ECLI:NL:GHDHA:2023:2303

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
AV00117923
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

In de zaak met zaaknummer AV 001179-23 heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2023 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van de verzoeker, die gedetineerd is in Nederland. Het verzoek tot wraking was ingediend door de raadsman, mr. R. van der Wal, op 18 oktober 2023, naar aanleiding van een pro forma zitting op 13 oktober 2023, waar de gewraakte raadsheren, mr. F.P. Geelhoed, mr. M. van der Horst en mr. C.M.M. Oostdam, aanwezig waren. De verzoeker stelde dat de raadsheren de onderzoekswensen van de verdediging ongemotiveerd hadden afgewezen, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 10 november 2023 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als zijn raadsman zijn gehoord. De advocaat-generaal, mr. R. Zwarts, heeft zijn standpunt uiteengezet en stelde dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat het niet onverwijld was ingediend. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek tijdig was gedaan, gezien de omstandigheden rondom de communicatie tussen de raadsman en de verzoeker.

In de beoordeling van het wrakingsverzoek werd benadrukt dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet bedoeld is als een middel tegen onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve maatstaven waren die de schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. De gewraakte raadsheren hadden inhoudelijk op de zaak ingegaan en het hof had nog niet over het volledige dossier beschikt. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd mondeling gegeven en schriftelijk uitgewerkt door de rechters op 24 november 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : AV 001179-23
Rolnummer hoofdzaak : 22-001425-23
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:
[verzoeker]
geboren op [datum] te [plaats] (Chili)
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [PI]
verzoeker,
raadsman mr. R. van der Wal.

Het geding en de feiten

1. In de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd rolnummer heeft op 13 oktober 2023 een pro forma zitting van de meervoudige strafkamer plaatsgevonden, alwaar mr. F.P. Geelhoed, mr. M. van der Horst en mr. C.M.M. Oostdam zitting hadden.
2. Bij brief van 18 oktober 2023 heeft de raadsman namens verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren ingediend.
3. De raadsheren hebben niet in de wraking berust.
4. De wrakingskamer heeft het verzoek op 10 november 2023 ter openbare terechtzitting behandeld, waar verzoeker (middels videohoren) en zijn raadsman zijn gehoord. De raadsman heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De advocaat-generaal mr. R. Zwarts heeft zijn standpunt uiteengezet.

Het wrakingsverzoek

5. Het wrakingsverzoek houdt in – zakelijk weergegeven –, dat het hof de onderzoekswensen van de verdediging, zoals toegelicht bij brief van 12 oktober 2023 en ter terechtzitting van 13 oktober 2023, ongemotiveerd heeft afgewezen en daarmee de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De onderzoekswensen zien op het horen van een getuige en het ontvangen van politieverhoren en relevante processtukken in de strafzaak van deze getuige en medeverdachten. Deze informatie behelst ontlastend bewijsmateriaal in de onderhavige strafzaak, aldus verzoeker.
6. De gewraakte raadsheren hebben in hun schriftelijke reactie toegelicht waarom zij niet in de wraking berusten. Zij hebben – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de raadsheren ter terechtzitting inhoudelijk zijn ingegaan op de onderhavige strafzaak en dat de verdachte hierbij een andersluidende verklaring heeft gegeven dan hij in eerste aanleg heeft gedaan. Bij die stand van zaken en mede omdat het hof nog niet beschikte over het gehele dossier, heeft het hof zich niet in staat geacht om in dit stadium te beslissen op de onderzoekswensen. Het gebrek aan nadere motivering doet hier niet aan af, aldus de gewraakte raadsheren.
7. De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het verzoek tot wraking niet onverwijld is gedaan. Subsidiair heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen, omdat geen sprake is van een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde schijn van partijdigheid van de gewraakte raadsheren.

Beoordeling van de ontvankelijkheid

8. Anders dan door de advocaat-generaal is bepleit, is het verzoek naar het oordeel van de wrakingskamer tijdig gedaan. De wrakingskamer neemt daarbij in overweging hetgeen de raadsman tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek naar voren heeft gebracht, namelijk dat hij na de zitting van 13 oktober 2023 op het gerechtshof geen mogelijkheid had om met zijn cliënt te overleggen, het vervolgens weekend was, en hij daarna tijd nodig had om met zijn cliënt, die in de Penitentiaire Inrichting zat, te overleggen alvorens hij het verzoek kon indienen. Het tijdsverloop van 5 dagen komt de wrakingskamer gezien deze omstandigheden niet als onredelijk voor. Verzoeker is dus ontvankelijk in het wrakingsverzoek

Beoordeling van het wrakingsverzoek

9. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
10. De wrakingskamer stelt voorop dat de wettelijke mogelijkheid van wraking niet bedoeld is als een verkapt rechtsmiddel tegen — de verzoeker onwelgevallige — (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing noch de bevoegdheid over een verzuim te beslissen. Wat betreft de motivering van een (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten — bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen — niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
11. Een dergelijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan de orde. De wrakingskamer overweegt daartoe het navolgende. De gewraakte raadsheren hebben ter terechtzitting van 13 oktober 2023 – blijkens het proces-verbaal – als volgt beslist: “
De voorzitter deelt tot slot mede dat het hofvoor dit ogenblik(onderstreping wrakingskamer) de nadere onderzoekswensen van de verdediging afwijst, reeds omdat het hof nog niet kan beschikken over het dossier in de onderhavige zaak en derhalve de noodzaak van die onderzoekswensen niet is gebleken”. Gelet op de inhoud van het proces-verbaal, passeert het hof het standpunt van de raadsman dat het hof bij de beslissing tot afwijzing geen link heeft gelegd met het niet beschikbaar zijn van het dossier. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich hier niet de situatie voor dat de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Uit de omstandigheid dat ter terechtzitting is besproken dat het hof nog niet over het dossier beschikte en voor het ‘ogenblik’ van de zitting op dat moment, de nadere onderzoekswensen van de verdediging afwees moest de verdediging opmaken dat de geformuleerde onderzoekswensen, indien gehandhaafd op een volgende (regie)zitting – wanneer wel het dossier beschikbaar zal zijn – alsnog zullen worden beoordeeld, zonder dat de eerdere ‘afwijzing’ deze beoordeling op enigerlei wijze zal beïnvloeden. Uit de omstandigheid dat de voorzitter aan het slot van de pro forma zitting mededeelde dat de zaak werd aangehouden voor een periode van langer dan een maand (maar niet langer dan drie maanden) omdat er niet eerder ruimte in het zittingsrooster was voor een inhoudelijke behandeling – een standaardformulering –, hoefde de verdediging niet af te leiden dat geen regiezitting zal worden gehouden.
12. De conclusie van het voorgaande is dat het verzoek tot wraking zal worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de raadsman van verzoeker, genoemde raadsheren en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is mondeling gegeven en schriftelijk uitgewerkt op 24 november 2023 door mr. A. van Dongen, mr. J.W. Frieling en mr. O.E.M. Leinarts in aanwezigheid van de griffier mr. K. Roos.