ECLI:NL:GHDHA:2023:290

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
200.320.350/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging en verlenging van de schuldsaneringsregeling met laatste kans voor appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellant, die eerder door de rechtbank Den Haag was beëindigd. De rechtbank had op 6 december 2022 geoordeeld dat de appellant zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren was nagekomen, met name de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. De appellant had een boedelachterstand van € 1.650 en nieuwe schulden van € 3.400 laten ontstaan zonder concrete oplossingen aan te dragen.

De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn turbulente privésituatie, waaronder de beëindiging van zijn relatie en een burn-out, hem heeft belet om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij heeft echter stappen ondernomen om zijn situatie te verbeteren, waaronder begeleiding door een schuldhulpmaatje en psychologische hulp. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de appellant nog steeds niet volledig aan zijn verplichtingen voldoet, er voldoende vooruitgang is geboekt om hem een laatste kans te bieden.

Het hof heeft de looptijd van de schuldsaneringsregeling met twee jaar verlengd, tot 25 november 2025, en benadrukt dat de appellant nu moet voldoen aan alle verplichtingen, inclusief het aflossen van de achterstand en nieuwe schulden. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor de voortzetting van de schuldsaneringsregeling, met de waarschuwing dat verdere tekortkomingen kunnen leiden tot een nieuwe beëindiging van de regeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.320.350/01
Insolventienummer rechtbank : C/09/20/175 R

arrest van 14 februari 2023

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.H. Bouwman te Amsterdam.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020 is op [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Op 12 juli 2021 heeft een verhoor plaatsgevonden in verband met tekortkomingen in de naleving van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling. Bij vonnis van 6 december 2022 is de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd. Tegen laatstgenoemd vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 14 december 2022 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met als producties het vonnis en een budgetplan). Bij brief van 26 januari 2023 heeft D.H.H. Graven-Quasters, de bewindvoerder, de openbare verslagen en haar reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 februari 2023, waarbij [appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Verder is verschenen de bewindvoerder.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellant] beëindigd omdat hij zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt, meer in het bijzonder de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Wat de laatste twee verplichtingen betreft is overwogen dat [appellant] een boedelachterstand van € 1.650 en nieuwe schulden van totaal € 3.400 heeft laten ontstaan en dat hij geen concrete oplossingen heeft aangedragen om die schulden en achterstand in te lopen.
2. De grieven van [appellant] komen er samengevat op neer dat hij als gevolg van zijn turbulente privésituatie (de beëindiging van de relatie met de moeder van zijn dochter en het verlies van zijn baan als gevolg van een burn-out) de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling niet altijd volledig is nagekomen. Het was hem niet geheel duidelijk wat er van hem werd verwacht in het kader van de schuldsaneringsregeling. Hij werd (sinds september 2022) begeleid door een vrijwilliger (‘schuldhulpmaatje’) van Vereniging SchuldHulpMaatje, die een budgetplan heeft opgesteld. Hierdoor heeft hij inzicht verkregen in zijn financiële huishouding. [appellant] zorgt nu weer zelf voor de betaling van de vaste lasten en is ervan op de hoogte dat hij in het kader van de schuldsaneringsregeling de bewindvoerder dient te voorzien van informatie/stukken en dat hij de nieuwe schulden en boedelachterstand moet aflossen. Daarmee heeft hij een begin gemaakt. Verder is er in zijn privésituatie rust ontstaan nu hij weer op goede voet staat met zijn ex-partner en de omgangsregeling met zijn dochter naar behoren verloopt. [appellant] woont momenteel weer bij zijn ouders. Hij wordt voor zijn psychologische klachten begeleid door een praktijkondersteuner van zijn huisarts en voor zijn fysieke klachten bezoekt hij een fysiotherapeut.
3. De bewindvoerder stelt dat nog steeds informatie ontbreekt, waaronder uitkeringsspecificaties en informatie over de samenwoning (de exacte data daarvan zijn onbekend), hoewel een deel van de ontbrekende informatie inmiddels wel is aangeleverd, zo is ter zitting gebleken. Daarnaast kunnen de boedelachterstand en de nieuwe schulden naar verwachting niet worden ingelopen binnen de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling, omdat het budgetplan daarvoor onvoldoende ruimte biedt. [appellant] is voldoende op zijn verplichtingen gewezen, in ieder geval bij gelegenheid van het RC-verhoor op 12 juli 2021 en door middel van de verslagen.
4. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen door niet te voldoen aan de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en door nieuwe schulden te laten ontstaan. [appellant] heeft niet weersproken dat tijdens het RC-verhoor op 12 juli 2021 het niet-nakomen door hem van zijn verplichtingen is besproken en dat bij die gelegenheid de WSNP-verplichtingen (nog eens) zijn doorgenomen, alsook de wijze waarop deze moeten worden nagekomen, maar dat dit niet heeft geleid tot een verbetering. Terecht dan ook heeft de rechtbank de tijdens de beëindigingszitting geconstateerde tekortkomingen – waaronder het ontstaan van een boedelachterstand van ca. € 1.650 (inmiddels ca. € 2.217) en nieuwe schulden van ca. € 3.400, waarvoor geen oplossing is aangedragen – als zo ernstig beschouwd dat deze dienden te leiden tot het stopzetten van de schuldsaneringsregeling.
5. Het verhandelde in hoger beroep heeft niettemin aanleiding gegeven om [appellant] toch nogmaals een kans te bieden om de regeling tot een goed einde te brengen. [appellant] heeft uitgelegd dat hij ondersteuning heeft gezocht en gevonden in de vorm van een ‘schuldhulpmaatje’, wat heeft geleid tot een budgetplan. Daarnaast heeft hij psychologische hulp gezocht bij de praktijkondersteuner van zijn huisarts. Ook privé is er (meer) rust ontstaan. De bewindvoerder schrijft daarover dat het voor [appellant] uiteraard prettig is dat er eindelijk hulp en rust is, maar dat de achterstand en de nieuwe schulden niet binnen de resterende looptijd van de regeling zullen zijn ingelopen. Dat laatste is door [appellant] niet ontkend. Uit wat hij heeft aangevoerd begrijpt het hof dat hij daarom vraagt om een verlenging van de regeling en dat hij de mogelijkheid van een verlenging, mocht hij daarvoor in aanmerking komen, verkiest boven de tussentijdse beëindiging. [appellant] heeft voorts te kennen gegeven er thans van doordrongen te zijn wat er concreet van hem verwacht wordt ten aanzien van onder meer: de maandelijkse afdrachtverplichting, de verplichting om de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd informatie te verstrekken, ook over de mate en duur van zijn arbeidsongeschiktheid, de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan, alsook zijn verplichting om de reeds ontstane boedelachterstand en nieuwe schulden af te lossen. Al met al is dit net voldoende om [appellant] nog eenmaal in de gelegenheid te stellen om de tekortkomingen te herstellen. De looptijd van de schuldsaneringsregeling wordt daartoe met twee jaar verlengd. Voor het welslagen van de schuldsaneringsregeling is wel noodzakelijk dat sprake is van een adequate ondersteuning. Het hof heeft begrepen dat het schuldhulpmaatje niet meer in beeld is omdat [appellant] kennelijk in staat werd geacht om met behulp van het budgetplan zelf de draad weer op te pakken of zichzelf daartoe in staat achtte. Nu de bewindvoerder alsnog is voorzien van een aantal van de ontbrekende stukken, maar bijvoorbeeld nog niet van
alleinkomens-/uitkeringsspecificaties en informatie over de periode van samenwoning, en er weliswaar een begin is gemaakt met het aflossen van de boedelachterstand maar onvoldoende rekening is gehouden met de reguliere afdrachtverplichting, dient [appellant] zichzelf van adequate begeleiding/ondersteuning te voorzien zodat een stipte en correcte naleving van de verplichtingen voor de toekomst is gewaarborgd. Hierbij kan worden gedacht aan een beschermingsbewindvoerder of meer intensieve begeleiding door een schuldhulpmaatje. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat [appellant] zo snel als mogelijk weer aan de slag gaat op het moment dat hij daartoe weer in staat moet worden geacht. Hij moet - aan de hand van een verklaring van een keuringsarts/arbeidskundige - de bewindvoerder per direct informeren over de mate en duur van de arbeidsongeschiktheid en die informatieverstrekking daarna zo vaak als gewenst herhalen, onder meer door middel van het periodieke inlichtingenformulier en op verzoek van de bewindvoerder meewerken aan een eventuele nadere keuring. Daarnaast dient het budgetplan te worden geactualiseerd, rekening houdende met onder meer de verklaring van [appellant] ter zitting dat de kosten voor het gebruik van de auto, ca. € 160 per maand, kunnen worden geschrapt, waardoor weer meer ruimte ontstaat voor afdrachten/aflossingen.
6. Het hof wijst [appellant] er met klem op dat hem hiermee een laatste kans wordt geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Indien de verplichtingen wederom niet stipt worden nagekomen en/of er weer nieuwe schulden ontstaan, zal dit alsnog kunnen leiden tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling dan wel weigering van de schone lei. Dit geldt ook als er bijvoorbeeld toch weer spanningen ontstaan in de privé-situatie.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden
vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 december 2022;
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling met twee jaar, derhalve tot 25 november 2025, waarbij [appellant] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met inbegrip van het aflossen van de reeds ontstane achterstand en de reeds ontstane nieuwe schulden;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter voortzetting van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. van der Klooster, C.J. Frikkee en A.J. Swelheim, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.