ECLI:NL:GHDHA:2023:25

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
200.311.894/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens overlastgevend gedrag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Stichting Vestia, waarbij de ontruiming van een huurwoning is gevorderd wegens overlastgevend gedrag. [appellant] huurt een woning van Vestia en heeft zich volgens Vestia niet als een goed huurder gedragen. Vestia heeft in een kort geding ontruiming van de woning gevraagd, omdat [appellant] ernstige overlast voor omwonenden zou veroorzaken en medewerkers van Vestia beledigde en intimideerde. De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen, waarop [appellant] in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende bewijs is van de overlast die [appellant] heeft veroorzaakt. Er zijn meerdere klachten van omwonenden en ook de politie heeft meldingen van overlast geconstateerd. Het hof oordeelt dat Vestia een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de structurele overlast en de angst van omwonenden. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het hoger beroep van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.311.894/01
Zaaknummer rechtbank : 9730598 RL EXPL 22-4125
Arrest in kort geding van 3 januari 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. W.G.M. Vos in Breda,
tegen
Stichting Vestia,
gevestigd in Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.J. Lichtenveldt in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] en Vestia.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] huurt een woning van Vestia. Omdat Vestia vindt dat [appellant] zich niet als goed huurder heeft gedragen (door het veroorzaken van ernstige overlast voor omwonenden en het beledigen en intimideren van medewerkers) heeft zij in dit kort geding ontruiming van de woning gevraagd.
1.2
De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen. Het hof is het met die beslissing eens.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 mei 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 26 april 2022, met daarin opgenomen de grieven, met bijlagen;
  • het herstelexploot van 13 juni 2022;
  • het arrest van dit hof van 5 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast
  • de memorie van antwoord van Vestia, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2022;
  • de akte van depot van 6 december 2022 van een USB-stick met filmpje opgenomen op 31 maart 2022.
2.2
Op 7 december 2022 heeft een meervoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht; de advocaat van [appellant] aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd. Na afloop is arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen [appellant] en Vestia bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Met toestemming van Vestia woont de partner van [appellant], [partner] (hierna: [partner]), bij hem in.
3.2
Op de huurovereenkomst is het huurreglement van Vestia van toepassing. Hierin staat onder meer vermeld dat de huurder omwonenden geen hinder of overlast zal bezorgen en dat hij ook aansprakelijk wordt geacht voor handelingen van personen die hij op of in het gehuurde toelaat.
3.3
Per brief van 3 februari 2017 is [appellant] door Vestia aangeschreven in verband met ontvangen klachten over geluidsoverlast, veroorzaakt door geschreeuw vanuit de woning. In een brief van 18 april 2019 is [appellant] nogmaals aangeschreven. In deze brief staat het volgende:
“(…) De klachten gaan over geluidsoverlast in de nachtelijke uren. Er worden dan harde geluiden gehoord, die vermoedelijk worden veroorzaakt door ruzies onderling. Er wordt dan geschreeuwd, gegild, met spullen en deuren gegooid. Mensen in uw portiek worden daar wakker van. Bij het huren van uw woning bent u verplichtingen aangegaan die staan in de Algemene Voorwaarden. Eén daarvan is de woning als ‘een goed huurder’ te gebruiken. Een goed huurder veroorzaakt natuurlijk geen overlast en houdt rekening met zijn/haar buren (…).”
3.4
Op 22 juli 2021 heeft Vestia met [appellant] gesproken over overlastmeldingen en zijn er afspraken gemaakt. Het gesprek is door Vestia bij brief van 28 juli 2021 aan [appellant] als volgt bevestigd:
“(…) Op 22 juli 2021 zijn de wijkagent en ik bij u langs geweest en hebben wij met u gesproken. Aanleiding voor dit gesprek is de aanhoudende overlast die u en uw partner veroorzaken. In deze brief bevestig ik de gemaakte afspraken om de overlast te stoppen. (…) De overlast bestaat voornamelijk uit,ruzie maken met uw partner, schelden en harde muziek dat afkomstig is vanuit uw woning. (…) Om de overlast te stoppen hebben we de volgende afspraken met u gemaakt:

U en uw partner zullen geen overlast meer veroorzaken.

U erkent de overlast en heeft aangegeven dat u rekening zult houden met uw buren. (…)
3.5
In een brief van 3 augustus 2021 van Vestia aan [appellant] staat onder meer het volgende:
“(…) Op 31 juli 2021 heeft u opnieuw een melding gedaan over uw buren op [nummer]. De sociaal beheerder heeft u op 2 augustus 2021 hierover gesproken, u gaf aan dat u uw buurman niet eerder hierover hebt aangesproken. Tijdens het gesprek heeft de sociaal beheerder aangegeven dat u uw buren zelf eerst dient aan te spreken alvorens Vestia dat zal doen. U en uw partner waren het hier niet mee eens.
Dit vond u zeer onterecht en u schoot hoog in uw emotie. Uw verbale reactie daarna “vuile hoer, hou je fucking bek en je hebt een goed gesprek gehad toch, kom nog een keer, dan ga je zien” is buiten alle perken en zijn door u en uw partner naar de sociaal beheerder gemaakt.
Vestia accepteert onder geen enkele voorwaarden dit soort taalgebruik en dreigementen naar haar medewerkers en stelt hier ook een sanctie tegenover. Vestia zal per direct de dienstverlening voor drie maanden opschorten. Dit betekent dat wij de dienstverlening aanpassen. Overlastmeldingen die u ervaart en bij ons meldt worden in deze periode niet in behandeling genomen. (…)
In de toekomst verwacht Vestia dat u geen scheldwoorden gebruikt of dreigementen uit. Deze brief is daarom ook een laatste waarschuwing aan u. Als dit namelijk nogmaals gebeurt zal Vestia een procedure starten om uw huurovereenkomst te beëindigen. De medewerkers van Vestia moeten in staat zijn om hun werk uit te voeren, zonder scheldpartijen of dreigementen. (…)”
3.6
In september 2021 ontvangt Vestia een melding van de hoofduitvoerder, [hoofduitvoerder], die namens Vestia onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de woning:
“Hierbij even een verslag van de gebeurtenissen op maandag 13 september van de bewoner van [adres].
Naar aanleiding van de tumult van de vrijdag daarvoor (10-9-2021) met de steigerbouwer over het zingen op de steiger kwam de bewoner verhaal halen. “Het gezang moet stoppen en geen grote mond meer tegen zijn vrouw” was de boodschap. De steigerbouwer stond op dat moment bij mij in de bouwkeet samen met nog 8 andere bouwvakkers. De bewoner zei dat hij naar zijn werk moest maar nog even kwam zeggen dat “als hij gebeld zou worden door zijn vrouw over klachten over de steigerbouwers hij terug zou komen en wij het wel zouden merken.”
Ik heb hem geprobeerd tot bedaren te brengen maar het constante stem verheffen van de bewoner was dat niet mogelijk. Uiteindelijk is hij vertrokken met nogmaals de mededeling “dat we het zouden merken als hij gebeld zou worden door zijn vrouw met klachten”. Mijns inziens was het meer gericht tegen de steigerbouwer dan tegen ons.”
3.7
Bij brief van 25 november 2021 bericht Vestia onder meer aan [appellant]:
“(..) Op maandag 22 november 2021 zijn de wijkagent en de sociaal beheerder bij u langs geweest. Aanleiding van dit bezoek is de aanhoudende overlast, intimidatie en bedreiging die u en uw partner veroorzaken richting omwonenden. In deze brief informeer ik u verder.
Aanleiding van dit gesprek zijn de aanhoudende overlastklachten. Vanwege de verbale en non verbale houding van u en uw partner konden wij het gesprek niet met u voortzetten.
Wij hebben u de overlastklachten medegedeeld die wij van omwonenden ontvangen. U en uw partner betwistten dit en hebben richting de wijkagent en sociaal beheerder het volgende gezegd:
“leugenaar, jullie maken problemen voor ons he, het gaat niet goed hier he, de laatste keer heeft hij gezegd als ik je tegenkom dan ben ik nog niet klaar met je”
“maak jij je maar druk om andere dingen, je bent een zwakke politieagent, ga slapen, hou je smoel, stelletjes valseriken, je bent een poepzak, vuile natie, vuile racist”
U en uw partner hebben de wijkagent en sociaal beheerder uitgescholden. U en uw partner kwamen erg dichtbij en waren zeer intimiderend, agressief, bedreigend en u maakte filmopnames met de mededeling alles op social media te zullen zetten. Het gedrag van u en uw partner werd erg persoonlijk gemaakt richting de wijkagent en de sociaal beheerder. Uw partner heeft de wijkagent beledigd. Hiervoor is mevrouw [partner] ook aangehouden. (…)
3.8
Uit een overzicht van overlastmeldingen van de politie eenheid Den Haag volgt dat in de periode vanaf maart 2018 tot en met oktober 2021 13 meldingen van overlast met betrekking tot [appellant] en [partner] zijn gedaan. Uit het overzicht volgt daarnaast dat 7 van de 13 meldingen zien op
“ruzie/twist”, waarbij staat vermeld:
“Melding omwonende i.v.m. ruzie en gegil in de woning. Politie ter plaatse, bewoners geven aan ruzie te hebben.”Bij de melding van 20 januari 2021 staat vermeld: “
Melding omwonende i.v.m. ruzie in de woning. Politie ter plaatse, overlast (geschreeuw) geconstateerd.”Bij de meldingen van 19 september, 20 september en 19 oktober 2021 staat als incident vermeld:
“sociale wijkproblematiek”en
“burenruzie”met daarbij
“Melding door omwonenden i.v.m. bedreiging”en
“Melding omwonende i.v.m. uitschelden en belediging.”
3.9
In een e-mail van 11 april 2022 van een bewonersbegeleider van Vestia staat het volgende:
“Op donderdagochtend rond 9u ben ik samen met de uitvoerder naar de berging [adres] toegegaan. Mevrouw was boos, aangezien we volgens haar de deur hadden opengedaan zonder toestemming. Over de precieze details hiervan ben ik niet op de hoogte, of ze gelijk heeft kan ik dan ook niet zeggen. Mevrouw was erg boos op Vestia en op de uitvoerder. Meneer kwam erbij en was ook erg verbaal agressief richting mij en vooral richting de uitvoerder, die hij herhaaldelijk uitschold. Ik gaf aan meneer aan me geïntimideerd te voelen, hierop reageerde hij dat ik dan maar weg moest gaan. Uiteindelijk bedaarde de gemoederen wat bij mevrouw. De sleutel had ze terug, of ze deze afgepakt had of dat we deze teruggegeven hadden weet ik niet meer. Ik zei in ieder geval dat ze de sleutel mocht hebben en dat ze maar met de isoleerders afspraken moest maken. Hierna ben ik weggegaan. Uiteindelijk zijn de werkzaamheden ook die dag nog gebeurt. (…)
3.1
Bij e-mail van dezelfde dag heeft de uitvoerder geschreven:
“Donderdagochtend 31/3 gaan we bergingen spuiten in blok 3. (bewoners zijn middels een brief op de hoogte gesteld wat we gaan doen in de berging en hoeveel ruimte we nodig hebben) We maken alle bergingen open en kijken of de spuiters terecht kunnen. Berging [nummer] is stampvol en we kunnen zo niet spuiten. De bewoner van [nummer] komt op dat moment naar beneden en reageert nogal agressief waarom we zijn privé-ruimte hebben opengemaakt. Ik geef aan dat wij de ruimte volgens planning gaan spuiten met isolatiemateriaal en dat de ruimte zo leeg mogelijk moet zijn. Bewoner is erg boos en scheldt en schreeuwt dat wij er niet in mogen (Dit doen we ook niet) We halen [bewonersbegeleider] erbij (bewonersbegeleider Vestia) en laten hem het woord doe. Nu komt ook zijn partner naar beneden en die roept dat we inbreuk plegen op hun privacy. Ik ben toen maar naar buiten gegaan en heb me er niet meer mee bemoeid. (…)”
3.11
[appellant] heeft de woning eind mei 2022 ontruimd.
3.12
Op 23 juni 2022 is [appellant] in het wijkkantoor van Vestia geweest om zijn post op te halen. De medewerkster van Vestia heeft over dit bezoek in een e-mail geschreven:
“Meneer kwam zijn post ophalen. Hij schold een aantal keer met f woord. Hij had het over de mensen die hem uit zijn woning hadden gezet. Verder was hij heel hoog in zijn emotie. Hij was best wel intimiderend aanwezig om zijn gelijk te halen en dat wij als Vestia hem onterecht op straat hebben gezet. Kwam erg dichtbij en vertoonde protest gedrag. Meneer bleef dichtbij met zijn vinger tegen ons wijzen.”

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Vestia heeft [appellant] in kort geding gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, [appellant] wordt veroordeeld het gehuurde te ontruimen, de huurachterstand van € 980,47 te betalen, de maandelijkse huurprijs en servicekosten te betalen tot de datum van ontruiming, de buitengerechtelijke kosten te betalen en ook de proceskosten.
4.2
De kantonrechter (in kort geding) heeft de vorderingen toegewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] wil dat het hof de vorderingen van Vestia alsnog afwijst. Hij meent dat hij en zijn partner niet zodanige overlast veroorzaken dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst (en ontruiming) kan rechtvaardigen. Volgens [appellant] moet het beeld worden genuanceerd. De (anonieme) overlastmeldingen zijn afkomstig van slechts 2 omwonenden, waarvan er één inmiddels is verhuisd. Het betreft hier in feite een burenruzie met de onderbuurvrouw. Andere omwonenden ervaren geen overlast. Verder herkent [appellant] zich niet in de verklaring van de aannemer die voor Vestia werkzaam was. Tot slot moet de belangenafweging volgens [appellant] in zijn voordeel uitpakken, mede gelet op het persoonlijk belang van de dochter van [partner], die vanwege PDD-NOS baat heeft bij structuur en regelmaat en een stabiele woonsituatie.
5.2
[appellant] heeft niet betwist dat Vestia een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Gelet op de stellingen van Vestia dat [appellant] ernstige en structurele overlast veroorzaakt en dat zij omwonenden een veilige en rustige woonomgeving wil bieden is het spoedeisend belang, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, gegeven.
5.3
Voor toewijzing van deze vordering in kort geding is vereist dat in voldoende mate waarschijnlijk is dat deze wordt toegewezen in de bodemprocedure. Naar het oordeel van het hof is dat hier het geval om de volgende redenen.
5.4
[appellant] heeft erkend dat in de periode na het overlijden van zijn moeder (2017) omwonenden overlast van hem hebben ervaren. Maar ook na 2017 is er herhaaldelijk geklaagd over overlast, bestaande uit ruzie maken, schelden en harde muziek. De klachten zijn niet alleen afkomstig van de onderbuurvrouw en de buurman die inmiddels verhuisd is. Vestia heeft immers gemotiveerd aangegeven (en [appellant] heeft dat bij pleidooi ook erkend) dat er - in elk geval - vier verschillende klagers zijn. Ook de politie heeft op 20 januari 2021 – na een melding van overlast - geschreeuw bij [appellant] geconstateerd. Het gaat hier dus niet alleen om een burenruzie met de onderbuurvrouw maar om een bredere overlastgevende situatie. Dat andere bewoners zeggen geen overlast van [appellant] te hebben ervaren, maakt dat niet anders. Het hof is het ook niet eens met de stelling van [appellant] dat Vestia eerst andere oplossingen had moeten kiezen, bijvoorbeeld buurtbemiddeling, voordat zij ontruiming van de woning mocht vorderen. [appellant] is vele malen bij brief gewaarschuwd maar heeft niet laten zien dat hij (of [partner]) het overlastgevend gedrag wilde stoppen. Zelfs na het ontruimingsvonnis zijn er nog overlastmeldingen bij Vestia binnengekomen. Toen de wijkagent en de sociaal beheerder van Vestia op 22 november 2021 een gesprek met [appellant] en [partner] wilden aangaan, zijn zij door [appellant] en/of [partner] uitgescholden en agressief bejegend. Buurtbewoners zijn volgens Vestia bang voor [appellant] en dat volgt ook uit de aangifte van bedreiging van Vreeswijk (waarvoor [appellant] inmiddels is veroordeeld tot het betalen van een geldboete). Vestia heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat onder deze omstandigheden bemiddeling niet (meer) voor de hand lag.
5.5
Daarbij komt dat [appellant] en/of [partner] zich ook jegens anderen niet goed hebben gedragen omdat zij zich intimiderend, bedreigend of beledigend hebben opgesteld. Niet alleen geldt dat voor de hiervoor genoemde wijkagent en sociaal beheerder maar ook voor een steigerbouwer (zie hiervoor onder 3.6), een bewonersbegeleider (3.9), een uitvoerder (3.10) en een Vestia-medewerkster (3.12). Volgens [appellant] is van een onheuse bejegening geen sprake geweest en zijn de verklaringen niet onderbouwd. Het hof bekijkt die verklaringen echter in onderlinge samenhang en concludeert dat alle personen het gedrag van [appellant] en/of [partner] (op zijn minst) als intimiderend hebben ervaren. De enkele stelling dat [appellant] zich niet herkent in de verklaring van de uitvoerder die op 31 maart 2022 voor Vestia werkzaam was, is onvoldoende om daaraan voorbij te gaan. [appellant] heeft ook toegegeven dat hij boos is geworden en dat er met stemverheffing is gesproken. Het filmpje van de gebeurtenissen op 31 maart 2022 in de berging bevestigt naar het oordeel van het hof de verklaringen van de bewonersbegeleider en uitvoerder. Ook als [appellant] gelijk zou hebben dat de uitvoerder zonder zijn toestemming in de berging aanwezig was, rechtvaardigt dit nog niet zijn gedrag.
5.6
Naar het oordeel van het hof heeft Vestia voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele ernstige overlast door [appellant] (of [partner] voor wie [appellant] op grond van het huurreglement verantwoordelijk is). Ook is voldoende aannemelijk dat [appellant] en/of [partner] zich intimiderend, bedreigend of beledigend hebben opgesteld in de richting van Vestia-medewerkers en door Vestia ingeschakelde werkmensen. [appellant] heeft zich daarmee niet als een goed huurder gedragen. Het is aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst daarom ontbonden zal worden.
5.7
Het belang van Vestia bij het bieden van een rustige en veilige woonomgeving voor haar omwonende huurders moet naar het voorlopige oordeel van het hof zwaarder wegen dan het belang van [appellant] bij behoud van de woning. Dat de dochter van [partner], die lijdt aan PDD-NOS, gebaat is bij structuur en regelmaat maakt de belangenafweging niet anders, alleen al omdat de dochter niet permanent bij [appellant] en [partner] woont.
5.8
De bewijsaanbiedingen worden gepasseerd omdat voor bewijslevering in kort geding in beginsel geen ruimte is.
Conclusie en proceskosten
5.9
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (in kort geding) van 26 april 2022;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Vestia begroot op € 783,-- aan griffierecht en € 3.342,-- aan salaris voor de advocaat (3 punten x tarief II) en op € 163,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, J.E.H.M. Pinckaers en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.