Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 2 augustus 2022, waarmee [appellanten] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2022;
- het arrest van dit hof van 27 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 november 2022;
- de memorie van grieven van [appellanten], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van NatWest, met bijlagen;
- de akte zijdens [appellanten] met bijlagen;
- de akte overlegging productie van NatWest met bijlage;
- de brief van NatWest van 2 oktober 2023 met bezwaar tegen de aanvullende akte van [appellanten], die volgens NatWest in strijd is met de tweeconclusie-regel;
- het verhandelde op de mondelinge behandeling van 11 oktober 2023 en de op die zitting voorgedragen spreekaantekeningen van beide partijen.
3.Feitelijke achtergrond
[ABN AMRO (nieuw)] verkrijgt een deel van het vermogen van [NatWest] onder algemene titel met ingang van de Splitsingsdatum, overeenkomstig de aan het Splitsingsvoorstel gehechte beschrijving.
(...)
. Ik heb echter met[NatWest]
niets van doen en ik heb aan[NatWest]
geen schuld. De lening is verjaard. Een hypotheek is een accessoir recht. Als er geen schuld is kan aan een hypothecaire inschrijving geen rechten worden ontleend.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Bezwaren van partijen
Is een inschrijving waardeloos, dan zijn degenen te wier behoeve zij anders zou hebben gestrekt, verplicht van deze waardeloosheid aan hem die daarbij een onmiddellijk belang heeft, op diens verzoek een schriftelijke verklaring af te geven. De verklaringen vermelden de feiten waarop de waardeloosheid berust, tenzij de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft
Verklaringen als in lid 1 bedoeld kunnen in de registers worden ingeschreven. Indien de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft, machtigen deze verklaringen na inschrijving gezamenlijk de bewaarder tot doorhaling daarvan.
verweervan NatWest aan als grond voor de waardeloosheid van de inschrijving. Hij miskent daarmee dat NatWest zich niet op het standpunt stelt dat het hypotheekrecht niet meer bestaat omdat het teniet is gegaan, is vernietigd of om een andere reden niet meer van waarde is. [appellanten] is degene die de feiten en gronden voor de waardeloosheid van de inschrijving moet stellen en onderbouwen.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2022;
- wijst af hetgeen [appellanten] in hoger beroep, anders dan in eerste aanleg, heeft gevorderd;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van NatWest vastgesteld op € 783 griffierecht en € 2.366 salaris advocaat, te vermeerderen met de nakosten die worden begroot op € 173, nog te verhogen met € 90 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.