ECLI:NL:GHDHA:2023:2959

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
200.281.906/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schuldverdeling bij aanvaring tussen bulkcarrier en loodsschip op de Noordzee

In deze zaak gaat het om een aanvaring die plaatsvond op 21 januari 2018 op de Noordzee tussen de bulkcarrier Nord Taurus, varend onder Panamese vlag, en het Nederlandse loodsschip Pollux. Het Loodswezen, eigenaar van de Pollux, vorderde dat de eigenaar van de Nord Taurus, Pedregal, aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het Loodswezen had geleden als gevolg van de aanvaring. De rechtbank Rotterdam wees de vorderingen van het Loodswezen af, oordelend dat de schuld volledig bij de Pollux lag. Het Loodswezen ging in hoger beroep, waarbij het hof de aansprakelijkheid van beide schepen beoordeelde. Het hof onderschreef de bevindingen van de rechtbank dat er ernstige fouten waren gemaakt aan boord van de Pollux, maar oordeelde ook dat de Nord Taurus gedeeltelijk aansprakelijk was voor de aanvaring. Het hof stelde de schuldverdeling vast op 80% voor de Pollux en 20% voor de Nord Taurus. Het hof bekrachtigde de proceskostenveroordeling van de rechtbank, maar compenseerde de kosten van het hoger beroep, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het arrest werd uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.281.906/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/554838 / HA ZA 18-690
Arrest van 21 maart 2023
in de zaak van
Loodswezen Materieel B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.J. Hoepel kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
Pedregal Maritime S.A.,
gevestigd in Panama,
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J. Blussé van Oud-Alblas kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna het Loodswezen, respectievelijk Pedregal noemen (beide met vrouwelijke verwijswoorden vanwege hun rechtsvorm).

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over een aanvaring die in januari 2018 plaatsvond op de Noordzee tussen de onder Panamese vlag varende bulkcarrier Nord Taurus en het Nederlandse loodsschip Pollux. Het Loodswezen vordert, als eigenares van de Pollux, dat voor recht wordt verklaard dat de eigenares van de Nord Taurus, Pedregal, aansprakelijk is voor de aanvaring en dat Pedregal tot vergoeding van de door Loodswezen geleden schade wordt veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn aan boord van de Pollux zeer ernstige fouten gemaakt en hebben die tot de aanvaring geleid, ontbreekt causaal verband tussen aan boord van de Nord Taurus gemaakte fouten en de aanvaring en moet de schuldverdeling tussen de schepen aan de aanvaring worden bepaald op 100% voor de Pollux en nihil voor de Nord Taurus.
1.2
Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat ernstig verwijtbare nalatigheden aan boord van de Pollux tot de aanvaring hebben geleid, maar is tevens van oordeel dat ook de Nord Taurus voor een deel schuld heeft aan de aanvaring.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 10 juni 2020, waarmee het Loodswezen in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2020, hersteld bij herstelvonnis van 3 juni 2020 (vonnis en herstelvonnis samen hierna veelal: het vonnis);
  • de memorie van grieven van het Loodswezen, met bijlagen;
  • de ‘memorie van antwoord in principaal appel tevens incidentele memorie van grieven’ van Pedregal, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van het Loodswezen;
  • de bijlagen G7 en G8 die Pedregal ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 9 september 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Na toezending van dit, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte, proces-verbaal heeft eerst de advocaat van Pedregal een brief van 21 oktober 2022 (met bijlage) aan het hof gestuurd en daarna de advocaat van het Loodswezen een brief van 31 oktober 2022. De brieven maken deel uit van het dossier.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Zowel het Loodswezen als Pedregal hebben grieven aangevoerd tegen de feitenvaststelling in het vonnis van de rechtbank. Met inachtneming van deze grieven (
grief 1 en 2 in principaal en grief 2 in incidenteel hoger beroep) staat in hoger beroep het volgende vast.
3.2
Op zondag 21 januari 2018 omstreeks 04:12 uur vond een aanvaring plaats tussen de Nederlandse loodskotter Pollux en het onder de vlag van Panama varende zeeschip Nord Taurus.
3.3
De plaats van aanvaring was in de positie 51° 42.10' noorderbreedte en 003° 17.60' Oosterlengte in de omgeving van de zuid boei Schouwenbank en het loodsstation (ook wel: kruispost) Steenbank. Deze geografische positie is gelegen op de Noordzee, ten noordwesten van West Kapelle en binnen de territoriale wateren van Nederland.
3.4
Enige uren voor de aanvaring was de Belgische loods [loods] op de rede van Vlissingen aan boord van de Nord Taurus gekomen. Kort voor de aanvaring was de loods klaar met de beloodsing en werd hij door de Nord Taurus overgezet op de loodsboot Perseus.
3.5
De Nord Taurus, die, in ballast varend, onderweg was van Gent naar Moermansk, is een grote Panamese bulkcarrier (228,94 x 32,24 m, 43.471 bruto register ton, 81.718 ton draagvermogen), voortgestuwd door een 9.660 kW machine op een rechtsdraaiende schroef.
3.6
De loodskotter Pollux (81,20 x 13,3 m, diepgang 4,3 m, max snelheid 16 knopen) heeft een voortstuwing van 5.100 kW op 2 schroeven en 2 boegschroeven. Zij is uitgerust met een kleine loodsjol (8,2 x 3 m, max. snelheid 28 knopen), waarmee zij loodsen overzet op en afhaalt van zeeschepen. De Pollux biedt (overnachtings)accommodatie voor loodsen en wisselbemanningen voor (o.a.) de
swathsen levert ook bunkers aan die
swaths,voluit:
small waterplane area twin hull.
3.7
De loodsboot Perseus is een snelle catamaran type
swath(25,65 x 14,25 m, max snelheid 18 knopen, voortstuwing 1.420 kW op 2 schroeven). Zij heeft geen verblijfsruimte en wordt ingezet voor het overzetten en het oppikken van loodsen aan boord van schepen met een vrijboord van minstens 3,5 m, die vervolgens hetzij op de Pollux worden overgezet hetzij naar de wal worden gebracht, en voor het aanvoeren van loodsen en bemanningen aan boord van de Pollux.
3.8
De Pollux, de Perseus en de Nord Taurus beschikten alle over goed werkende radarapparatuur en over AIS-ECDIS-systemen; de Nord Taurus en de Pollux ook over VDR.
3.9
De (loods)kruispost Steenbank wordt (veelal) bediend met/door twee vaartuigen, een loodskotter, met aan boord een loodsjol voor een tandembeloodsing, en een
swath.De loodsdienstregelaar van de kruispost (Pilot) Steenbank aan wal bepaalt of de loodsen naar de loodskotter gaan dan wel rechtstreeks naar een ander schip dan wel aan boord van de
swathblijven wachten, etc.
3.1
Als gevolg van de aanvaring is schade ontstaan aan de bakboordzijde van de Pollux. Drie opvarenden van de Pollux liepen bij de aanvaring lichte verwondingen op.
3.11
De loodsboten Pollux en Perseus waren ten tijde van de aanvaring eigendom van het Loodswezen. Het zeeschip Nord Taurus was ten tijde van de aanvaring eigendom van Pedregal.
3.12
Op 21 januari 2018 hebben partijen elkaar over en weer aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de aanvaring ontstane schade.
3.13
Op 24 januari 2018 heeft het Loodswezen bij de rechtbank Rotterdam een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met nevenvoorzieningen ingediend. Pedregal heeft de kapitein van de Nord Taurus als getuige doen horen.
3.14
Op 26 januari 2018 heeft Pedregal de voorzitter van de rechtbank van Koophandel te Antwerpen verzocht om een nautisch deskundige te benoemen. Bij beschikking van diezelfde dag werd (oud-gezagvoerder) [betrokkene] van de Nautische Commissie bij de rechtbank van Koophandel te Antwerpen als nautisch deskundige benoemd. Zijn eindverslag zit bij de stukken, net als de andere in 4.6 van het vonnis onder het kopje ‘Bewijsmateriaal’ genoemde gegevens.
3.15
In januari 2021 heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna: de Onderzoeksraad) naar aanleiding van de aanvaring tussen de Pollux en de Nord Taurus onder de titel “Beleving van het beloodsen – Aanvaring tussen loodsvaartuig en bulkcarrier in het Scheldegebied” een onderzoeksrapport uitgebracht. In de conclusies van dit rapport is onder meer vermeld:
“De achterliggende oorzaak van het ongeval is de ongebruikelijke situatie van de aanwezigheid van twee als zodanig herkenbare loodsboten tijdens het beloodsingsproces. Door deze situatie werden de volgende aannames gedaan die niet getoetst werden: 1. de Pollux is onderdeel van het beloodsingsproces en zal het beloodsingsproces dus niet verstoren; 2 de Pollux is op de hoogte van het afhalen van de loods en hoeft dus niet ingelicht te worden over het gevaar voor aanvaring op de voorliggende koers. Doordat de beleving van het beloodsingsproces tussen de Pollux en de Nord Taurus verschilde, sloten deze aannames niet aan op de werkelijke situatie. De aannames werden ook niet getoetst en er werd daarom niet actief gecommuniceerd. .(….) Het huidige systeem, waarbij het voor kan komen dat twee loodsboten dichtbij elkaar liggen tijdens een beloodsingsproces, kan dus tot verwarring leiden. Ook als een loodsboot geen onderdeel is van het beloodsingsproces, maar wel dichtbij ligt en bovendien de loodsverlichting voert, zal deze herkend worden als loodsboot. Daardoor kan de beleving zijn dat de tweede loodsboot, ook al is deze niet betrokken, het beloodsingsproces volgt en waar nodig faciliteert. Deze beleving kan leiden tot een risicovolle situatie”.
3.16
Bij vonnis van 20 december 2019 heeft de rechtbank Amsterdam kapitein [kapitein] van de Pollux in verband met de aanvaring veroordeeld tot betaling van een boete wegens diverse overtredingen, waaronder overtreding van de verplichting tot het hebben van een tweede uitkijk op de brug bij nacht. De rechtbank Amsterdam sprak kapitein Ambasta van de Nord Taurus vrij van de hem ten laste gelegde overtredingen.
3.17
Bij verzoekschrift van 13 augustus 2020 heeft het Loodswezen het hof verzocht een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Bij beschikking van 25 mei 2021 heeft het hof dit verzoek afgewezen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Het Loodswezen heeft Pedregal gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
i) voor recht verklaart dat het Loodswezen niet aansprakelijk is voor de door Pedregal geleden en/of nog te lijden schade als gevolg van de ten processe bedoelde aanvaring, althans aansprakelijk is in een door de rechtbank in goede justitie te bepalen mate;
ii) voor recht verklaart dat Pedregal aansprakelijk is voor alle door het Loodswezen geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aanvaring, althans aansprakelijk is in een door de rechtbank in goede justitie te bepalen mate;
iii) Pedregal veroordeelt tot betaling aan het Loodswezen van alle door het Loodswezen geleden en nog te lijden schade als gevolg van de ten processe bedoelde aanvaring, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen mate, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
iv) Pedregal veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening vonnis zijn voldoen en de nakosten.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen van het Loodswezen afgewezen en het Loodswezen in de door Pedregal gevorderde kosten van de Nautische Commissie, alsmede in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
Het Loodswezen is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis, waarin de rechtbank tot de slotsom kwam dat de schuldverdeling tussen de schepen aan de aanvaring wordt bepaald op 100% voor de Pollux en nihil voor de Nord Taurus, met een afwijzing van de vordering van het Loodswezen als gevolg. Het Loodswezen, dat verscheidene grieven tegen het vonnis heeft aangevoerd, vordert hetzelfde als bij de rechtbank en vordert daarnaast dat Pedregal zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Opgemerkt zij nog dat het Loodswezen haar vordering in de eerste aanleg al had genuanceerd, in die zin dat zij een (andere) schuldverdeling bepleitte (zie het proces-verbaal van de comparitie blz. 2). In lijn daarmee begint zij haar memorie van grieven met de (bij memorie van antwoord in incidenteel appel en tijdens de mondelinge behandeling herhaalde) opmerking dat zij zich terdege realiseert dat de Pollux niet geheel vrijuit gaat, maar dat het ‘100/0-oordeel’ van de rechtbank geen recht doet aan de situatie..
5.2
Pedregal heeft in incidenteel hoger beroep vier, deels voorwaardelijke, grieven aangevoerd. Zij vordert dat het hof, zo nodig onder verbetering van gronden, de bestreden vonnissen zal bekrachtigen, met veroordeling van het Loodswezen in de kosten van het (principaal en incidenteel) hoger beroep.

6.Beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep

Internationale bevoegdheid

6.1
Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige vorderingen en met de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter is tussen partijen overigens ook niet in geschil.
Toepasselijk recht
6.2
Zoals ook de rechtbank – in hoger beroep onbestreden – heeft geoordeeld, zijn op het voorval van toepassing: het Verdrag van Brussel van 23 september 1910 tot het vaststelling van enige eenvormige regelen betreffende aanvaring (hierna: het Aanvaringsverdrag), het Verdrag van Londen van 20 oktober 1972 inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee met bijbehorende voorschriften (hierna: de Colregs) en verder aanvullend (op grond van art. 4 lid 1 Rome-II Verordening) Nederlands recht.
6.3
De rechtbank heeft – eveneens onbestreden – geoordeeld dat gesteld noch gebleken is dat sprake is van de in art. 2 Aanvaringsverdrag bedoelde situatie dat de aanvaring is toe te schrijven aan toeval, overmacht of twijfel bestaat over de oorzaken van de aanvaring en dat daarom moet worden vastgesteld of een of beide schepen schuld heeft dan wel schuld hebben aan de aanvaring en zo ja, in welke mate. Voor de beoordeling van de vraag of en zo ja in welke mate een of beide schepen schuld heeft/hebben aan de aanvaring zijn onder meer de in het bestreden vonnis aangehaalde voorschriften 2, 5, 7, 15 tot en met 18 en 27 tot en met 29 Colregs van belang. Ook het hof gaat (met partijen) van dit beoordelingskader uit.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep
6.4
De advocaten van beide partijen hebben gereageerd op het hun toegestuurde proces-verbaal. De advocaat van het Loodswezen heeft erop gewezen dat, anders dan in het proces-verbaal staat, de memorie van grieven een expliciete grief (grief 7) tegen overweging 4.13 van het vonnis behelst. In de brief van de advocaat van Pedregal wordt op enkele onvolkomenheden gewezen – met name de notering (bovenaan blz. 3) dat bepaalde informatie uit het LIS volgt en de typefout (onderaan blz. 3): ‘zit’ in plaats van ‘ziet’ (zie de punten 4 en 9 van bedoelde brief ) – en wordt weergegeven hoe Pedregal bepaalde zaken ziet. Daar wordt kennis van genomen en ook van de reactie erop in de brief van 31 oktober 2022 van de advocaat van het Loodswezen.
De VDR-gegevens en afgelegde verklaringen
6.5
Beide partijen hebben in hoger beroep aangevoerd en desgevraagd ter zitting verklaard dat en waarom de VDR-registraties en de voor de Nautische Commissie afgelegde verklaringen in deze procedure tot bewijs van hun respectieve stellingen kunnen worden gebruikt en dat art. 69 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor de veiligheid daaraan niet in de weg staat. Partijen worden hierin gevolgd. Grief 12 van het Loodswezen behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
Toedracht
6.6
De rechtbank heeft onder 4.8 tot en met 4.8.22 de toedracht van de aanvaring vastgesteld. Deze vaststelling van de toedracht als zodanig is niet, althans niet voldoende kenbaar, bestreden en ook het hof gaat van deze, grotendeels aan het verslag van [betrokkene] ontleende, vaststellingen uit.
6.7
Wel is tussen partijen in geschil of loods [loods], nadat deze door de Perseus van de Nord Taurus was opgehaald, direct naar de Pollux zou worden gebracht. Volgens Pedregal was dit het geval en waren de Pollux en de Perseus dan ook beide bij de loodsafhaling betrokken. Het Loodswezen heeft dit bij dagvaarding ook in rechte erkend en mag daarop niet meer terugkomen, aldus Pedregal. Het Loodswezen daarentegen stelt dat de loods niet zou worden overgezet, dat althans voor diens ontscheping niet bekend was waar hij heen zou gaan en dat de Pollux, nadat de Perseus van haar wegvoer, richting de kruispost koerste.
6.8
Ter zitting in hoger beroep heeft Pedregal haar betwisting dat de Pollux zelfstandig naar de kruispost op weg was nader toegelicht door erop te wijzen dat de Pollux na vertrek van de Perseus een koers van 300 graden voer terwijl een koers van 320 graden was vereist om de kruispost te bereiken. Van de zijde van het Loodswezen is hier tegenin gebracht dat die koers (van 300 graden) nodig was in verband met de vloedstroom, hetgeen weer door Pedregal is betwist. Pedregal heeft verder aangevoerd dat de juistheid van haar standpunt dat de Pollux loods [loods] van de Perseus zou overnemen uit het Loodsen Informatiesysteem (LIS) zou moeten blijken. Zij heeft erop gewezen dat het Loodswezen ondanks herhaald verzoek die planning niet heeft willen overleggen.
6.9
Naar het oordeel van het hof kan, zoals hierna onder 6.10 zal blijken, in het midden blijven of vóór de aanvaring reeds (bij de Pollux, de Perseus en/of de Pilot Steenbank) bekend was of de Perseus loods [loods] na diens ontscheping op de Pollux zou overzetten. Niet, althans onvoldoende betwist, is dat loods [loods] voor zijn ontscheping zelf niet wist waar hij door de Perseus naar toe zou worden gebracht, maar dat in ieder geval de mogelijkheid bestond dat hij op de Pollux zou worden afgezet. Vast staat ook dat de Pollux deze ‘afzet-functie’ regelmatig vervult, daarbij ook als hotelschip fungeert en de loodsen uiteindelijk naar een ander te beloodsen schip of de wal brengt. Terzijde voegt het hof hieraan toe dat, zo al sprake zou zijn van een gerechtelijke erkentenis van de zijde van het Loodswezen dat loods [loods] op de Pollux zou worden overgezet, het Loodswezen genoegzaam heeft toegelicht dat zij daarop in haar latere stukken nog kon terugkomen.
Schuld van de Pollux
6.1
De Pollux diende ermee rekening te houden (i) dat de Nord Taurus de Pollux, van waaraf de Perseus was vertrokken en die evenals de Perseus de loodslichten voerde, zou zien als (potentieel) betrokken bij de ontscheping en (ii) dat de Nord Taurus in de gegeven omstandigheden een eventuele kruisende koers van een dergelijk wendbaar loodsschip niet zou interpreteren als een gevaar voor aanvaring. Daarmee is niet beslissend of, zoals Pedregal onder
grief 2 in incidenteel hoger beroepaanvoert, komt vast te staan of loods [loods] na ontscheping van de Nord Taurus daadwerkelijk op de Pollux zou worden overgezet. Deze grief behoeft bij gebrek aan belang derhalve geen verdere bespreking.
6.11
Omdat bij de Pollux bekend was dat de Perseus een loods van de Nord Taurus zou afhalen, diende de Pollux verder ermee rekening te houden dat de Nord Taurus (in ieder geval) gedurende de ontscheping van de loods beperkt manoeuvreerbaar zou zijn. Het hof verwerpt het standpunt van het Loodswezen onder
grief 3 in principaal hoger beroepdat een schip dat bezig is met het overzetten van een loods niet kwalificeert als een beperkt manoeuvreerbaar schip in de zin van voorschrift 3 en 18 Colregs.
6.12
Ook
grief 4 in principaal hoger beroepfaalt, voor zover daarin wordt bepleit dat voorschrift 15 voorgaat op voorschrift 18 van de Colregs. Blijkens de aanhef van laatstgenoemd voorschrift dient een schip alleen dan niet uit te wijken voor een beperkt manoeuvreerbaar schip als de voorschriften 9, 10 en 13 anders voorschrijven. Vast staat, zoals ook in het verslag van [betrokkene] is vermeld en ter zitting in hoger beroep met de VDR beelden van de aanvaring is getoond, dat de aanvaring vrijwel onmiddellijk na de ontscheping plaatsvond. Zowel vlak voor als tijdens de aanvaring was de Nord Taurus beperkt manoeuvreerbaar en de Pollux op grond van voorschrift 18 uitwijkplichtig. Vast staat dat de Pollux (toen) niet is uitgeweken.
6.13
Het Loodswezen heeft in hoger beroep niet (voldoende kenbaar) bestreden de feitelijke vaststellingen van de rechtbank in rov. 4.11 dat de kapitein van de Pollux na vertrek van de Perseus alleen in de stuurhut aanwezig was, geen radarpeiling heeft genomen, niet heeft geplot, het ARPA alarm niet heeft ingeschakeld, de auditieve alarmen heeft afgezet, de aanwijzingen van de Perseus aan de Nord Taurus over de koers en snelheid bij het leimaken niet heeft gehoord, de koerswijziging van de Nord Taurus naar 30 graden niet heeft opgemerkt en gedurende 12 minuten is blijven doorvaren met gelijke koers en snelheid en dat, ten slotte, hem na de aanvaring geheel was ontgaan dat de ontscheping inmiddels al had plaatsgevonden. Ook het hof is, mede tegen de onder 6.10 geschetste achtergrond, van oordeel dat door de Pollux geen goede uitkijk is gehouden waarmee niet is voldaan aan de voorschriften 5 in verbinding met voorschriften 7 en 16 Colregs. Evenmin was op de Pollux voldaan aan het voorschrift van een tweede man op wacht in de nachtelijke uren. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat hierdoor sprake is van zeer ernstige fouten die tot (het gevaar voor) de aanvaringssituatie hebben geleid.
Grief 5 in principaal hoger beroepfaalt.
Medeschuld van de Nord Taurus
6.14
Dat de Nord Taurus tijdens de ontscheping niet de lichten van een beperkt manoeuvreerbaar schip voerde, acht het hof in dit geval van ondergeschikt belang, nu de Pollux wist dat na vertrek van de Perseus een ontscheping van de Nord Taurus aanstaande was (zie hiervoor, 6.11). Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank in rov. 4.10 van het vonnis op dit punt heeft overwogen. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat de kapitein van de Pollux, die geen uitkijk hield, de hier bedoelde lichten zou hebben opgemerkt en de aanvaring in dat geval zou zijn voorkomen. Het Loodswezen heeft dit in hoger beroep ook niet meer (voldoende kenbaar) aan haar stelling, dat de Nord Taurus (mede)schuld aan de aanvaring heeft, ten grondslag gelegd.
6.15
Hiervoor is reeds overwogen dat en waarom (i) op de Nord Taurus in de gegeven omstandigheden de gedachte kon bestaan dat de Pollux bij de ontscheping betrokken was en (ii) de Pollux op haar beurt er rekening mee diende te houden dat die zienswijze/verwachting bij de Nord Taurus leefde, ook indien (zoals het Loodswezen stelt, maar Pedregal betwist) de Pollux op weg zou zijn geweest naar de kruispost en de loods in dit geval niet zou overnemen.
6.16
Dit alles doet er evenwel niet aan af dat Nord Taurus (bijgestaan door loods [loods]) zich, alvorens zij haar koers naar de door de Perseus om 4:06 uur doorgegeven gewenste koers van dertig graden verlegde, had moeten realiseren dat daardoor een gevaar voor aanvaring zou kunnen ontstaan met de vanaf 4:00 uur met een onveranderde snelheid en koers van 300 graden varende Pollux, met welk schip geen contact was geweest. Van de Nord Taurus mocht ten minste op en vanaf dat moment worden verwacht contact met de Pollux op te nemen om na te gaan of haar verwachting dat de Pollux naderde om de loods van de Perseus over te nemen, althans van koers zou veranderen, inderdaad juist was en bleef, zodat de koerswijziging van de Nord Taurus veilig kon worden uitgevoerd. Dat de door de Nord Taurus in te zetten leikoers door loods [loods] was aangevraagd en door de Perseus was doorgegeven, doet aan deze voortdurende eigen verplichting van de kapitein/officier van de wacht van de Nord Taurus niet af. Los hiervan geldt dat (eventuele) fouten (nalatigheden) van een loods ([loods]) aan de eigenaar van het beloodste schip moeten worden toegerekend. Ten overvloede tekent het hof hierbij nog aan dat de Belgische loods [loods], naar ter zitting desgevraagd is bevestigd, niet in dienst was van het Loodswezen.
Grief 8 in principaal hoger beroepfaalt.
6.17
Vast staat dat de Nord Taurus, alvorens de opgeven leikoers in te zetten, geen contact met de Pollux heeft opgenomen en ook nadien de Pollux niet meer in de gaten heeft gehouden. De Nord Taurus heeft hiermee gehandeld in strijd met onder meer voorschriften 2 (voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van aanvaringen), 5 (uitkijk), 7 (gebruik van alle beschikbare middelen om te bepalen of gevaar voor aanvaring bestaat) en 8 sub a (op tijd nemen van doelmatige maatregelen ter vermijding van aanvaringen) en heeft medeschuld aan de aanvaring. Gesteld noch gebleken is dat, ook indien voor of bij gelegenheid van het inzetten van de leikoers contact met de Pollux was opgenomen en/of (vervolgens tevens) andere overeenkomstig goed zeemanschap te nemen voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van een aanvaring zouden zijn genomen, waaronder geluid- en lichtseinen, de aanvaring niet meer te voorkomen zou zijn geweest. Er moet daarom van worden uitgegaan dat het nalaten daarvan door de Nord Taurus de aanvaring mede heeft veroorzaakt
6.18
Nu het reeds voor en in elk geval om 4:06 uur op de weg van de Nord Taurus gelegen om zich ervan te vergewissen of de Pollux haar kruisende koers al dan niet zou voortzetten, behoeft geen verdere bespreking of en zo ja welke maatregelen de Nord Taurus 1 à 2 minuten voor de aanvaring – toen naar het oordeel van de rechtbank voor de Nord Taurus aanleiding bestond om in te grijpen – nog effectief had kunnen nemen om de aanvaring te vermijden. Ook is bij deze stand van zaken niet meer van belang of de (uiteindelijke) ligging van de Pollux (vlak) voor de aanvaring – aan de voorzijde in plaats van de achterzijde van de Perseus – al dan niet gebruikelijk was.
Grief 3 in incidenteel hoger beroepbehoeft geen verdere bespreking. Het hof betrekt hierbij dat ook in hoger beroep onvoldoende weersproken is gebleven dat een eventuele koerswijziging van de Nord Taurus, zoals die in dat late stadium nog mogelijk was geweest, juist (potentieel) catastrofale gevolgen voor de Pollux zou hebben gehad; het verwijt dat de Nord Taurus treft is niet dat er niet op het laatste moment een koerswijziging is doorgevoerd.
6.19
Terzijde wordt nog toegevoegd het aanvaarden van medeschuld in overeenstemming is, althans niet in strijd komt, met bijvoorbeeld:
- de bevindingen van [betrokkene] , die onder het kopje Besluiten in zijn eindverslag, opmerkt (punt 24) dat het brugteam van de Nord Taurus - volgens de kapitein van de Nord Taurus bestond dit eerst uit hemzelf, de loods, de 2e officier en de quatermaster/roerganger, verscheen om 04.00 uur de 1e officier op de brug, heeft deze om 04.04 uur de wacht overgenomen van de 2e officier, die met de loods naar beneden is gegaan, waarna op de brug aanwezig waren: de kapitein, de 1e stuurman en de helmsman/roerganger - in het geheel niet door had dat de Pollux, die van stuurboord inkwam, geen vaart minderde maar koers en vaart behield, (punt 25) dat van goed zeemanschap getuigt om voldoende situationeel bewustzijn te hebben opgebouwd voordat de ontscheping plaatsvindt en (punt 28) dat dit situationeel bewustzijn er in onvoldoende mate is geweest;
- de conclusies van de Onderzoeksraad, die onder meer inhouden dat het (enige) handelingsperspectief voor de kapitein van de Nord Taurus was (koers en vaart behouden en) contact opnemen met de Pollux, wat niet is gebeurd;
- het politie proces-verbaal van bevindingen, waarin onder meer staat dat er voldoende tijd was om in ieder geval via de marifoon, mits op tijd onderkend, het gevaar voor aanvaring kenbaar te maken.
Dat de kapitein van de Nord Taurus door de kantonrechter is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde overtredingen van de Colregs-voorschriften geeft geen aanleiding om in deze civielrechtelijke aansprakelijkheidszaak af te zien van het aanvaarden van medeschuld. Hetzelfde geldt voor wat daartegen door Pedregal nog verder is ingebracht.
6.2
Voor het geval het hof (zoals in het voorgaande) oordeelt dat sprake is van medeschuld aan de zijde van de Nord Taurus, voert Pedregal onder
grief 1 in incidenteel hoger beroepaan dat dan ook door de Perseus gemaakte fouten in de beoordeling moeten worden betrokken. De Perseus droeg aan de Nord Taurus de leikoers op en heeft geen actie heeft ondernomen om de aanvaring te voorkomen en had net zo min als de Pollux een tweede man op wacht, aldus de grief.
6.21
Naar aanleiding hiervan wordt er in de eerste plaats op gewezen dat het niet zo is dat de Perseus een opdracht heeft verstrekt aan de Nord Taurus die de Nord Taurus vervolgens (onmiddellijk) diende uit te voeren. De Perseus geeft (desgevraagd) een gewenste koers door voor het ontschepen en het is vervolgens aan de Nord Taurus om, met inachtneming van alle voorschriften en de vanuit goed zeemanschap geboden voorzorgsmaatregelen, te beoordelen of en zo ja wanneer daar op veilige wijze aan kan worden voldaan. De Perseus mocht daar redelijkerwijs van uitgaan en kon de aandacht concentreren op het langszij komen en een veilig verloop van de ontscheping. Waar zij ook op mocht vertrouwen is dat de Pollux rekening hield met het ontschepingsproces en dit niet zou hinderen. Voor zover ook zij de Pollux had kunnen waarschuwen dat deze een koerswijziging diende uit te voeren, althans dat er een aanvaringsgevaar dreigde, treft haar van het nalaten daarvan in de gegeven omstandigheden geen verwijt, althans valt dit in het niet bij het verwijt dat de Nord Taurus, treft van het op de brug niet in de gaten houden van de positie van de Pollux en het niet tijdig treffen van de geboden voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van een aanvaring. Ten overvloede wordt als andere benadering toegevoegd dat, indien het eventuele verwijt dat de Perseus zou kunnen worden gemaakt wordt meegenomen bij het verwijt dat de Pollux treft, nog steeds wordt uitgekomen op het hierna te noemen percentage van (mede)schuld van de Nord Taurus en er geen aanleiding bestaat om dit percentage, in de verhouding met de Pollux, in het voordeel van de Nord Taurus lager vast te stellen.
6.22
De slotsom is dat aan de zijde van de Pollux en de Nord Taurus sprake is van schuld aan de aanvaring. Naar het oordeel van het hof hebben de aan de zijde van de Pollux gemaakte fouten voor 80% en de aan boord van de Nord Taurus gemaakte fout voor 20% aan de schade bijgedragen. Op grond van art. 4 Aanvaringsverdrag zijn de Pollux en de Nord Taurus aansprakelijk tot het gewicht van de wederzijdse schuld, in dit geval derhalve tot 80% respectievelijk 20%. Bij deze schuldverdeling is, in het nadeel van Pollux, rekening gehouden met wat de Onderzoeksraad noemt de voorbeeldfunctie die loodsen hebben ten aanzien van de scheepvaartveiligheid.
6.23
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van het Loodswezen gedeeltelijk toewijsbaar zijn, aldus dat voor recht zal worden verklaard dat het Loodswezen aansprakelijk is voor 80% en Pedregal voor 20% aansprakelijk is voor de als gevolg van de aanvaring ontstane schade. Pedregal zal in zoverre worden veroordeeld tot vergoeding van de door het Loodswezen geleden schade, nader op te maken bij staat. De
grieven 6, 7, 9 en 10 in principaal hoger beroepslagen gedeeltelijk.
6.24
De vordering van Pedregal ter zake van de kosten van Nautische Commissie is, nu het gaat om kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en de schade, in beginsel toewijsbaar. Het Loodswezen is in principaal hoger beroep ook niet opgekomen tegen het gelijkluidende oordeel van de rechtbank. In incidenteel hoger beroep heeft Pedregal deze kosten alsnog geconcretiseerd en met de als productie G6 overgelegde (cc aan het kantoor van de raadsman van het Loodswezen gestuurde) nota’s ten bedrage van in totaal € 23.431,75 ook genoegzaam gespecificeerd en onderbouwd. Het Loodswezen heeft ook niet bestreden dat, zoals de rechtbank in het herstelvonnis nog heeft overwogen, die kosten bij het Loodswezen bekend mogen worden verondersteld. Het hof gaat daarom aan de blote betwisting van het Loodswezen voorbij. Wel dient de aansprakelijkheid van het Loodswezen voor deze kosten overeenkomstig de hiervoor vastgestelde schuldverdeling te worden beperkt tot 80% van deze kosten, te weten € 18.745,40.
Grief 4 in incidenteel hoger beroepslaagt en
grief 11 in principaal hoger beroepfaalt.
6.25
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van specifieke feiten die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden.
Conclusie en proceskosten
6.26
De conclusie is zowel het hoger beroep van het Loodswezen als het incidenteel hoger beroep van Pedregal gedeeltelijk slagen. Het hof zal het vonnis (gedeeltelijk) vernietigen.
6.27
Dit resultaat betekent dat partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk worden gesteld. Art. 237, lid 1, Rv biedt in dat geval de mogelijkheid van een compensatie van de proceskosten. Bij de afweging of van die mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt is het volgende in aanmerking genomen. De primaire vordering van het Loodswezen, ook in hoger beroep, is zodanig geformuleerd dat het Loodswezen geen aansprakelijkheid draagt voor de aanvaring en dat alle door haar geleden schade door Pedregal moet worden vergoed. Tegelijk is er haar standpunt dat zij zich er terdege van bewust is dat zij niet vrijuit gaat, maar dat zij een 100/0 oordeel in haar nadeel geen recht vindt doen aan wat er is gebeurd, waarin een beroep op een (andere) schuldverdeling wordt gelezen. In hoger beroep is dit duidelijker naar voren gebracht dan in de eerste aanleg, toen het niet al meteen in de inleidende dagvaarding als standpunt is verwoord. Gelet hierop wordt ervoor gekozen om (i) de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling in stand te laten (dat kan omdat het Loodswezen nog steeds geldt als de voor het merendeel in het ongelijk gestelde partij) en (ii) de proceskosten van het principaal appel ex art. 237 lid 1 Rv te compenseren. Ook in het incidenteel hoger beroep zijn partijen over en weer in het ongelijk gesteld en zal het hof de kosten compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 25 maart 2020, hersteld bij herstelvonnis van 3 juni 2020, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, vernietigt deze vonnissen voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart voor recht dat het Loodswezen voor 80% en Pedregal voor 20% aansprakelijk is voor de als gevolg van de aanvaring ontstane schade;
veroordeelt Pedregal tot vergoeding van 20% van de door het Loodswezen geleden schade, nader op te maken bij staat;
veroordeelt het Loodswezen tot betaling aan Pedregal van de kosten van het onderzoek van de Nautische Commissie ten bedrage van € 18.745,40;
compenseert de kosten van het hoger beroep, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest voor wat betreft de bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, J.M. van der Klooster en F.G.M. Smeele en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.