Rolnummer: 22-001333-22
Parketnummers: 09-173204-21 en
09-261230-21, 09-307216-21, 09-205669-21 (gevoegd) en 09-817195-19 (V.I.)
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In de onderhavige zaak zijn vier parketnummers aan de orde, te weten 09-173204-21; 09-261230-21, 09-307216-21 en 09-205669-21. Parketnummer 09-173204-21 zal hierna ook worden aangeduid als “dagvaarding 1”; parketnummer
09-261230-21 ook als “dagvaarding 2”; parketnummer
09-307216-21 ook als “dagvaarding 3” en parketnummer
09-205669-21 ook als ”dagvaarding 4”.
Op de dagvaardingen 2 en 3 worden per feit meerdere auto’s vermeld zonder nadere opsommingstekens. Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest zal het hof de gedachtestreepjes per auto steeds vervangen door een letter, waarbij de letter correspondeert met de letter die de rechtbank voor de aanduiding van de desbetreffende auto heeft gebruikt. Met “dagvaarding 2 onder 1b” verwijst het hof zodoende naar de in dagvaarding 2 (parketnummer 09-261230-21) onder het tweede gedachtestreepje genoemde auto.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding 1 onder 1, 3 en 4, de bij dagvaarding 2 onder 1b, 1c, ld, 2c, 2d en 3e, de bij dagvaarding 3 onder 1b, 1c, ld, le en 2a en de bij dagvaarding 4 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Van de overige feiten op de dagvaardingen is de verdachte vrijgesproken. Over de vorderingen van de benadeelde partijen is beslist zoals nader in het vonnis is omschreven. Tot slot heeft de rechtbank beslist op een vordering tot herroeping van voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem bij dagvaarding 1 onder 2; bij dagvaarding 2 onder 1a, 1e, 2a, 2b, 2e, 3a, 3b, 3c en 3d en bij dagvaarding 3 onder 1a, 2b, 2c, 2d, 2e, feit 3 en feit 4 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-173204-21:
1.
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 14 mei 2021 te Voorschoten, Lexmond, Leiden, Reeuwijk, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte] en/of [medeverdachte2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- diefstal van auto's (artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht) en/of
- ( gewoonte)opzetheling van auto's (artikel 417 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het zogenaamde "omkatten" van auto's (artikel 219 Wetboek van Strafrecht) en/of
- oplichting door de "omgekatte" auto's -als ware het legale auto's- te verkopen / weer op de markt te brengen (artikel 326 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij in de nacht van 16 op 17 april 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, VW Polo, voorzien van het kenteken [kenteken1], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij in de nacht van 12 op 13 mei 2021 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een VW Polo met het kenteken [kenteken2], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 09-261230-21 (gevoegd):
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 23 december 2020 tot en met 24 april 2021 (telkens) in de nacht te Oude Wetering, gemeente Kaag en Braassem en/of Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen:
b. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken3] en/of
c. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken4] en/of
d. een VW Caddy Maxi, voorzien van kenteken [kenteken5], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
-[aangever3] en/of
-[aangever4] en/of
-[aangever5], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo('s) en/of VW Caddy Max onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 juli 2020 tot en met 6 mei 2021 (telkens) in de nacht te Oude Wetering, gemeente Kaag en Braassem en/of Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen:
c. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken6] en/of
d. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken7], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
-[aangever6] en/of
-[aangever7], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo('s) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2018 tot en met 12 maart 2021 (telkens) in de nacht te Voorschoten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen:
e. een VW Polo, voorzien van het kenteken [kenteken8], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
-[aangever8], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 09-307216-21 (gevoegd):
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 29 april 2021 (telkens) in de nacht te Voorschoten en/of Leiderdorp tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen:
b. een VW Golf, voorzien van kenteken [kenteken9] en/of
c. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken10] en/of
d. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken11] en/of
e. een VW Golf, voorzien van kenteken [kenteken12], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
-[aangever9] en/of
-[aangever10] en/of
-[aangever11] en/of
-[aangever12], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo('s) en/of VW Golf(s) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 april 2020 tot en met 11 mei 2021 (telkens) in de nacht te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen:
a. een VW Polo, voorzien van kenteken [kenteken13], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
-[aangever13], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen VW Polo onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 09-205669-21 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Hellevoetsluis, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Zoetermeer, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 400 euro, immers heeft hij zich voorgedaan als de rechthebbende op een Iphone X en deze aangeboden en verkocht aan [bedrijf], voor hiervoor genoemd geldbedrag;
3.
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Hellevoetsluis, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever14] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een Iphone X, immers heeft hij gereageerd op een advertentie op Marktplaats waarin die [aangever14] haar Iphone te koop aanbood en vervolgens de koop gesloten voor een bedrag van 500 euro en zich aldus heeft gedragen als een betrouwbaar koper, terwijl hij bij de betaling gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd voor wat betreft de bewezenverklaring en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en dat de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling geheel wordt toegewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en met aanvulling van gronden voor wat betreft het bij dagvaarding 1 onder feit 1 ten laste gelegde feit.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan. De beslissingen van de rechtbank op de vorderingen van de benadeelde partijen en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, kunnen wel in stand blijven.
Het hof kan zich ook verenigen met de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de aanwezigheid van een organisatie zoals bedoeld in artikel 140, eerste lid, Wetboek van Strafrecht. Het hof zal deze overwegingen daarom overnemen, maar ook aanvullen en waar nodig aanpassen naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd.
Ter terechtzitting is door de verdediging aangevoerd dat niet aan alle vereisten voor het aannemen van een criminele organisatie is voldaan, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het bij dagvaarding 1 onder feit 1 ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en [medeverdachte] elkaar in januari 2021 hebben ontmoet in een kroeg. Zij raakten aldaar aan de praat en hielden daarna contact. Zij hebben op enig moment afspraken gemaakt over het van ‘A naar B’ brengen van auto’s door de verdachte. De verdachte verdiende hiermee telkens een wisselend geldbedrag – afhankelijk van de waarde van de auto - en werd na afloop door [medeverdachte] naar huis gebracht. Uit de verklaring van de verdachte en de inhoud van het dossier is gebleken dat deze werkwijze zich meermalen heeft herhaald en dat de verdachten gedurende de tenlastegelegde periode soms opeenvolgende nachten samen optrokken en autodiefstallen pleegden. Daarbij komt dat getuige [getuige] de verdachte meermalen samen met [medeverdachte] in een loods nabij Utrecht heeft gezien, waar zij samen aan auto’s sleutelden. Een en ander brengt mee dat het hof voldoende aannemelijk acht dat gedurende enkele maanden sprake was van een samenwerkingsverband tussen de verdachte en tenminste een andere persoon, namelijk medeverdachte [medeverdachte], welk samenwerkingsverband een zekere duurzaamheid en structuur had, zodat het bij dagvaarding 1 onder feit 1 ten laste gelegde, bewezen kan worden.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het op de tenlastelegging vermelde onderdeel “
het zogenaamde ‘omkatten’ van auto’s” ter zake de criminele organisatie.
Daaromtrent overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had – kort gezegd – om misdrijven te plegen. Onderdeel van de gedragingen van de organisatie was het omkatten van de mede door de verdachte gestolen auto’s. Daarmee is niet meer relevant of de verdachte de betreffende gedraging (ook) zelf heeft uitgevoerd.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging zodat de bewezenverklaring zoals door de rechtbank in eerste aanleg in het vonnis is opgenomen, in stand blijft.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in het tijdsbestek van enkele jaren bezig gehouden met deelname aan een criminele organisatie, het veelvuldig plegen van autodiefstallen, het uitgeven van valse bankbiljetten en oplichting.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich bij het plegen van alle feiten kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin, zonder erbij stil te staan dat slachtoffers van delicten als de onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder financiële – en soms ook psychische - gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. De slachtoffers hebben van de diefstal van hun auto in de meeste gevallen niet slechts financieel nadeel geleden; de feiten hebben ook overigens impact gehad op hun leven door gemis van dierbare spullen of door het niet kunnen beschikken over hun auto waardoor zij afspraken niet konden nakomen.
Ten aanzien van het uitgeven van valse bankbiljetten is bovendien een publiek belang geschaad. In het maatschappelijk en economisch verkeer dient men erop te kunnen vertrouwen dat geld echt en onvervalst is. Het in omloop brengen van vals geld brengt in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toe en dupeert in het bijzonder de latere onwetende bonafide ontvanger.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten – zelfs enkele dagen nadat hij de penitentiaire inrichting in het kader van de detentiefasering had mogen verlaten - te plegen.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat uit de over de verdachte opgestelde reclasseringsadviezen volgt dat de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 17 december 2021, geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd en zijn leven inmiddels op orde lijkt te hebben. Zo heeft de reclassering in het advies van 22 februari 2023 aangegeven dat een positieve verschuiving te zien is op het gebied van zijn woonsituatie; de relatie met zijn partner en zijn familie; zijn sociale netwerk; zijn werk en inkomen, terwijl de reclassering ook een groei ziet in de gedragsvaardigheden van de verdachte, waarbij de reclassering de verwachting uitspreekt dat de stijgende lijn zal voortzetten. De bewezenverklaarde feiten zijn blijkens de rapportages gepleegd in een periode van het leven van de verdachte waarin het slecht met hem ging. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte dit ook nader toegelicht.
Het hof ziet in dit alles aanleiding om een groot gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat het aan de verdachte is te laten zien dat hij de positieve, stijgende lijn daadwerkelijk wil blijven voortzetten, zoals hij ter zitting ook heeft verklaard. De ernst en omvang van de feiten laten niet toe dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis zoals door de raadsvrouw is bepleit.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof is -alle omstandigheden afwegende- van oordeel dat het belang van strafvordering thans zwaarder dient te wegen dan het belang van de verdachte om het verdere verloop van het strafgeding in vrijheid af te wachten. Doorslaggevend daarbij zijn de ernst en de veelheid van de bewezenverklaarde feiten, alsmede de omstandigheid dat, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep (in samenhang met de overige bewijsmiddelen), vaststaat dat de verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2020 (onder parketnummer 09-817195-19) is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Op enig moment is de verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De hieraan verbonden proeftijd is ingegaan op 25 mei 2021, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende een proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, waarbij is aangegeven dat wanneer (o.a.) deze voorwaarde niet wordt nagekomen, de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen voor een periode van 237 dagen.
De officier van justitie heeft op 26 juli 2021 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 237 dagen ingediend. Deze vordering, die strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in verband met de onder parketnummer 09-173204-21 (dagvaarding 1) tenlastegelegde feiten, is door de rechtbank toegewezen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep eveneens gevorderd dat de vordering tot herroeping van de een voorwaardelijke invrijheidstelling geheel zal worden toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van de feiten van dagvaarding 1 in dit arrest. De veroordeelde heeft aldus de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden, niet nageleefd. Weliswaar was de proeftijd ten tijde van het begaan van de nieuwe strafbare feiten nog niet ingegaan, maar het hof is, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1256, r.o. 3.3) van oordeel dat niet valt in te zien waarom in het geval het om een voorwaardelijke invrijheidstelling gaat, een andere opvatting zou moeten gelden dan in het geval waarin het een uitspraak betreft waarbij een voorwaardelijke straf is opgelegd, zoals in het hier weergegeven arrest. Daarbij weegt het hof mee dat de verdachte wist of in elk geval had moeten weten dat hij mogelijk niet voor een voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking zou komen als hij strafbare feiten zou plegen tijdens zijn detentie(fasering). Dit heeft hem er echter niet van weerhouden dit toch te doen, onder meer door het medeplegen van maar liefst 13 autodiefstallen. Het moet voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat dit niet zonder consequenties zou blijven. Hoewel de voorwaardelijke invrijheidstelling aan hem is verleend, lijkt dit enkel te zijn geschied omdat op dat moment nog niet (voldoende) bekend was dat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd. Om die reden is het hof van oordeel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling vanwege het plegen van nieuwe strafbare feiten voor het einde van de proeftijd bij die voorwaardelijke invrijheidstelling mocht en kon worden herroepen, ondanks dat de proeftijd nog niet was ingegaan. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 140, 213, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Verklaart de verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraken ter zake van het bij dagvaarding 1 onder 2; bij dagvaarding 2 onder 1a, 1e, 2a, 2b, 2e, 3a, 3b, 3c en 3d en bij dagvaarding 3 onder 1a, 2b, 2c, 2d, 2e, feit 3 en feit 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bevestigthet vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.