3.2Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
( i) Vanad drijft een onderneming gericht op het verzorgen van callcenter-diensten voor haar klanten in de retail- en telecommunicatiebranche.
(ii) [verzoeker], geboren op [geboortedatum], is sinds 1 september 2005 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Vanad in de functie van [functie] voor 40 uur per week. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 2.386,37 bruto per maand.
(iii) In 2016 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
(iv) Als terugkoppeling deelde bedrijfsarts mevrouw [bedrijfsarts] (hierna: [bedrijfsarts]) naar aanleiding van het spreekuur van 13 juli 2016 het volgende mee:
‘Betrokkene kan werken in eigen werk, op kantoor. Geadviseerd wordt om betrokkene in een ruimte (…) te laten werken waarin zo min mogelijk verstoring door een spelende radio of luidsprekende collegae is.’
( v) Op 5 december 2018 heeft [verzoeker] zich (opnieuw) ziek gemeld. Op 17 december 2018 is hij weer begonnen met werken.
(vi) Op 9 januari 2019 heeft [verzoeker] zich wederom ziek gemeld.
(vii) De terugkoppeling van bedrijfsarts [bedrijfsarts] naar aanleiding van het spreekuur van 11 januari 2019 houdt het volgende in:
‘Betrokkene is tijdelijk volledig arbeidsongeschikt.’
(viii) Naar aanleiding van het spreekuur van 18 januari 2019 luidt de terugkoppeling van bedrijfsarts [bedrijfsarts] als volgt:
‘Betrokkene kan per 21-01-19 halve dagen werken in eigen werk.
Betrokkene is het niet eens met dit advies. Betrokkene kreeg het advies om een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV.’
(ix) Onder verwijzing naar deze terugkoppeling heeft mevrouw [bedrijfsjurist], bedrijfsjurist bij Vanad (hierna: [bedrijfsjurist]), bij brief van 21 januari 2019 [verzoeker] het volgende geschreven:
‘Jij hebt aangegeven hiertoe [halve dagen werken; hof] niet in staat te zijn. Wij hebben jou daarom geadviseerd om een deskundigenoordeel te vragen bij het UWV.
Het niet starten met de re-integratie betekent dat wij de loondoorbetaling gaan opschorten, wanneer je ook morgen de re-integratie niet hervat.
Indien het deskundigenoordeel stelt dat jij wel vanaf 21 januari 2019 volledig arbeidsongeschikt bent zoals jij nu stelt, dan zullen wij de loondoorbetaling hervatten met terugwerkende kracht.’
( x) Op 1 februari 2019 heeft [verzoeker] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV.
(xi) Bij e-mailbericht van 5 februari 2019 aan de gemachtigde van [verzoeker] heeft [bedrijfsjurist] namens Vanad het volgende geschreven:
‘Uw cliënt is al diverse malen aangesproken op zijn houding en gedrag naar klanten. Ook heeft uw cliënt hiervoor al tenminste twee maal een verbetertraject gevolgd. (…)
Thuis werken was onder de voorwaarde dat uw cliënt zijn houding en gedrag zou verbeteren hetgeen niet gebeurd is. Thuis werken is derhalve geen optie meer en er zal voor de laatste keer een verbetertraject met uw cliënt worden gestart. Mocht uw cliënt ook na een succesvol verbetertraject opnieuw onze klanten op een niet acceptabele wijze bejegenen, dan zal er een traject bij de kantonrechter worden ingezet.
Volgens de bedrijfsarts was hij geschikt om de re-integratie te starten in eigen werk ook op kantoor.’
(xii) Ook in de terugkoppeling naar aanleiding van het spreekuur van 19 februari 2019 heeft bedrijfsarts [bedrijfsarts] bericht dat [verzoeker] halve dagen kan werken in eigen werk (en daarnaast dat hij een deskundigenoordeel heeft aangevraagd). Vanad heeft [verzoeker] daarop bij e-mailbericht van 21 februari 2019 medegedeeld aan de hand van deze terugkoppeling een plan van aanpak te hebben gemaakt.
(xiii) Bij brief van 12 maart 2019 heeft Vanad [verzoeker] een officiële waarschuwing gegeven voor het feit dat hij diezelfde dag niet was verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts, waarvoor [verzoeker] op 8 maart 2019 was opgeroepen. De spreekuurkosten zijn op het salaris van [verzoeker] ingehouden en zijn loondoorbetaling is (opnieuw) opgeschort.
(xiv) In de terugkoppeling naar aanleiding van het spreekuur van 19 maart 2019 staat vermeld dat het raadzaam is dat [verzoeker] op kantoor werkt. Naar aanleiding van de spreekuren van 9 april 2019, 30 april 2019, 23 juli 2019 en 3 september 2019 is dit herhaald.
(xv) In een arbeidskundig rapport van 25 juni 2019 heeft de UWV-deskundige de vraag van [verzoeker] of het werk dat hij sinds 21 januari 2019 moet doen, voor hem passend is, ontkennend beantwoord. Daartoe overwoog de deskundige het volgende:
‘Ik vind het werk dat de werkgever aanbiedt (uitgaande van het Plan van Aanpak van 12 maart 2019) niet passend aangezien er uit wordt gegaan van de eigen werkzaamheden alleen in minder uur per dag.
Op basis van de door de verzekeringsarts (…) opgestelde belastbaarheid is hij daartoe niet in staat. Er zullen specifiekere afspraken moeten worden gemaakt over hoeveelheid calls per dag en welke klanten wel en welke niet.’
(xvi) Na het oordeel van de UWV-deskundige heeft Vanad het salaris vanaf 21 januari 2019 nabetaald aan [verzoeker].
(xvii) Op 24 juli 2019 heeft [bedrijfsjurist] aan [verzoeker] het volgende gemaild:
‘Gisteren hebben we met elkaar gesproken, waarin ook jouw functioneren de afgelopen periode is besproken. (…) Als je op tijd komt en privé bellen tijdens kantoortijd zoveel als mogelijk probeert te vermijden is er niets aan de hand.
Daarnaast heb jij aangegeven een second opinion te willen. Een second opinion geeft echter geen antwoord op de vraag of jij al dan niet 5 uur per dag moet re-integreren zoals het recente advies is van de bedrijfsarts. Bij de bedrijfsarts heb je aangegeven dit niet te kunnen. Voor zover ik jouw verzoek zou honoreren voor een second opinion zou dit betekenen dat je je wel moet houden aan het re-integratieadvies, hetgeen je niet gaat doen zoals je zelf ook aan mij hebt medegedeeld. Dit advies van de andere bedrijfsarts gaat dan naar de bedrijfsarts ([bedrijfsarts]) waarin zij al dan niet (…) mee kan gaan. Uiteraard kan ik een second opinion voor je regelen bij een andere bedrijfsarts maar deze zal geen uitspraak doen over het re-integratieproces, alleen over de vaststelling van jouw klachten en eventuele medische duiding en met de consequentie zoals hiervoor vermeld.
Op de website van UWV vind je een verdere verduidelijking:
(…)
Het niet houden aan het re-integratieadvies betekent wederom een loonopschorting. (…) Gezien het bovenstaande zullen wij deze keer zelf een deskundigenoordeel vragen of je wel voldoende meewerkt aan jouw re-integratie.’
(xviii) Bij e-mailbericht van 25 september 2019 heeft [bedrijfsjurist] [verzoeker] het volgende geschreven:
‘Vanaf volgende we[e]k kan je weer 10 uur je eigen werk doen. Je bent er echter sinds januari uit en wij waren niet tevreden over de wijze van uitvoering. Dat betekent dat de 10 uur die je moet re-integreren aangepast zal worden, in ieder geval dat jouw kennisniveau weer op peil komt. Zodra je weer volledig aan het werk kunt in eigen werk zal er een verbetertraject opgestart worden. Thuis werken is op dit moment niet aan de orde en het is de vraag of het nog zover komt, omdat het support geven aan een diversiteit van klanten bij jou een bepaalde spanning geeft. (…) Voor thuiswerk is de voorwaarde dat je weer dezelfde klanten als voorheen gaat bedienen en wij verwachten niet dat dat realistisch is in jouw situatie.’
(xix) Op 30 september 2019 heeft tussen [bedrijfsjurist] en [verzoeker] een gesprek plaatsgevonden over zijn werktijden en zijn verdere re-integratie. Bij het gesprek was ook [manager] (hierna: [manager]), aanwezig. De houding van [verzoeker] in dit gesprek is voor Vanad aanleiding geweest hem een officiële waarschuwing te geven. In een brief van diezelfde dag schrijft [manager] daarover het volgende:
‘Jouw toonzetting en gedrag (…) tegen mevrouw [bedrijfsjurist] in dit gesprek is voor mij onacceptabel. Dit is niet de manier waarop wij bij VANAD met elkaar omgaan.
Het gesprek begon al dat jij mevrouw [bedrijfsjurist] ter verantwoording riep omdat ze iets te laat was en dat zij dat niet persoonlijk aan jou had laten weten. (…) Jij vond dat jij haar hier op kon aanspreken, omdat zij jou had aangesproken op het feit dat je meerdere malen te laat bent gekomen. De relatie tussen jou en mevrouw [bedrijfsjurist] is niet dat zij verantwoording moet afleggen aan jou, maar anders om wel omdat zij nu verantwoordelijk is voor jouw re-integratie.
Ook de rest van het gesprek had vanuit jou een vervelende toonzetting en was respectloos. Ik zal een dergelijke toonzetting en gedag niet meer accepteren naar mevrouw [bedrijfsjurist], naar mij dan wel andere collega’s. Jij krijgt hiervoor een officiele waarschuwing.
Voor zover er wederom sprake is van respectloos/neerbuigend gedrag ongeacht jegens wie, dan zal dit leiden tot ontslag al dan niet op staande voet.’
(xx) Vanaf 1 tot en met 22 november 2019 heeft [verzoeker] telefonische werkzaamheden verricht in het kader van het project ‘Personal Shop’.
(xxi) Op 24 november 2019 heeft [verzoeker] zich opnieuw ziek gemeld.
(xxii) De terugkoppeling van bedrijfsarts [bedrijfsarts] naar aanleiding van het spreekuur van 3 december 2019 houdt het volgende in:
‘Betrokkene kan weer volledig hervatten in eigen werk. Betrokkene is arbeidsgeschikt voor eigen en ander werk. Werkgever en werknemer krijgen het advies om zsm een oplossing te zoeken voor het conflict. Er is een deskundigenoordeel aangevraagd. Betrokkene is bereid om een mediationtraject aan te gaan.’
(xxiii) Vanad heeft daarop de salarisbetalingen aan [verzoeker] op 10 december 2019 (wederom) opgeschort.
(xxiv) Bij brief van 25 februari 2020 heeft het UWV aan Vanad het volgende medegedeeld:
‘U heeft op 3 januari 2020 een deskundigenoordeel aangevraagd over de arbeids(on)geschiktheid van uw werknemer, de heer [verzoeker] (…).