In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, waarin de Vereniging van Eigenaren (VvE) vorderingen heeft ingesteld voor betaling van achterstallige bijdragen. De VvE vordert een eenmalige bijdrage van € 5.000,- en maandelijkse bijdragen van € 550,-. [Appellante] betwist de geldigheid van de besluiten tot deze bijdragen, stellende dat deze niet bij (gekwalificeerde) meerderheid van stemmen zijn genomen en dat het incassomandaat ongeldig is. Het hof oordeelt dat de besluiten geldig en redelijk zijn en dat er een geldig incassomandaat was. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de vordering van de VvE toe.
Het procesverloop in hoger beroep omvat de dagvaarding van 8 maart 2022, de memorie van grieven van [appellante], de memorie van antwoord van de VvE, en de akten van beide partijen. De feitelijke achtergrond toont aan dat [appellante] eigenaar is van een appartement en lid van de VvE, die bestaat uit vier appartementen. De besluiten van de VvE zijn genomen tijdens een vergadering op 21 december 2020, waaruit blijkt dat de vereiste meerderheid aanwezig was. Het hof concludeert dat de besluiten rechtsgeldig zijn genomen en dat de VvE recht heeft op de gevorderde bedragen. [Appellante] wordt in de proceskosten veroordeeld.