Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer hoofdzaak : 22-001425-23
thans gedetineerd in [PI]
Het geding en de feiten
Het wrakingsverzoek
Beoordeling van de ontvankelijkheid
Beoordeling van het wrakingsverzoek
De voorzitter deelt tot slot mede dat het hofvoor dit ogenblik(onderstreping wrakingskamer) de nadere onderzoekswensen van de verdediging afwijst, reeds omdat het hof nog niet kan beschikken over het dossier in de onderhavige zaak en derhalve de noodzaak van die onderzoekswensen niet is gebleken”. Gelet op de inhoud van het proces-verbaal, passeert het hof het standpunt van de raadsman dat het hof bij de beslissing tot afwijzing geen link heeft gelegd met het niet beschikbaar zijn van het dossier. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich hier niet de situatie voor dat de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Uit de omstandigheid dat ter terechtzitting is besproken dat het hof nog niet over het dossier beschikte en voor het ‘ogenblik’ van de zitting op dat moment, de nadere onderzoekswensen van de verdediging afwees moest de verdediging opmaken dat de geformuleerde onderzoekswensen, indien gehandhaafd op een volgende (regie)zitting – wanneer wel het dossier beschikbaar zal zijn – alsnog zullen worden beoordeeld, zonder dat de eerdere ‘afwijzing’ deze beoordeling op enigerlei wijze zal beïnvloeden. Uit de omstandigheid dat de voorzitter aan het slot van de pro forma zitting mededeelde dat de zaak werd aangehouden voor een periode van langer dan een maand (maar niet langer dan drie maanden) omdat er niet eerder ruimte in het zittingsrooster was voor een inhoudelijke behandeling – een standaardformulering –, hoefde de verdediging niet af te leiden dat geen regiezitting zal worden gehouden.
Beslissing
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de raadsman van verzoeker, genoemde raadsheren en de advocaat-generaal.