In de beklagzaken met de nummers AV000985-23 en AV000986-23 hebben de klagers, [naam A] en [naam B], op 9 augustus 2023 een raadkamerzitting bijgewoond, waar de gewraakte raadsheer, mr. T.E. van der Spoel, aanwezig was. Op 22 augustus 2023 diende hun gemachtigde een verzoek tot wraking in tegen mr. Van der Spoel, omdat deze tijdens de zitting vragen had gesteld die de schijn van partijdigheid zouden wekken. De raadsheer ontkende echter dat hij de klagers had gezegd dat hun aangiftes niet zouden helpen en verklaarde dat zijn vragen bedoeld waren om de gevolgen van een strafrechtelijke vervolging te bespreken.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 15 september 2023 behandeld, waarbij de klagers en hun gemachtigde via een digitale verbinding zijn gehoord. De advocaat-generaal, mr. G.K. Schoep, concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, omdat het niet tijdig zou zijn ingediend, en subsidiair tot afwijzing van het verzoek wegens gebrek aan vooringenomenheid.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking tijdig was, gezien de omstandigheden waaronder de klagers hun verzoek hadden ingediend. Na beoordeling van de inhoud van het wrakingsverzoek en de context waarin de gewraakte vragen waren gesteld, concludeerde de wrakingskamer dat er geen sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de raadsheer. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer op 29 september 2023, met de ondertekening van de voorzitter en de griffier.