Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1. Korte aanduiding van de zaak
2.Procesverloop
3.Enkele feiten
research/survey vessel,tevens in gebruik als cruiseschip - was 37,8 m. lang en 7,9 m. breed, beschikte over twee motoren, elk met een vermogen van 640 pk, had een bruto tonnage van 353 ton, voer onder de vlag van Bermuda en stond in het scheepsregister aldaar geregistreerd als plezierjacht. Hieronder is een foto van de Elsa te zien, overgenomen uit het (hierna in 3.11 en 3.12 ter sprake komende) rapport ‘Grounding mv Elsa’ van Pieta Kluytenaar, Serendipity UnLtd.
marine park rangervan het door SCF (een stichting met als doel behoud en beheer van het natuurlijke en culturele erfgoed van Saba) geëxploiteerde
Saba National Marine Park -nam daarop contact op met de kapitein van de Elsa, de heer [naam] (hierna: [kapitein] of de kapitein).
first mate[bemanningslid 1] vastgemaakt aan een (lijn/
riserdie was verbonden aan een) witte aanmeerboei (
mooring) in het ankergebied van de Ladder Bay, binnen het
Saba National Marine Park. Dat vastmaken aan de boei (
mooring) gebeurde volgens de
Captain’s Statement(prod. E10)
‘with one of MY Elsa’s lines taken through the eye of the mooring line and back to the vessel’.Deze boei bevond zich op zo’n 374 meter van de (westelijke) kustlijn.
engineer) van de Elsa heeft het schip vervolgens ingeklaard bij de douane en grensbewaking/havenmeester.
riser) naar de aanmeerboei. Het geheel was in de tweede helft van januari 2017 geïnstalleerd door Aquatic Solutions N.V., die daartoe opdracht had gekregen van OLS.
final anchor installation reportvan Aquatic Solutions van
the vessel groundend in a position 17°37,85'N, 063°15,45'W near Ladder Bay’. Die locatie is in het rapport op onderstaand kaartje gemarkeerd met een rood kruis. Naast het kaartje: een foto van de (bovenkant van de) Elsa.
4.De vordering, de grondslag ervan en de beslissing van de rechtbank
5.Overwegingen voorafgaande aan de beoordeling van de grieven
internationale bevoegdheidaan op basis van een uitdrukkelijke forumkeuze door partijen. Deze, toereikende, grondslag voor de bevoegdheid staat in hoger beroep niet ter discussie.
litispendentieis evenmin bezwaar gemaakt. Desgevraagd hebben partijen verklaard dat het hoger beroep in de renvooiprocedure stilligt in afwachting van de uitspraak in de onderhavige appelzaak, dat het althans de bedoeling is dat eerst in de onderhavige (meeromvattende) appelzaak uitspraak wordt gedaan.
toepasselijk rechtbetreft heeft de rechtbank onweersproken overwogen (4.7 van het vonnis) dat de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de Staat c.s. moet worden beoordeeld volgens het Nederlandse recht zoals dat op Saba geldt (het BW BES).
onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelde echter dat van onrechtmatig handelen door de Staat c.s. (en [ranger]) geen sprake is geweest, waardoor de vordering (ook) niet op die grondslag kon worden toegewezen. Tegen dat oordeel is door Elsa Shipping geen als zodanig kenbare grief gericht (waardoor in hoger beroep moet worden uitgegaan van de juistheid ervan); de grieven van Elsa Shipping beperken zich tot de afwijzing van haar vordering voor zover gebaseerd op de aansprakelijkheidsgronden van artikelen 6:174 en 173 BW BES (risicoaansprakelijkheid voor opstallen en roerende zaken). In de pleitnota die voor de Staat c.s. ter zitting in hoger beroep is voorgedragen, staat dit in 2.1 als constatering genoteerd. Gevraagd om een reactie is van de zijde van Elsa Shipping ter zitting bevestigd dat die constatering juist is.
6.Beoordeling van de grieven in het principaal en het incidenteel appel
veiligheidvan het schip (waarvan als onweersproken vaststaat dat dit niet kwalificeerde als pleziervaartuig in de zin van na te noemen verdragen) en van haar 12 opvarenden. Wat de in dat verband ‘bestaande voorschriften’ betreft, hebben de Staat c.s. gewezen op:
riser/de lijn van de afmeerboei) die moet worden gezien als de (directe) oorzaak van het op de rotsen lopen van de Elsa. De ontkenning hiervan door Elsa Shipping mist een voldoende onderbouwing. Die onderbouwing bestaat in de eerste plaats uit een betwisting van de noodzaak of verplichting tot het voortdurend houden van wacht/uitkijk, maar uit het voorgaande volgt dat die betwisting ongegrond is. Ter zijde wordt nog toegevoegd dat het bij deze betwisting gaat om een eigen opvatting van Elsa Shipping, waarvan niet blijkt dat die door gezaghebbende nautische experts wordt gedeeld, in elk geval niet door de twee nautische experts waarvan de Staat c.s. rapporten hebben overgelegd, waarin beiden wijzen op de plicht en noodzaak van een permanent wachtsysteem en concluderen dat onder andere deze nalatigheid (en ander handelen/nalaten in strijd met goed zeemanschap) tot de gronding/stranding heeft (hebben) geleid - zie hierboven 3.12 en 3.13).
riserhet niet zou kunnen begeven en dat (daarom) geen wacht/uitkijk behoefde te worden gehouden.
marine park rangervan SCF om schade aan het koraalrif te voorkomen, zie hierboven 3.4.2) geen garantie inhield dat het onderwaterdeel van de afmeerinstallatie intact was, althans zou blijven gedurende de tijd dat de Elsa er gebruik van maakte. Gebruikmaking van de aanmeerboei diende reeds daarom te geschieden met inachtneming van de bestaande voorschriften en alle verdere voorzorgsmaatregelen die volgens goed zeemanschap met het oog op de veiligheid van schip en opvarenden geboden waren. Daartoe behoorde in elk geval alertheid op de positie van het schip. Bij een - niet uit te sluiten - onbedoelde wijziging daarvan kon dan meteen worden ingegrepen (zie hierboven 6.6). Daarmee wordt voorkomen dat het schip op de rotsen loopt/vergaat als de bevestiging van de aanmeerboei het onverhoopt begeeft. Bij een juist gebruik van de, ruim uit de kust gesitueerde, boei levert het stukgaan/losbreken ervan dan ook geen (bijzonder) gevaar op voor het op de rotsen vastlopen van het aan die boei afgemeerde schip. Aangezien aan boord van de Elsa (en daarmee aan de zijde van Elsa Shipping) in dit opzicht ernstig nalatig is gehandeld, kan dus niet worden gezegd dat de aanmeerboei niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mocht stellen. Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW BES is daarom niet aan de orde. Ook grief II faalt dus.
on a quarterly basis’, maar die inspectie was op 22 maart 2018 nog niet aan de orde. De Staat c.s. mochten er bovendien van uitgaan dat bij het gebruik van de boei zou worden gehandeld met inachtneming van de zorgvuldigheid die goed zeemanschap meebracht. Gelet hierop treft de Staat c.s. geen verwijt van het niet controleren van de door het installatiebedrijf opgegeven positie en evenmin van het niet waarschuwen voor het niet-gecontroleerd zijn van die positie.