ECLI:NL:GHDHA:2023:2304

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
AV00117123
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een beklagprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2023 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek dat was ingediend door de verzoeker in het kader van een beklagprocedure. De verzoeker had eerder klaagschriften ingediend op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, en op 24 augustus 2023 had hij voorwaardelijke wrakingsverzoeken ingediend. Tijdens de zitting op 18 oktober 2023, waar de klaagschriften werden behandeld, herhaalde de verzoeker zijn wrakingsverzoeken onder bepaalde voorwaarden. Na de afwijzing van een verzoek om verwijzing naar een ander gerechtshof, besloot de verzoeker tot wraking van de raadsheren.

Het wrakingsverzoek werd onderbouwd met verschillende gronden, waaronder de schijn van vooringenomenheid van de raadsheren en integriteitsschendingen. De wrakingskamer oordeelde echter dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een vermoeden van vooringenomenheid rechtvaardigden. De aangevoerde gronden werden als onvoldoende beschouwd om te concluderen dat de raadsheren niet onpartijdig waren. Het hof benadrukte dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen beslissingen van de zittingsrechter.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting afgewezen, en de beslissing werd op 24 november 2023 gegeven door de meervoudige kamer, bestaande uit de genoemde rechters. Een afschrift van de beslissing werd toegezonden aan de verzoeker, de gewraakte raadsheren en de advocaat-generaal.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : AV001171-23
Kenmerk beklagzaak (ex art. 12 Sv) : K22/220155 ([naam]), K22/220206, K22/220564-A ([a]), B ([b]) en C ([c])
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de beklagzaak met voormeld kenmerk, ingediend door:

[verzoeker],

wonende te [plaats],
hierna te noemen: verzoeker.

Het geding

1. Verzoeker heeft met klaagster [klaagster] en klager [klager] op 18 maart 2022 (K22/220155), 11 april 2022 (K22/220206) en 8 november 2022 (K22/220564) op grond van artikel 12 Sv telkens een klaagschrift met bijlagen bij dit gerechtshof ingediend.
2. Op 24 augustus 2023 heeft de verzoeker voorwaardelijke wrakingsverzoeken ingediend.
3. Op 18 oktober 2023 heeft de beklagkamer van dit gerechtshof de klaagschriften behandeld in tegenwoordigheid van mr. Th. P.L. Bot, mr. T.E. van der Spoel en mr. P.J. van der Flier. Ter zitting heeft de verzoeker zijn voorwaardelijke wrakingsverzoeken herhaald, onder de voorwaarde dat het hof de beklagzaken niet splitst in vijf zaken, de behandeling ervan niet verwijst naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en/of niet zorgt voor publicatie van eerdere artikel 12 Sv-beschikkingen. Nadat de voorzitter meedeelde dat het verzoek om verwijzing van de behandeling van de beklagzaken naar het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch werd afgewezen, is de verzoeker overgegaan tot wraking en heeft hij medegedeeld zijn wrakingsverzoek schriftelijk nader te formuleren.

Het wrakingsverzoek

4. Bij schriftelijk verzoek van 18 oktober 2023 heeft de verzoeker zijn verzoek tot wraking in deze beklagprocedures nader onderbouwd. Het verzoek bestaat uit de volgende wrakingsgronden, kort en zakelijk weergeven:
4.1.
De schijn van vooringenomenheid van de raadsheren, daar een positieve beslissing jegens de verzoeker kennelijk negatieve consequenties zou hebben.
4.2.
Integriteitsschendingen door mr. Bot en mr. Van der Spoel, met dien verstande dat zij beïnvloed worden door de vraag van verzoeker om een integriteitsonderzoek door de Procureur Generaal bij de Hoge Raad naar het handelen van deze raadsheren.
4.3.
Het afwijzen van het verzoek om twee beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 13 mei en 8 juli 2015 te publiceren op www.rechtspraak.nl.
4.4.
De vooringenomen bejegening ter terechtzitting van 18 oktober 2023 door mr. Bot, mede door de opmerking “U bent het dus eigenlijk niet eens met de beslissing”.
5. De gewraakte raadsheren hebben niet in de wraking berust.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

6. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de
verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Blijkens vaste jurisprudentie geldt deze bevoegdheid ook voor een klager in een artikel 12 Sv-procedure.
7. Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek stelt het hof het volgende voorop. Volgens vaste jurisprudentie dient een raadsheer uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de gewraakte raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Een wrakingsgrond moet voorts gelegen zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de raadsheer betreffen. Een vermoed gebrek aan onafhankelijkheid van het college waartoe de gewraakte raadsheer behoort, levert dus geen grond op voor wraking.
8. Uit het verzoek en hetgeen uit het proces-verbaal van de zitting volgt, is de wrakingskamer niet van een uitzonderlijke omstandigheid gebleken die een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld oplevert. Het hof overweegt daartoe dat de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden 4.1, 4.2 en 4.3, naar het oordeel van de wrakingskamer geen aanwijzing van vooringenomenheid dan wel schijn van vooringenomenheid opleveren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is geen sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de genoemde raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De opmerking van mr. Bot zoals opgenomen in wrakingsgrond 4.4 kan eveneens niet als zodanig gelden.
9. Daarnaast is van belang dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet bedoeld is als een – verkapt – rechtsmiddel tegen (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing noch over een verzuim te beslissen. Wat betreft de motivering van een (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten — bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen — niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is hier geen sprake.
10. Het voorgaande brengt met zich mee dat het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting van de wrakingskamer aanstonds zal worden afgewezen (artikel 4 lid 2 aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag).

Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek om wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de verzoeker, de gewraakte raadsheren en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 24 november 2023 door mr. A. van Dongen, mr. J.W. Frieling en mr. O.E.M. Leinarts, in aanwezigheid van de griffier mr. K. Roos.