5.2.5Wetenschap [naam verdachte 3]
Uit de feitelijke gang van zaken, zoals het gegeven dat [naam verdachte 3] en [naam verdachte 1] de met [naam verdachte 4] gemaakte afspraken in elk geval niet inhoudelijk aan de orde hebben gesteld bij de bestuurders van De Woonplaats en Portaal, dat zij ook niet van [naam verdachte 4] bevestigd hebben gekregen dat hij een en ander nadrukkelijk heeft vermeld en voorts het gegeven dat duidelijk moest zijn dat er sprake was van een belangenverstrengeling met betrekking tot de positie van [naam verdachte 4], waarbij belangen speelden zowel voor [naam verdachte 4] als voor [naam verdachte 1] en [naam verdachte 3], die hen allemaal een groot financieel voordeel gaven, maakt het hof op dat het niet anders kan dan dat [naam verdachte 3] wist dat [naam verdachte 4] de doorbetaalde fees zou verzwijgen.
6.
Vrijspraak ten aanzien van feit 8 primair en subsidiair: Valsheid in geschrift
Aan [naam verdachte 1] is – kort gezegd – tenlastegelegd dat in de administratie van de betrokken bedrijven waarvan hij destijds bestuurder was een twaalftal facturen is opgenomen dat vals is, waarbij de valsheid van die facturen erin gelegen is dat daarin ten onrechte werk in rekening wordt gebracht voor “bemiddeling financiering”, terwijl van dergelijke werkzaamheden geen sprake zou zijn geweest.
Het hof komt tot het oordeel dat [naam verdachte 1] van dit feit dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe het volgende.
Tussen [naam verdachte 1] en [naam verdachte 3] (tezamen werkend onder de naam [naam bedrijf 3]) enerzijds en [naam verdachte 4]/[bedrijf 5] anderzijds bestond een mondelinge afspraak dat de fee die [naam verdachte 1] en [naam verdachte 3] ontvingen in het geval van het afsluiten van een derivatencontract dat tot stand kwam na het introduceren door [naam verdachte 4] van [naam bedrijf 3] bij de betreffende woningcorporatie aanvankelijk voor de helft, later voor een derde, zou worden betaald aan [naam verdachte 4]/[bedrijf 5]. [naam verdachte 4] was – voor zover hier van belang – bij de woningcorporaties Portaal en de Woonplaats aangesteld als adviseur van de treasury commissie en maakte telkens deel uit van die treasury commissie die tot taak had de financiële positie van de woningcorporatie te borgen en de rentelast te drukken. In zijn rol als adviseur heeft [naam verdachte 4] [naam bedrijf 3] bij de corporaties geïntroduceerd als broker om derivatencontracten te sluiten met de banken.
Gelet daarop is het hof van oordeel dat de omschrijving op de facturen niet als vals kan worden aangemerkt. Er is immers in enige mate door [naam verdachte 4] bemiddeld bij de totstandkoming van derivatencontracten die dienden ter financiering van de activiteiten van de betreffende corporaties. Dat de bedragen die daarmee gemoeid waren niet in een redelijke verhouding staan tot de verrichte diensten en dat die bedragen werden overgemaakt in het kader van een afspraak om de dankzij de bemiddeling gerealiseerde omzet te delen, maakt die facturen daarmee nog niet vals.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 8 ten laste is gelegd, zodat [naam verdachte 1] daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 3 april 2006 tot en met 15 december 2010 te
Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Blaricum en/ofLaren
en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)aan iemand, te weten [naam verdachte 2], die anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking bij Stichting Vestia Groep (in de functie van Treasury en Control manager), naar aanleiding van hetgeen deze [naam verdachte 2] in dienstbetrekking heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal doen of nalaten ,
(telkens) een of meergift
(en
), te weten de betaling van
een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van circa Euro 9.202.500,-, in elk gevalenig
(e)geldbedrag
(en),heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s),redelijkerwijs moest
(en)aannemen dat die [naam verdachte 2] deze gift
(en
)in strijd met de goede trouw zou/zal verzwijgen tegenover zijn werkgever;
4.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
[naam bedrijf 4] (als "moeder" van een fiscale eenheid met daarin o.a. opgenomen de "dochter" [naam bedrijf 1])
op een op of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 26 september 2008 tot en met 28 juni 2011
te Utrecht en/of Hilversum en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of Laren en/of Blaricum, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens
)opzettelijk
(een)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte
(n
)voor vennootschapsbelasting (ten name van de fiscale eenheid [naam bedrijf 4]) over
het/de
jaar/jaren 2007 en
/of2008 en
/of2009 en
/of2010, onjuist
en/of onvolledigheeft
/hebbengedaan
en/of doen of laten plegen, immers heeft
/hebben[naam bedrijf 4]
en/of haar mededader(s) (telkens
)opzettelijk op
debij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst te
Utrecht en/ofHilversum
en/of Amersfoort en/of Apeldoorn (elektronisch
)ingeleverde aangiftebiljet
(en
)vennootschapsbelasting over genoemd
(e
) jaar/jaren 2007 (zie: D-229) en
/of2008 (zie: D-230) en
/of2009 (zie: D-231) en
/of2010 (zie: D-232) een te laag belastbaar bedrag,
althans een te laag bedrag,aan belasting opgegeven
(door het onterecht aftrekken van steekpenningen van de winst: te weten
de aftrek van
circaEuro 630.000,- aan steekpenningen in 2007 en
/of
de aftrek van
circaEuro 2.030.000,- aan steekpenningen in 2008 en
/of
de aftrek van
circaEuro 3.335.000,- aan steekpenningen in 2009 en
/of
de aftrek van
circaEuro 2.625.000,- aan steekpenningen in 2010
)),
terwijl dat feit er
(telkens
)toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/ofaan welk
(e
)bovenomschreven verboden gedraging
(en
)hij, verdachte,
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
5.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
[naam bedrijf 1]
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 20 juni 2005 tot en met
heden3 april 2012te Laren en/of Blaricum en/of Naarden, in elk gevalin Nederland, als degene
(n)die ingevolge de Belastingwet verplicht was
/warentot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft
/hebbengevoerd,
immers door het
ontbreken c.q.niet opnemen van
(een) (credit)factu
(u
)r
(en
)in de administratie van [naam bedrijf 1] met betrekking tot de betaling van
een of meergeldbedrag
(en
)tot een totaalbedrag van
circaEuro 405.000,- in 2005 en
/of circaEuro 495.000,- in 2006 en
/of circaEuro 662.500,- in 2007 en
/of circaEuro 2.010.000,- in 2008 en
/of circaEuro 3.250.000,- in 2009 en
/of circaEuro 3.010.000,- in 2010
(telkens
)aan [naam verdachte 2] c.q. [naam bankrekening] is de administratie zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en/of verplichtingen en/of de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens van [naam bedrijf 1] duidelijk blijken,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/ofaan welk
(e
)bovenomschreven verboden gedraging
(en)hij, verdachte,
(telkens)feitelijk leiding heeft gegeven;
7.
(onderzoek EGELANTIER / gefisnummer [nummer 2]):
Hij
op een of meer tijdstippen in ofomstreeks de periode van 25 september 2008 tot en met 19 november 2010
te Lelystad en/of Baarn en/of Laren en/of Blaricum en/of Bussum en/of Veenendaal en/of Utrecht, in elk gevalin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens)aan iemand, te weten [naam verdachte 4], optredend als lasthebber van woningcorporatie Portaal (als lid van de Treasury Commissie van Portaal in de functie van extern adviseur), naar aanleiding van hetgeen deze [naam verdachte 4] bij de uitvoering van diens last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten
(telkens) een of meergift
(en
), te weten de betaling van
een of meergeldbedragen tot een totaalbedrag van
circaEuro 464.830,- (via [naam bedrijf 1] (ten bedrage van
circaEuro 232.415,-) en
/of[naam bedrijf 2]
: met ingang van 4 juli 2013 genaamd [naam bedrijf 6](ten bedrage van
circaEuro 232.415,-)),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),heeft gedaan van die aard en
/ofonder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)redelijkerwijs moest
(en
)aannemen dat die [naam verdachte 4] deze gifte
(n
)in strijd met de goede trouw zou
/zalverzwijgen tegenover zijn lastgever
Hij
op een of meer tijdstippen in ofomstreeks de periode van 23 december 2008 tot en met 19 november 2010
te Lelystad en/of Baarn en/of Laren en/of Blaricum en/of Bussum en/of Enschede, in elk gevalin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens)aan iemand, te weten [naam verdachte 4], optredend als lasthebber van woningcorporatie De Woonplaats (als lid van de Treasury Commissie van De Woonplaats in de functie van extern adviseur), naar aanleiding van hetgeen deze [naam verdachte 4] bij de uitvoering van diens last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten
(telkens) een of meergift
(en
), te weten de betaling van
een of meergeldbedragen tot een totaalbedrag van
circaEuro 233.330,- (via [naam bedrijf 1] (ten bedrage van
circaEuro 116.665,-) en/of [naam bedrijf 2]
: met ingang van 4 juli 2013 genaamd [naam bedrijf 6](ten bedrage van
circaEuro 116.665,-)),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft gedaan van die aard en
/ofonder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)redelijkerwijs moest
(en
)aannemen dat die [naam verdachte 4] deze gifte
(n
)in strijd met de goede trouw zou
/zalverzwijgen tegenover zijn lastgever.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn dienstbetrekking heeft gedaan en/of nagelaten en/of zal doen en/of zal nalaten, een gift heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van aan iemand die, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan en/of nagelaten en/of zal doen en/of zal nalaten, een gift doen van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan omkoping. Om als introducing broker te kunnen optreden bij door banken met Vestia te sluiten derivaatcontracten en zodoende omvangrijke fees te kunnen verdienen, betaalde de verdachte een deel van de door hem ontvangen aan Vestia te relateren fees door aan [naam verdachte 2]. Deze doorbetalingen bleven uit het zicht van Vestia, waardoor jarenlang sprake is geweest van een omkopingsrelatie en een belangenverstrengeling en bijgevolg een onzuiverheid in de relatie tussen werkgever en werknemer.
Naast de omkopingsrelatie met [naam verdachte 2] heeft de verdachte tevens samen met zijn zakenpartner [naam verdachte 3] een aantal jaren [naam verdachte 4] omgekocht, die als onafhankelijk extern adviseur (lasthebber) werkzaam was bij de woningcorporaties Portaal en De Woonplaats. [naam verdachte 4] introduceerde het bedrijf van de verdachte en [naam verdachte 3] bij beide woningcorporaties en was betrokken bij onder meer het derivatenbeleid van deze corporaties. Zodoende werd het bedrijf bij veel financiële transacties betrokken waarvoor fee werd ontvangen. Dat een deel van deze fees werden doorbetaald aan [naam verdachte 4] werd voor de woningcorporaties, lastgever van [naam verdachte 4], verzwegen.
In beide gevallen was het doel van de doorbetalingen om te kunnen profiteren van de positie van [naam verdachte 2] c.q. [naam verdachte 4] om bij financiële transacties betrokken te worden en daarvoor fee te ontvangen.
Door dit handelen is het vertrouwen van de woningcorporaties in hun medewerkers en adviseurs geschonden.
Verder heeft de verdachte in zijn hoedanigheid van feitelijk leidinggever van [naam bedrijf 4] opzettelijk onjuiste aangiften vennootschapsbelasting gedaan, ten aanzien van de betalingen aan [naam verdachte 2] over de jaren 2007 tot en met 2010. Daarnaast heeft de verdachte als feitelijk leidinggever van [naam bedrijf 1] zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voeren van een volledige administratie. Hij bracht de aan [naam verdachte 2] betaalde bedragen ten onrechte als kosten in mindering op de bedrijfswinst van dochtervennootschap [naam bedrijf 1] Hierdoor is de Staat grote bedragen aan inkomsten misgelopen, hetgeen heeft geleid tot verzwaring van de belastingdruk bij andere belastingbetalers.
Pas toen de verdachte ermee bekend werd dat Vestia mogelijk in financiële problemen zou raken heeft de verdachte zichzelf bij de FIOD gemeld. Tot dat moment heeft hij een lange periode enorme bedragen kunnen verdienen.
Gezien de ernst van de feiten acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Het hof houdt echter ook rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Ten eerste bedroeg de strafbedreiging op omkoping tot 1 april 2010 maximaal een jaar gevangenisstraf. Met ingang van 1 april 2010 is de maximum straf verhoogd naar twee jaren en sinds 1 januari 2015 vier jaren. Het hof zoekt bij het opleggen van de straf aansluiting bij de wijze waarop de wetgever in de te onderscheiden tijdvakken van de bewezenverklaarde pleegperiode aankeek tegen de strafwaardigheid van dit feit.
Daarnaast constateert het hof dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden.
In eerste aanleg is de te beoordelen termijn aangevangen op 3 april 2012 toen de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven voor een doorzoeking in de woning van de verdachte. De rechtbank heeft eindvonnis gewezen op 17 juli 2018. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg overschreden met ongeveer 4 jaren en 3 maanden. In hoger beroep is de redelijke termijn overschreden met circa 3 jaren en 4 maanden overschreden, nu hoger beroep is ingesteld op 30 juli 2018 en eindarrest wordt gewezen op 24 november 2023.
Het hof houdt daarnaast in het voordeel van de verdachte rekening met zijn proceshouding in de strafzaak. Doordat de verdachte zichzelf heeft gemeld bij de FIOD, heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor zijn strafbare handelen en moed getoond om bij een dergelijke kwestie schuld te bekennen.
Daarnaast heeft de verdachte zich op allerlei manieren actief ingezet om de schade die Vestia heeft geleden door de grote omvang van de ontstane derivaten-portefeuille en de nadelige gevolgen van de langdurig lage rentestand daarbij te herstellen.
Al snel nadat hij zich had gemeld voelde de verdachte zich verplicht om bij te dragen aan herstel van geleden schade, wat onder meer heeft geresulteerd in het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met Vestia.
Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zich nog steeds, na vele jaren, inzet voor schadeherstel. Uit de door de raadsman ingebrachte e-mail van de advocaat van Vestia volgt dat de verdachte zich tot het uiterste heeft ingespannen om voor zover dat binnen zijn vermogen lag, de gevolgen ongedaan te maken die zijn handelen en dat van andere betrokken partijen voor Vestia en de corporatiesector hebben gehad.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2023, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze blijken uit het dossier en ter zitting aan de orde zijn gesteld, waaronder meer in het bijzonder de impact die de zaak op de verdachte (en zijn gezin) heeft (gehad).
Voor het hof vormt de bestaande media-aandacht voor deze zaak geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen. Deze aandacht hangt rechtstreeks samen met de gedragingen van de verdachte en bovendien heeft hij ook zelf de publiciteit gezocht.
Op basis van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte niet passend is. Het hof zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Nu sprake is van meerdaadse samenloop wordt de cumulatie van taakstraffen niet begrensd tot 240 uren, en zal de duur van de op te leggen taakstraf - gelet op de ernst van de feiten, die het hof kwalificeert als een buitencategorie fraude gelet op de lange periode waarin enorme bedragen zijn verdiend – dat aantal overstijgen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat in principe een onvoorwaardelijke taakstraf van 480 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Gelet op de termijnoverschrijdingen in eerste aanleg en in hoger beroep, zal het hof de overwogen taakstraf matigen tot na te melden duur.
Vorderingen tot schadevergoeding
Woningcorporatie De Woonplaats
In het onderhavige strafproces heeft Woningcorporatie De Woonplaats zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde tot een bedrag van € 233.330,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
In het onderhavige strafproces heeft Woningcorporatie Portaal zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 464.830,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Door de benadeelde partijen is aangevoerd dat zij als gevolg van de omkoping van [naam verdachte 4] en/of [bedrijf 5] door [naam bedrijf 3] schade hebben geleden ter hoogte van het door [naam bedrijf 3] aan [naam verdachte 4] en/of [bedrijf 5] doorbetaalde deel van de fee die telkens is betaald aan [naam bedrijf 3] voor de derivatencontracten die de corporaties hebben afgesloten met de banken, door tussenkomst van [naam bedrijf 3], waarbij de stelling is dat zonder de omkoping de contracten voor een voor de corporaties gunstiger prijs zouden zijn afgesloten omdat de (doorbetaalde) fee in de prijs van het contract werd verdisconteerd.
Naar het oordeel van het hof dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vorderingen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
In het midden kan blijven of de fee die de banken betaalden aan [naam bedrijf 3] door die banken in de prijs van het contract voor de woningcorporaties werd verdisconteerd. Ook indien daarvan uitgegaan zou worden geldt immers het volgende.
In de eerste plaats is niet gebleken dat de financiële positie van de corporaties is verslechterd als gevolg van de keuze voor het aangaan van derivatencontracten en dat het advies om dergelijke contracten aan te gaan derhalve op zichzelf ondeugdelijk was.
In de tweede plaats stelt het hof vast dat telkens is gekozen voor het contract met de meest gunstige prijs waarbij ook steeds de fee in aanmerking is genomen. Zonder nader onderzoek naar de marktomstandigheden van het moment waarop de derivaatcontracten werden afgesloten en een vergelijking van aanbiedingen van andere banken bij andere brokers, is niet vast te stellen dat de corporaties door het aangaan van de contracten door tussenkomst van [naam bedrijf 3] werden benadeeld. Mede in aanmerking genomen dat het dan gaat om een veelheid aan contracten waarbij de marktomstandigheden binnen zeer korte tijd sterk konden wisselen, is dat een onderzoek dat een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen.
De benadeelde partijen zullen derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen, vanwege de complexiteit daarvan. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
In beslag genomen voorwerpen
Ten aanzien van de in beslag genomen (tegoeden op de) bankrekeningen zoals vermeld onder de nummers 5, 6 en 10 op de beslaglijst zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende worden gelast, teneinde de verdere teruggave van voornoemde tegoeden aan de rechthebbende niet te frustreren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.