De beoordeling in hoger beroep
8. Het hof ziet aanleiding eerst de grieven 1, 3, 4, 5 en 6 te behandelen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Met deze grieven betogen [appellanten] dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Perfectkeur bij de uitvoering van de aan haar opgedragen inspectie. In dit verband dient het hof te beoordelen of Perfectkeur heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam inspecteur in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. De stelplicht en bewijslast van de stelling dat Perfectkeur in deze verplichting is tekortgeschoten, rusten op [appellanten] Met inachtneming hiervan, geldt het volgende.
9. Vast staat dat Perfectkeur is ingeschakeld om een keuring te verrichten alvorens [appellanten] de woning en het bijgebouw aankochten. Zoals [appellanten] ook zelf naar voren brengen (inleidende dagvaarding onder 8) is dit doel verwoord in het inspectierapport, en wel als volgt:
"
Het eerste doel van de keuring is het verkrijgen van inzicht in de kosten van (direct) noodzakelijk herstel van gebreken aan een object (achterstallig onderhoud)."
10. Mede bezien in het licht van deze doelstelling, is het hof met Perfectkeur van oordeel dat de bevindingen in haar rapport gaan over de gebruiksfunctie van de woning en het bijgebouw, zoals deze bij de keuring werden aangetroffen. Dit laatste is ook overigens onvoldoende (gemotiveerd) weersproken door [appellanten] In de verkoopbrochure van de onroerende zaak is het bijgebouw - onmiskenbaar - aangemerkt als "de hobbyruimte". [appellanten] hebben naar voren gebracht dat zij de wens hadden om na aankoop een B&B te realiseren in het bijgebouw. Zij hebben in dit verband (eerst na de levering) een architect ingeschakeld ([architect]) om een tekening te maken en de vergunningsaanvraag voor de gewenste verbouwing te gaan doen. Ook hebben zij met het oog op die verbouwing een aannemer en vervolgens ook een constructeur ingeschakeld. De bevindingen van de aannemer, de architect respectievelijk de constructeur (c.q. AdViDex), die erop neerkomen dat het dak van het bijgebouw constructief niet voldeed, in die zin dat de sporen van de dakconstructie te licht waren uitgevoerd, dat deze was aangetast door vocht/houtworm, dan wel dat er verschillende houtzwaarten waren gebruikt, kan in redelijkheid niet los worden gezien van het doel waarvoor deze deskundigen (na de aankoop) zijn ingeschakeld, te weten de voorgenomen verbouwing van het bijgebouw (een hobbyruimte) tot een B&B. Dat het dak van het bijgebouw constructief (ten tijde van de keuring) niet voldeed in haar bestaande gebruiksfunctie van hobbyruimte, blijkt nergens uit.
11. Als het de bedoeling van [appellanten] was geweest om een keuring van het bijgebouw door Perfectkeur te laten doen met als doel te beoordelen of dit geschikt was voor (het verbouwen tot) een B&B, had het op hun weg gelegen dit duidelijk te communiceren en daarbij aan Perfectkeur concreet inzicht te geven in de specifieke bouwplannen, bijvoorbeeld aan de hand van tekeningen van een architect en/of constructeur. Dit hebben zij niet gedaan. Integendeel, zij hebben de architect en de constructeur pas later ingeschakeld. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond aan te nemen dat Perfectkeur niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam inspecteur heeft gehandeld bij de vermelding in haar rapport (p. 34) dat de dakconstructie in een voldoende conditie verkeert en dat hierbij geen gebreken zijn opgemerkt.
12. Ook de stelling van [appellanten] dat op een overgelegde foto van de verkoopmakelaar te zien is dat de dakconstructie (productie 2 bij memorie van grieven) in het midden doorbuigt, treft geen doel. Het hof ziet op de betreffende foto niet dat het dak in het midden doorbuigt. Ook als dit anders mocht zijn, geldt bovendien het volgende. Dat volgens de constructeur de kap “wat doorgezakt lijkt”, is onvoldoende stellig en onderbouwd, en betekent in elk geval niet dat het bijgebouw niet in een voldoende conditie was voor de gebruiksfunctie (van hobbyruimte) ten tijde van de keuring. Niet in geschil is dat deze dakconstructie al jarenlang functioneerde en dat niet lang voor de keuring het riet nog was vervangen. [appellanten] hebben onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die dit anders maken, of die zelfs zouden meebrengen dat het dak sowieso onveilig was (akte [appellanten] onder 7). De constructeur spreekt in zijn rapport niet van een onveilige situatie. Dat sprake is van wisselende houtzwaarte, doet hier niet aan af, nu niet (deugdelijk) is onderbouwd dat de constructie als zodanig, hoewel zij er wellicht wat minder fraai uitziet, voor een bestaande hobbyruimte niet zou volstaan (anders dan voor een nieuwe B&B, die nu eenmaal aan de daartoe gestelde, hedendaagse eisen dient te voldoen). Om deze redenen kan niet worden geoordeeld dat de voormelde bevindingen van Perfectkeur, optredend als redelijk handelend en redelijk bekwaam inspecteur, onjuist waren.
13. Ten aanzien van de - op de overgelegde rapportage van AdViDex gebaseerde - stelling dat de dakconstructie aangetast en verzwakt is door houtworm, geldt in aanvulling op al het voorgaande, nog het navolgende. Anders dan [appellanten] kennelijk menen, heeft Perfectkeur in haar rapportage met zoveel woorden vermeld dat er geen bouwkundig onderzoek is gedaan in verband met houtworm: “
(…) houtworm of overige ongedierte zijn geen onderdeel van een bouwtechnische keuring. Wanneer in dit rapport toch
opmerkingen of bevindingen over deze onderdelen zijn opgenomen, betekent dit
geenszins dat er een volledige inspectie heeft plaatsgevonden. Dit is dan gebaseerd
op visuele waarneming tijdens het bouwkundig onderzoek en heeft een signaalfunctie. Voor deze onderdelen dient altijd een speciaal daarvoor bedoelde inspectie te worden uitgevoerd”
; rapport, p. 4).Duidelijk is dat er over (mogelijke bouwkundige gebreken in verband met) houtworm in beginsel niet werd gerapporteerd, tenzij [appellanten] dit alsnog speciaal hadden bedongen (wat niet is gesteld of gebleken). Daarnaast geldt dat Perfectkeur de volgende bijzonderheden nog apart in haar rapport heeft vermeld: “
In de vloerplanken (plafond) zien wij sporen van niet actieve houtworm. Advies is om dit met regelmaat te controleren op activiteit.” Gelet hierop, konden en moesten [appellanten] in redelijkheid bedacht zijn op de aanwezigheid van houtworm in het bijgebouw. Nu er geen (voldoende concrete en specifieke) aanwijzingen zijn dat er ten tijde van de keuring op 8 januari 2020 in de dakconstructie of elders in het bijgebouw daadwerkelijk sporen zichtbaar waren van (op dat moment) actieve houtworm, valt niet in te zien dat en waarom Perfectkeur, als redelijk handelend en redelijk bekwaam inspecteur, op grond van haar visuele waarneming van het bijgebouw, niet had mogen volstaan met voormeld (algemeen) advies. Perfectkeur heeft door de vermelding dat het hout met enige regelmaat diende te worden gecontroleerd, nu eenmaal het signaal afgegeven dat het mogelijk was dat later toch activiteit van houtworm in het bijgebouw zichtbaar zou worden.
14. Wat [appellanten] verder nog hebben aangevoerd, stuit af op al het voorgaande en behoeft geen afzonderlijke bespreking. Het bewijsaanbod van [appellanten] wordt gepasseerd omdat het door hen aangeboden bewijs in het licht van wat het hof heeft overwogen, niet relevant is voor enige te nemen beslissing of omdat zij onvoldoende (concreet en gemotiveerd) hebben gesteld om tot bewijslevering te worden toegelaten.
15. Op grond van al het voorgaande komt het hof, evenals de kantonrechter, tot de slotsom dat niet vast is komen te staan dat Perfectkeur is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Perfectkeur is dan ook niet gehouden tot het vergoeden van schade aan [appellanten] De grieven 1, 3, 4, 5 en 6 treffen geen doel. De overige grieven, die daarop voortbouwen, kunnen evenmin slagen.
Conclusie en proceskosten
16. De conclusie is dat het hoger beroep van [appellanten] niet slaagt. Daarom zal het hof het eindvonnis bekrachtigen en [appellanten], als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Omdat geen grieven zijn gericht tegen het tussenvonnis van 13 september 2021, zullen [appellanten] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun appel tegen dat vonnis.