In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 september 2022, waarin de WOZ-waarde van een hotel werd vastgesteld. De Heffingsambtenaar had de waarde van het hotel op 1 januari 2020 vastgesteld op € 1.190.000, maar de Rechtbank verlaagde deze waarde naar € 800.000. De Heffingsambtenaar stelde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en ging in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2023 werd de zaak besproken. De Heffingsambtenaar had een Waarderapport overgelegd, waarin de waarde was getaxeerd volgens de Taxatiewijzer Hotels. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde. Het Hof oordeelde echter dat de Heffingsambtenaar met zijn rekenmodel en de toelichting uit de Taxatiewijzer aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en bevestigde de uitspraak op bezwaar van de Heffingsambtenaar.