Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 8441872 CV EXPL 20-11224
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 15 februari 2021, waarmee BrownPaper Company onder aanvoering van in de dagvaarding opgenomen grieven in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, van 11 december 2020;
- het arrest van dit hof van 16 maart 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 juni 2021;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van [verweerder] ;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van BrownPaper Company.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
“We hebben vastgesteld dat jij op basis van de oude regelingen bruto € 24.431,- hebt opgebouwd. Dit komt voort uit het binnenhalen van nieuwe opdrachten, ICE omzet en verkoop van COPA analyses.”[verweerder] stelt dat BrownPaper Company hiermee het bedrag heeft erkend waarop hij nog recht had ter zake van door hem over eerdere jaren opgebouwde variabele beloning, en dat zij hier niet op terug kan komen. BrownPaper Company betwist dit. Zij stelt dat de variabele beloningsregeling al per 1 januari 2018 was komen te vervallen en dat genoemd bedrag in de overeenkomst niet meer is geweest dan een vaststelling van het bedrag dat [verweerder] zelf dacht opgebouwd te hebben, welk bedrag vervolgens door partijen slechts als uitgangspunt is genomen voor het maken van aanvullende salarisafspraken.
“We hebben vastgesteld…”. Dat wijst er niet op dat deze vaststelling uitsluitend betrekking had op het bedrag dat [verweerder] zelf meende nog tegoed te hebben. Ook de opmerking van de zijde van BrownPaper Company in het gesprek van 16 januari 2019
“Maar dit zijn opgebouwde rechten, conform de afspraak die we hebben gemaakt, en wij komen onze afspraken na. Dussuh… moet dit in een keer uitgekeerd worden… of in delen?”(transcriptie onder 1.27.36, overweging 3.4) wijst hier niet op. BrownPaper Company heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die wijzen op een andere uitleg. Het hof concludeert daarom dat hier sprake is van een tussen partijen overeengekomen vaststelling van het bedrag aan variabele beloning waarop [verweerder] op dat moment nog recht had, en over de hoogte waarvan partijen het (volgens BrownPaper Company) oneens waren. Hiermee is op dit punt sprake van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 lid 1 BW. Dit betekent dat beide partijen zijn gebonden aan de overeengekomen vaststelling van het bedrag van € 24.431,- waarop [verweerder] nog recht had, ook als dit bedrag – zoals BrownPaper Company stelt – feitelijk te hoog was. Door het bedrag gezamenlijk vast te stellen op € 24.431,- hebben partijen kennelijk beoogd om aan een discussie over de hoogte van dit bedrag aan einde te maken. Aan bewijslevering over de daadwerkelijke hoogte van het bedrag dat [verweerder] nog tegoed had komt het hof om die reden niet toe.
“Per vandaag (…) geen andere afspraken meer gelden dan je huidige contract waarbij het salaris opgehoogd wordt met bruto € 750,-”en dat
“Alle regelingen uit het verleden nu definitief niet meer gelden”kan in redelijkheid niet in die door BrownPaper verdedigde zin worden uitgelegd.
7.Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt BrownPaper in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 772,- aan griffierecht en € 3.062,- aan salaris advocaat (2 punten tarief III);
- compenseert de proceskosten in het incidenteel hoger beroep, in die zin dat elke partij zijn/haar eigen kosten draagt;