechter, van oordeel dat de vordering van de appellant moet worden afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de boom zonder problemen kan passeren met de fiets aan de hand, mits de trapper aan de boomkant omhoog is gedraaid. De appellant heeft aangevoerd dat de boomwortels ook het gebruik van het pad met een bromfiets, motor, scooter of rolstoel belemmeren, maar het hof oordeelt dat de akte van erfdienstbaarheid geen ruimte biedt voor dit gebruik. De deskundigen die door de appellant zijn geraadpleegd, hebben aangegeven dat het wegsnijden van de wortels de levensvatbaarheid en stabiliteit van de boom in gevaar zou brengen. Het hof concludeert dat de gevorderde ingreep niet noodzakelijk is voor een behoorlijke uitoefening van het recht van overpad. Het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant wordt veroordeeld in de proceskosten.