In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst tussen [appellant] en Nationaal Grondbezit Romeo Foxtrot B.V. voor een winkelruimte. [appellant] heeft een huurachterstand laten ontstaan, waarop Romeo Foxtrot ontbinding van de huurovereenkomst vordert. [appellant] stelt recht te hebben op huurkorting vanwege de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. In hoger beroep komt [appellant] op tegen deze beslissing, met verschillende grieven, waaronder het niet erkennen van zijn verzoek om huurkorting als reconventionele vordering.
Het hof bevestigt de ontbinding van de huurovereenkomst, maar matigt de contractuele boete. Het hof oordeelt dat de huurachterstand voldoende is om de ontbinding te rechtvaardigen, en dat de verzoeken van [appellant] om huurkorting niet voldoende onderbouwd zijn. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat huurprijsvermindering moet worden berekend volgens de 'vastelastenmethode', maar [appellant] heeft niet de benodigde gegevens verstrekt om deze berekening te maken. Het hof concludeert dat de vordering tot huurkorting niet kan worden toegewezen, en bevestigt de veroordeling tot schadevergoeding voor de periode dat [appellant] het gehuurde na ontbinding in gebruik heeft gehad. De boete wordt gematigd van € 300,- naar € 150,- per maand, gezien de omstandigheden van de coronamaatregelen. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.