ECLI:NL:GHDHA:2023:2888

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
22-001323-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bevestiging van straf in faillissementsfraudezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2022. De verdachte, geboren in 1978, werd in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren voor andere feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een van de tenlastegelegde feiten. De zaak betreft faillissementsfraude, waarbij de verdachte als bestuurder van een rechtspersoon betrokken was bij handelingen die de schuldeisers benadeelden. Het hof heeft de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte in acht genomen en geoordeeld dat de opgelegde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van middelen aan de failliete rechtspersoon en het bevoordelen van bepaalde schuldeisers. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmotivering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001323-22
Parketnummer: 10-993076-18
Datum uitspraak: 27 november 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [woonadres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Verder is de dagvaarding partieel nietig verklaard, voor zover het betreft het vierde gedachtestreepje van het onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met een andere zaak tegen de verdachte (rolnummer: 22-002221-21, parketnummer: 10-996672-17) waarin ook uitspraak is gedaan op 27 november 2023.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – met inachtneming van het voorgaande - tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 juni 2016, te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als bestuurder van (een) rechtspersoon, te weten [B.V. 1] (vanaf 21 september 2017 [B.V. 2]), welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Den Haag d.d. 6 oktober 2017 in staat van faillissement is verklaard [DOC-017; BB II];
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde rechtspersoon,
lasten heeft verdicht en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of op een tijdstip waarop zij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer van haar schuldeisers heeft bevoordeeld, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s):
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van managementvergoeding) tot een maandelijks (bovenmatig en/of onzakelijk) bedrag van (totaal) 20.000 euro (exclusief btw) [DOC-009; BB II] betaald aan [B.V. 3], althans sommen geld (tot een bedrag van totaal ongeveer 280.000 (exclusief btw));
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van managementvergoeding) betaald aan [bedrijf] en/of [B.V. 4] en/of [B.V. 5] en/of [B.V. 6], althans grote sommen geld en/of onzakelijke managementvergoedingen (tot een bedrag van totaal ongeveer 140.000 euro (inclusief btw)) [AMB-027a; BB II];
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van huurpenningen) voor het (privé) vakantiehuis [land] (naam vakantiehuis] [adres 1][plaatsnaam]) betaald aan [naam 1] en/of [naam 2] (voor een bedrag van totaal 6.000 euro exclusief btw per kwartaal) [DOC-047; BB II];
-(privé) uitgaven en/of contante opnames via (zakelijke) creditcard(s) welke op naam gesteld was/waren van De [B.V. 1], althans sommen geld (tot een bedrag van totaal ongeveer 420.000 euro) [DOC-104; BB I]; -kosten voor een medewerkster ([naam 3]) van [B.V. 1] van 2.250 euro (bruto) per maand [DOC-095; BB II], die voor 25% (9 uur per week) van haar tijd fungeerde als nanny van [naam 1] en/of [naam 4] (tot een bedrag van totaal ongeveer 24.300 euro) [OPV-1, p. 18; BB-II];
2.
primair
zij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 augustus 2017, te Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als bestuurder van (een) rechtspersoon, te weten [B.V. 1] (vanaf 21 september 2017 [B.V. 2]), welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Den Haag d.d. 6 oktober 2017 in staat van faillissement is verklaard [DOC-017; BB II], voor intreding van het faillissement,
wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld,
enig goed aan de boel heeft onttrokken en/of buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt en/of heeft uitgegeven en/of heeft vervreemd, dan wel hieraan haar medewerking heeft verleend of daarvoor haar toestemming heeft gegeven,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s):
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van managementvergoeding) tot een maandelijks (bovenmatig en/of onzakelijk) bedrag van (totaal) 20.000 euro (exclusief btw) [DOC-009; BB II] betaald aan [B.V. 3], althans sommen geld (tot een bedrag van totaal ongeveer 280.000 (exclusief btw));
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van managementvergoeding) betaald aan bedrijf] en/of [B.V. 4] en/of [B.V. 5] en/of [B.V. 6], althans grote sommen geld en/of onzakelijke managementvergoedingen (tot een bedrag van totaal ongeveer 98.000 euro (inclusief btw)) [AMB-027a; BB II];
-(een)geldbedrag(en) (ten titel van huurpenningen) voor het (privé) vakantiehuis [land] ([naam vakantiehuis] [adres 1] [plaatsnaam]) betaald aan [naam 1] en/of [naam 2] (voor een bedrag van totaal 6.000 euro exclusief btw per kwartaal) [DOC-047; BB II];
-(privé) uitgaven en/of contante opnames via (zakelijke) creditcard(s) welke op naam gesteld was/waren van [B.V. 1], althans sommen geld;
-kosten voor een medewerkster ([naam 3]) van [B.V. 1] van 2.250 euro (bruto) per maand [DOC-095; BB II], die voor 25% (9 uur per week) van haar tijd fungeerde als nanny van [naam 1] en/of [naam 4] (tot een bedrag van totaal ongeveer 24.300 euro) [OPV-1, p. 18; BB-II];
-schoonmaakkosten (B.V. 7) voor verrichte werkzaamheden in de (privé)woning(en) van [naam 5] en/of [naam 4] ([adres 2], [woonplaats]) en [verdachte] ([woonadres], [woonplaats]) welke zijn geboekt als (zakelijke) kosten (op grootboekrekening [rekeningnummer] [rekeningnaam]) in de administratie van [B.V. 1](tot een bedrag van totaal ongeveer 7.067 euro) [OPV-1, p. 50];
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 augustus 2017, te Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als bestuurder van (een) rechtspersoon, te weten [B.V. 1] (vanaf 21 september 2017 [B.V. 2] geheten),
welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Den Haag d.d. 6 oktober 2017 in staat van faillissement is verklaard [DOC-017; BB II],
buitensporig middelen van bovengenoemde rechtspersoon heeft gebruikt en/of heeft uitgegeven en/of heeft vervreemd, dan wel hieraan haar medewerking heeft verleend of daarvoor haar toestemming heeft gegeven, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s):
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van managementvergoeding) tot een maandelijks (bovenmatig en/of onzakelijk) bedrag van (totaal) 20.000 euro (exclusief btw) [DOC-009; BB II] betaald aan [B.V. 3], althans sommen geld (tot een bedrag van totaal ongeveer 280.000 (exclusief btw));
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van managementvergoeding) betaald aan [bedrijf} en/of [B.V. 4] en/of [B.V. 5] en/of [B.V. 6], althans grote sommen geld en/of onzakelijke managementvergoedingen (tot een bedrag van totaal ongeveer 98.000 euro (inclusief btw)) [AMB-027a; BB II];
-(een) geldbedrag(en) (ten titel van huurpenningen) voor het (privé) vakantiehuis [land] ([naam vakantiehuis] [adres 1] [plaatsnaam]) betaald aan [naam 1] en/of [naam 2] (voor een bedrag van totaal 6.000 euro exclusief btw per kwartaal) [DOC-047; BB II];
-(privé) uitgaven en/of contante opnames via (zakelijke) creditcard(s) welke op naam gesteld was/waren van [B.V. 1] althans sommen geld;
-kosten voor een medewerkster ([naam 3]) van [B.V. 1] van 2.250 euro (bruto) per maand [DOC-095; BB II], die voor 25% (9 uur per week) van haar tijd fungeerde als nanny van [naam 1] en/of [naam 4] (tot een bedrag van totaal ongeveer 24.300 euro) [OPV-1, p. 18; BB-II];
-schoonmaakkosten (B.V. 7) voor verrichte werkzaamheden in de (privé)woning(en) van [naam 5] en/of [naam 4]([adres 2], [woonplaats]) en [verdachte] ([woonadres], [woonadres]) welke zijn geboekt als (zakelijke) kosten (op grootboekrekening [rekeningnummer] [rekeningnaam]) in de administratie van [B.V. 1] (tot een bedrag van totaal ongeveer 7.067 euro) [OPV-1, p. 50];
ten gevolge waarvan [B.V. 1] ernstig nadeel heeft ondervonden en het voorbestaan in gevaar is gekomen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist omtrent de bewezenverklaring. Het hof verenigt zich daarmee. De bewezenverklaring wordt gedekt door de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt vast dat de verdachte, in het geval het hof navolging geeft aan de in verband met de in hoger beroep tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gemaakte procesafspraken, haar grieven tegen de bewezenverklaring in eerste aanleg niet handhaaft en dat de in eerste aanleg namens haar gevoerde verweren om die reden bewust niet worden herhaald. Zoals uit het hiernavolgende zal blijken, geeft het hof navolging aan de gemaakte procesafspraken.
Gelet hierop zal het hof het vonnis waarvan beroep, met overneming van de gronden bevestigen, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf. Het vonnis zal op dat onderdeel worden vernietigd en in zoverre zal opnieuw recht worden gedaan.
Procesafspraken en strafmotivering
De procesafspraken
Op 20 november 2023 heeft de advocaat-generaal het hof op de hoogte gebracht van tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte tot stand gekomen en op schrift gestelde procesafspraken. Deze procesafspraken zijn ter terechtzitting op 27 november 2023 door partijen ondertekend en maken onderdeel uit van het dossier.
De procesafspraken luiden als volgt:
Er kan een bewezenverklaring volgen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, conform de bewezenverklaring van de rechtbank.
Het Openbaar Ministerie eist voor deze feiten een taakstraf van 240 uur (met dien verstande dat, vanwege het hoge totaal aantal uren taakstraf, verdachte voor de verrichting daarvan een langere periode wordt gegeven, te weten twee jaar).
Het toetsingskader inzake procesafspraken van de Hoge Raad: waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252) overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel (ook: procesafspraken) als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt de afspraak dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt. Ter terechtzitting heeft het hof de procesafspraken met de aanwezige verdachte en haar raadsman besproken en zich ervan vergewist dat partijen elkaar over en weer voldoende en duidelijke informatie hebben verstrekt en ten aanzien van hetgeen daarmee is beoogd. De verdachte heeft voldoende gelegenheid gehad om weloverwogen tot een ondubbelzinnige beslissing te komen en heeft, bijgestaan door haar raadsman, zich rekenschap kunnen geven van de inhoud, de strekking en de rechtsgevolgen van de procesafspraken. De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken en is, naar het hof heeft vastgesteld, vrijwillig tot deze beslissing gekomen. In deze zaak zijn geen slachtoffers of benadeelde partijen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op de voorliggende procesafspraken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als bestuurder van een rechtspersoon schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. De verdachte heeft door haar handelen de schuldeisers van de uiteindelijk gefailleerde rechtspersoon, waaronder de Belastingdienst, benadeeld. Daarnaast tast faillissementsfraude het voor een goed functionerend handelsverkeer essentiële vertrouwen tussen ondernemers aan.
Gelet op de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering is de door het hof vervolgens te beantwoorden vraag of de procesafspraken voor wat betreft de op te leggen straf in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak zoals die is gebleken uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het hof houdt in de eerste plaats rekening met de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten, die zijn gepleegd in een periode tussen 2015 en 2017, en de omstandigheid dat de verdachte een flink aantal jaren in onzekerheid heeft verkeerd over de uiteindelijke afdoening van deze strafzaak. Tevens betrekt het hof bij zijn oordeel, hetgeen de verdachte omtrent haar persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht.
Het hof is – alles afwegend en in overeenstemming met de door de advocaat-generaal gegeven bandbreedte ten aanzien van de procesafspraken – van oordeel dat een taakstraf van 120 uren een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 343 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L. Frenkel,
mr. M. Koole en mr. F.W. Pieters, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 november 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.