Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1. Vereniging van Eigenaars Winkelcentrum ’t Loon te Heerlen,
Q-Park 't Loon B.V.
1.De zaak in het kort
sinkholeontstaan, waardoor enkele kolommen van de parkeergarage zijn weggezakt. Omdat de veiligheid niet meer was gewaarborgd moest het winkelcentrum worden ontruimd en een deel ervan worden gesloopt. Daaronder bevond zich een winkel van C&A. Chubb heeft als verzekeraar de schade van C&A vergoed en acht VvE c.s. hiervoor aansprakelijk. Daarom wil zij die schade verhalen op VvE c.s.
2.Procesverloop in hoger beroep
- het exploot van oproeping na verwijzing van Q-Park van 30 augustus 2022, waarin Chubb wordt opgeroepen voor dit hof om voort te procederen na het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2022;
- de memorie na verwijzing tevens vordering in reconventie van Q-Park van 25 oktober 2022, met bijlagen;
- het arrest van dit hof van 31 januari 2023 waarin de voeging is bevolen van deze zaak met de zaak met zaaknummer 200.316.600/01;
- het exploot van oproeping na verwijzing van VvE van 15 september 2022, waarin Chubb wordt opgeroepen voor dit hof om voort te procederen na het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2022;
- de memorie na verwijzing tevens houdende reconventionele vordering van VvE van 8 november 2022, met bijlagen;
- de antwoordmemorie na verwijzing van Chubb van 10 januari 2023 in de procedure tegen VvE;
tegen Q-Park.
3.Feitelijke achtergrond
sinkholeontstaan. In korte tijd is ongeveer 30-50 m³ aarde neerwaarts verschoven. Daarbij is een kolom van de parkeergarage weggezakt in de ondergrond. De
sinkholewas het gevolg van ondiepe mijnwinning in het verleden in de ondergrond van het complex.
sinkholewas de constructieve veiligheid van het winkelcentrum niet meer gewaarborgd. De gemeente Heerlen heeft om die reden bestuursdwang uitgeoefend strekkende tot sloop van een deel van het complex. In dat deel bevond zich een winkel van C&A. Door de ontruiming en de sloop heeft C&A schade geleden.
4.Verloop van de procedure bij de rechtbank en het gerechtshof Amsterdam
5.Verloop van de procedures bij de Hoge Raad
sinkholeeen onbekend dan wel dermate uniek fenomeen was dat SodM daarmee geen rekening zou hebben gehouden is onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat zij hun verweer tegen de stelling van Chubb dat als contact was opgenomen met SodM een nader onderzoek was uitgevoerd en alsdan rekening zou zijn gehouden met de mogelijkheid dat ter plaatse een
sinkholezou kunnen ontstaan onvoldoende hebben gemotiveerd;
6.Beoordeling in hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad
Inzet van de procedure; grondslag vorderingen en verweer
sinkholedie door ondiepe mijnwinning in het verleden onder Winkelcentrum ’t Loon (hierna: het complex) was ontstaan. Het hof dient deze vraag te beantwoorden met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad (artikel 424 Rv). Daarbij moet het hof uitgaan van de stand waarin de zaak zich bevond toen het door de Hoge Raad vernietigde arrest werd gewezen.
sinkholeen het door de
sinkholeveroorzaakte gevaar voor de constructieve veiligheid van het complex) in het leven is geroepen door de mijnbouwexploitant en dus niet door VvE of Q-Park. VvE c.s. hebben dus geen
actievebetrokkenheid gehad bij de in de ondergrond van het complex ontstane gevaarlijke situatie. Niettemin acht Chubb VvE c.s. voor die schade op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk. Chubb stelt daartoe dat VvE c.s. wisten van de structurele grondproblematiek en aldus wisten dat de constructieve veiligheid op het spel stond, terwijl zij desondanks – in strijd met de gegeven adviezen – geen actie hebben ondernomen. Gegeven de kennis die VvE c.s. hadden van de structurele problemen in de bodem onder het complex hadden VvE c.s. de problemen en de mogelijke gevolgen daarvan volgens Chubb moeten onderzoeken, monitoren en oplossen. Meer in het bijzonder hebben VvE c.s. in de visie van Chubb (1) verzuimd om opvolging te geven aan het advies van Geoconsult om contact op te nemen met SodM, (2) verzuimd om opvolging te geven aan de adviezen van Geoconsult en W&N om de verzakkingen/verplaatsingen te monitoren, (3) verzuimd om na te gaan of de toepassing van het bij de renovatie geplaatste balkenrooster effectief was, (4) verzuimd om te acteren naar aanleiding van de schade die na de renovatie ontstond en (5) wettelijke veiligheidsnormen geschonden.
verschilzakkingen gevaarlijk voor de constructieve veiligheid. Daarnaast kunnen zij leiden tot wateraccumulatie met instorting als gevolg, en resulteren in brand- en waterschade;
directmaatregelen genomen moesten worden;
second opinionop basis van de rapporten die indertijd door W&N en Geoconsult waren uitgebracht. [naam 1] concludeerde dat uit die rapporten volgt dat de toen spelende problematiek ernstig en structureel van aard was. [naam 1] heeft dat beoordeeld op basis van de informatie zoals die indertijd beschikbaar was;
sinkhole. VvE c.s. hebben daarbij voor wat betreft de periode voorafgaand aan de besluitvorming over de renovatie verwezen naar de inspectie- of onderzoeksrapporten van Emiss van mei 1989, van Intron van september 1994, van W&N van januari 1995 en van W&N van februari 1999. Voor wat betreft de periode rondom de renovatie hebben VvE c.s. verwezen naar de rapportages van W&N van 22 maart 2000, van Geoconsult van 24 juli 2000, van W&N van 16 januari 2001, van Geoconsult van 2 april 2001, van W&N van 16 augustus 2001, van W&N van 2 juli 2002, van Geoconsult van 23 september 2002, van W&N van 17 oktober 2002 en van W&N van 18 november 2003. Op 19 januari 2004 werd in verband met de beëindiging van de renovatie het gemeentelijk dossier rond de vergunningverlening gesloten en na de renovatie is vervolgens tot de melding in augustus 2011 geen scheurvorming meer geconstateerd, aldus nog steeds VvE c.s.
Probleem kolommen in combinatie met scheurvorming zijn opgenomen in de opgave van de te injecteren en of te repareren kolommen.
Deze grondverbetering is noodzakelijk om de zettingen en dus ook de zettingsverschillen zoveel mogelijk te beperken”, aldus Geoconsult in haar adviesrapport. In haar vervolgrapportage van 16 januari 2001 concludeert W&N opnieuw dat de voortgaande scheurvorming nog geen onveilige situaties geeft, dat de scheurvorming hoofdzakelijk ligt in het gebied dat bij de geplande renovatie zal vervallen, dat de veiligheid tot de volgende inspectie, die volgens haar in augustus 2002 dient plaats te vinden, is gewaarborgd en dat ook de geconstateerde scheefstanden van de kolommen constructief geen probleem opleveren. Ook in dit rapport bestaan de volgens W&N te nemen maatregelen tegen de toegenomen scheurvorming alleen uit het injecteren van enkele nader aangewezen kolommen, het repareren van de bovenzijde van één kolom en een vervolginspectie over twee jaar, terwijl Geoconsult in haar funderingsadvies vooral hamert op grondverbetering om zettingsverschillen te beperken. Noch W&N, noch Geoconsult waarschuwt voor mogelijke constructieve onveiligheid van de parkeergarage ten gevolge van het wegspoelen van grond naar oude mijngangen.
sinkhole.Ook SodM deed dat niet ten tijde van het door Geoconsult in 2001 bij haar afgelegde bezoek. De onderzoekslocatie stond bij SodM niet bekend als een van de gebieden waar veel mijnschade is opgetreden. Tot de datum van de geadviseerde vervolginspectie in augustus 2002 was de veiligheid van de constructie van de parkeergarage blijkens het rapport van W&N van 16 augustus 2001 gewaarborgd.
De renovatie en het Plan van Aanpak
Een en ander zoals aangegeven op tekening 376.”
”
Geadviseerd wordt deze scheuren met een starre epoxyhars te injecteren conform ons advies in ons plan van aanpak d.d. 16-10-2002.
“
Wij verwachtten op dat moment geen nieuwe inzichten van Staatstoezicht op de Mijnen. Het was daarom volgens ons niet nodig om navraag te doen. Bovendien was met het uitvoeren van ons advies de constructieve veiligheid gewaarborgd. Daar bestond geen twijfel over. Indien wij destijds de constructieve veiligheid niet hadden kunnen verantwoorden, dan zou zijn geadviseerd om nader onderzoek te doen of andere maatregelen te nemen. Dat was echter niet aan de orde.”
kenbaarin het geding is geweest door de aanwezigheid van mijnen. Weliswaar hebben W&N en Geoconsult mijnschade als mogelijke oorzaak van de scheurvorming onder ogen gezien, maar uit hun adviesrapporten blijkt niet dat zij ten gevolge van deze mogelijkheid vreesden voor de constructieve veiligheid van het complex. Geen van de rapporten rept over de mogelijkheid van of het gevaar voor een
sinkhole, ook niet naar aanleiding van de door Geoconsult gesignaleerde komvormige daling in het gebied waar verplaatsing van de kolommen is waargenomen. Ook TNO vermeldt in haar rapport van 1 november 2012, waarin zij een
reviewgeeft van het besluitvormingsproces van de gemeente Heerlen rond de onder het complex ontstane
sinkhole: “
In de periode tot aan de melding van de scheurvorming in augustus 2011 was de heersende opvatting dat verzakkingen zoals onder 't Loon zich zouden stabiliseren. In kringen van deskundigen was geen aanleiding om van mogelijke sinkhole vorming uit te gaan. De verticale dynamiek van de bodem is daardoor niet als acute dreiging van de constructieve veiligheid beschouwd.” De verwijzing door Chubb naar een wetenschappelijk artikel uit 1995 van R.F. Bekendam en J.J. Pöttgens maakt dat niet anders. Dit artikel is in die zin achterhaald, dat juist deze J.J. Pöttgens, naar uit (paragraaf 5.3.2 van) het eerdergenoemde TNO-rapport blijkt, door Geoconsult is geraadpleegd tijdens haar bezoek aan SodM in 2001. Op grond van dat bezoek heeft Geoconsult nog in haar rapport van 2 april 2001 opgetekend dat de onderzoekslocatie bij SodM niet bekend stond als een van de gebieden waar veel mijnschade is opgetreden. VvE c.s. hebben bovendien onweersproken aangevoerd dat het genoemde artikel ziet op een ander fenomeen, te weten de risico’s van stijgend mijnwater, en zag op een andere locatie dan het gebied waarin het complex is gelegen.
eigenfouten en niet berust op een fout van W&N.
sinkhole. [naam 3] tekent daarbij aan “
dat een geringe grondverzakking zoals die zich onder ’t Loon voordeed, zeker niet betekent dat verwacht mocht worden dat zich (op enig moment) een sinkhole zou voordoen”. [naam 1] vermeldt in haar rapport van 6 maart 2018 dat zij niet kan beoordelen of in de periode 2004 - 2010 schades zijn ontstaan omdat zij toen niet in de parkeergarage is geweest. Volgens haar blijkt uit de metingen in 2011 echter dat in de periode 2002 – 2011 een aanvullende zetting is opgetreden van maximaal circa 150 mm, wat meer dan een verdubbeling zou zijn van de in 2002 maximaal gemeten zetting. Zij acht het mede op basis hiervan onwaarschijnlijk dat in de periode 2004 - 2010 geen schade is opgetreden
.
zichtbaarwas toegenomen blijkt niet uit de stukken waarop Chubb zich heeft beroepen. De stukken zijn pas opgemaakt nadat voor het eerst in 2011, na de afronding van de renovatiewerkzaamheden in 2003, weer scheuren waren waargenomen. Uit geen enkel(e) stuk of verklaring uit de periode 2003 – 2011 blijkt van scheurvorming in de kolommen van de parkeergarage na de renovatie, dit terwijl met name de door de opstalverzekeraars in die periode ingeschakelde taxateurs en inspecteurs hierop gespitst zullen zijn geweest. De conclusies van [naam 2] en [naam 1] kunnen daar geen verandering in brengen, nu die slechts zijn gebaseerd op vermoedens en redeneringen achteraf, terwijl [naam 1] in haar rapportage zelf ook aangeeft in de bewuste periode niet in de parkeergarage te zijn geweest. Dat de zakkingen volgens [naam 3] na de renovatie gewoon doorgingen en de parkeergarage ieder jaar verder wegzakte maakt op zichzelf nog niet dat in die periode sprake is geweest van
zichtbaartoegenomen scheurvorming. [naam 3] vermeldt daarover in zijn rapport dat het ging om een proces van jarenlange
geringegrondverzakking en een in 2011
plotselingontstane
sinkhole. Ook uit de omstandigheid dat VvE c.s. in het kader van de door hen afgesloten verzekeringen volgens eerdere rechterlijke oordelen de verplichting hebben gehad om hun verzekeraars op de voet van art. 7:928 BW e.v. omtrent de eerdere verzakkingsproblematiek te informeren kan op zichzelf niet worden afgeleid dat het proces van scheurvorming na de herstelwerkzaamheden in 2003
zichtbaarcontinueerde of zelfs toenam. Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien op grond waarvan voor VvE c.s. een monitoringsplicht moet worden aangenomen in een situatie waarin inmiddels een grondige renovatie had plaatsgevonden, daarna geen sprake is geweest van zichtbare (toegenomen) scheurvorming en ook de eigen adviseurs geen aanleiding hebben gezien om te waarschuwen voor mogelijke constructieve onveiligheid. Aan het bewijsaanbod dat Chubb in dit verband heeft gedaan gaat het hof voorbij, omdat Chubb dat bewijsaanbod, in het licht van de gemotiveerde betwisting van haar stellingen door VvE c.s., onvoldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd.
”
sinkholeverzakte kolom) in elk geval tot eind 2005 is gestopt met zakken en in de periode 2006 - 2010 onderhevig is geweest aan alleen een ‘vertraagde zakking’. In het licht van deze constatering valt zonder door Chubb gegeven nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat en waarom op VvE c.s. de verplichting zou hebben gerust om te monitoren of de toepassing van het door hun deskundige geadviseerde balkenrooster wel effectief was. Het advies van Geoconsult in haar rapport van 23 september 2002 noopte daar ook niet toe. In dat rapport schrijft Geoconsult immers dat de door W&N voorgestelde horizontale fixatie “zeer wel mogelijk” is en mogelijke horizontale verplaatsingen aan de kolommen zal kunnen voorkomen. Uit het projectrapport van W&N van 17 oktober 2002 bleek vervolgens dat het balkenrooster eveneens de verticale verplaatsingen van de kolommen kon reduceren, zodat het VvE c.s. ook niet kan worden verweten dat zij niet zelfstandig zijn overgegaan tot het nemen van specifieke maatregelen ten behoeve van de verticale fixatie van de kolommen. In zijn eerdergenoemde verklaring van 20 februari 2019 schrijft [naam 5] daarover:
”
sinkholezich al in december 2011 heeft voorgedaan, aldus Chubb.
sinkhole. [naam 6] vermeldt in het evaluatierapport: “
De situatie lijkt op dat moment een complexe handhavingssituatie te betreffen en van een acute ramp of crisis is geen sprake. Daarbij pakt de VvE haar rol naar behoren op en werkt zij goed samen met de gemeente Heerlen.”
kenbaarin het geding is geweest. Nog op 14 oktober 2011 wordt in het logboek opgetekend: “
Er is dus controle en de veiligheid is gewaarborgd” en op 1 november 2011: “
De veiligheid van het gebied is onder controle, nu de vraag wat er aan de hand is”. Pas op 29 november 2011 laten de metingen extreme uitslagen zien en daarop is meteen gehandeld. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden aangenomen dat op VvE c.s. de verplichting rustte om eerder dan per oktober 2011 te besluiten tot het nemen van meer of andere maatregelen dat zij hebben gedaan.
totde renovatie zijn dat de metingen die zij heeft overgelegd als productie 16 bij inleidende dagvaarding. Voor wat betreft de periode
nade renovatie gaat het om de metingen die zij heeft overgelegd als productie 55 bij haar akte van 18 maart 2019.
7.Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017;
- veroordeelt Chubb tot terugbetaling van € 563.249,94 aan VvE, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2020;
- veroordeelt Chubb tot terugbetaling van € 574.146,65 aan Q-Park, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juni 2020;
- veroordeelt Chubb in de kosten van het geding in hoger beroep: