Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
pressure relief valveof drukventiel). Een met de waarnemingen van de bemanning en het fotografisch bewijs consistent scenario is dat een ethyleen tank container schade heeft opgelopen waardoor het vacuüm is aangetast en het leidingwerk of het drukventiel (PRV) beschadigd is, zodanig dat een drukverhoging niet gecontroleerd kon vrijkomen door het drukventiel. De deskundigen achten het mogelijk dat deze schade resulteerde in een verhitting en drukverhoging die op enig moment tot uitbarsting is gekomen waardoor een continue en aanhoudende afgifte van gas mogelijk werd, die vervolgens tot ontsteking is gekomen met de explosie en brand tot gevolg. Op grond van geldende regelgeving (USDOTE11186 Standard) moeten bij vervoer per schip van een ISO-container iedere 24 uur de buitentemperatuur en druk in de ISO-container worden gecontroleerd. Onder meer door de wijze van stuwage waren de drukmeters van de ISO-containers niet toegankelijk en was het niet mogelijk voor de bemanning om de temperatuur in de ISO-containers gedurende de reis te monitoren. Onwaarschijnlijk is dat de ISO-containers tijdens het laden zijn beschadigd, maar dit kan ook niet geheel worden uitgesloten. Mogelijk evenwel is dat een container voorafgaand aan het laden beschadigd is, maar door de bemanning of de stuwadoors is geen enkele beschadiging genoteerd. Uit het feit dat een tiende ISO-container begon af te blazen voorafgaand aan het laden kunnen geen conclusies worden getrokken. Uit de stukken blijkt niets over de mogelijke oorzaak van het afblazen van die container of onderzoek dat daarnaar is verricht. De deskundigen hebben opdracht gegeven tot een CFD (computational fluid dynamics) model voor een schatting van de waarschijnlijke mate van verspreiding van brandbaar ethyleengas door het afblazen van een ISO-container op het schip. Hieruit is gebleken dat een brandbaar gasmengsel zich zal hebben verspreid over een gebied van in lengte tenminste een tankcontainer en in de naastgelegen (cross deck] doorgang en dwars tot tenminste 1 en tot 6 containerbreedtes af van de lekkende ISO-container. Het brandbare gas zal grotendeels op dekniveau of iets erboven zijn gebleven en zich niet in de hoogte hebben verspreid. Als geen ontsteking had plaatsgevonden zou het afblazen zijn doorgegaan. De deskundigen sluiten zich aan bij de rapporten van CWaves, Bullen, Biesboer en Burgoynes in hun conclusie dat ethyleengas was afgeblazen en het gasmengsel was ontstoken door een vonk. De meest waarschijnlijke locatie van afblazen is een ISO-tank container in Bay 17. De meest waarschijnlijke oorzaak voor de ontsteking is een vonk in een van de reefer containers. Ook als de ISO-container (volgens de IMDG Code) op een containerbreedte afstand van een reefercontainer zou zijn geplaatst, zou brandbaar ethyleengas de reefercontainer hebben bereikt. Het afblazen gas zou waarschijnlijk ook tot explosie zijn gekomen als de regels van de IMDG-code waren nageleefd. Er lijkt geen sprake te zijn geweest van een aanzwellend gasmengsel, het gas heeft zich veeleer op dekniveau in de lengte en breedte verspreid met lokale opeenhoping van gas bij de tank en reefercontainers tot gevolg. Na ontsteking was sprake van snelle verbranding van het gas. Dit zou schade aan verder gelegen containers tot gevolg hebben gehad.
grief Ivoert Airgas aan dat art. 20 sub c van het cognossement binnen het dwingende regime van de US Cogsa, de HVR en Boek 8 nietig is, dat voor een geslaagde vordering van UAL eerst moet komen vast te staan dat zij zelf voldoende zorg heeft betracht en dat sprake is van een ‘fault’ bij Airgas als bedoeld in Rule 4(3) HVR en par. 1304(3) US Cogsa. Airgas heeft zorgvuldig gehandeld en UAL zal moeten bewijzen dat dit anders ligt, aldus de grief.
Grief 2voegt hieraan toe dat de rechtbank ten onrechte alleen op grond van art. 20 aanhef en sub c van het cognossement heeft getoetst of sprake is van
‘consequences and liabilities arising out of the shipment of hazardous or dangerous goods’zonder in te gaan op de zorgplicht van de vervoerder onder het dwingendrechtelijke regime en Rule 4(3) in feite tot een dode letter heeft gemaakt. Onder
grief 11herhaalt Airgas dat UAL zich niet op de cognossementsbepaling kan beroepen en het erom gaat of Airgas een verwijt treft als bedoeld in Rule 4(3). De rechtbank heeft dit miskend en het vonnis is met dit alles in strijd met HR 26 juni 1968, ECLI:NL:HR:1968:AB6043, (Cato), aldus Airgas.
Paramount clausede bepalingen van US Cogsa van toepassing. [1] Uit de bewoordingen van het beding –
‘(…) subject to the provisions of the Carriage of Goods by Sea Act of the United States (...),which shall be deemed to be incorporated herein, and nothing herein contained shall be deemed a surrender by the carrier of any of its rights or immunities or an increase of any of its responsibilities or liabilities under said Act. The provisons stated in said Act shall, except as may be otherwise specifically provided herein, govern (…)’– volgt dat de van toepassing verklaring van US Cogsa geen (andere) ruimte laat voor afwijking van het daarin vervatte aansprakelijkheidsregime ten gunste van (al dan niet dwingende bepalingen uit) het (voor het overige vervoer gekozen) Nederlandse recht. De rechtskeuze is geldig, ook onder US Cogsa, dat zichzelf dwingendrechtelijk toepasselijk verklaart voor ieder zeevervoer vanaf Amerikaanse havens (art. 10 lid 1 Rome-I). De vervoerovereenkomst voorziet voor het zich hier voordoende geval van cognossementsvervoer vanaf Houston in een toepasselijkverklaring van de bepalingen van US Cogsa, waarbij aan het overigens gekozen Nederlandse recht aanvullende werking toekomt.
overriding obligationsmoeten worden aangemerkt. Volgens Airgas wordt daardoor aan afzendersaansprakelijkheid op grond van 20 sub c cognossementscondities, par. 1304(6) US Cogsa en art. 8:397 BW niet toegekomen. Het hof verwerpt ook dit betoog, reeds omdat de leer van de
overriding obligationsniet is toegesneden op de regels over afzenderaansprakelijkheid. Bovendien bestaan sterke aanwijzingen dat deze leer in de Verenigde Staten niet wordt aangehangen (zoals kan worden afgeleid uit Schoenbaum,
Admiralty and Maritime Law(4e druk), par. 603 e.v., met verwijzingen) en gaat het betoog van Airgas ook om die reden hier niet op.
‘arising out of the shipment or acceptance of hazardous or dangerous goods’, tenzij deze
‘were caused directly by negligence of the carrier, his servants or agents’als bedoeld in art. 20 sub c van de cognossementscondities.
grieven 3 tot en met 10 en 12 -waarin Airgas een van het deskundigenbericht afwijkend standpunt heeft ingenomen over de schadeoorzaak, heeft aangevoerd dat verkeerde stuwage de oorzaak van de schade is en betoogt dat schending van de desbetreffende zorgplichten door UAL aan aansprakelijkheid van Airgas in de weg staat - falen. Hetzelfde geldt voor
grief 13, een ‘veeggrief’.