Uitspraak
Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering),
- de dagvaarding van 6 juli 2021, waarmee SRK in hoger beroep is gekomen van het door de kantonrechter van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis van 21 april 2021 (hierna: het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van SRK (met producties) in principaal hoger beroep;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel tevens eiswijziging in hoger beroep van [geïntimeerde] (met producties);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van SRK (met producties).
- de akte van SRK van 15 juni 2023;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 11 juli 2023.
“I. Algemene bepalingen”:
“5. Pensioen”:
(De Goudse, Juwon en De Vereende).
1 januari 2019.
[…]
De werkgever verleent jaarlijks per 1 januari toeslagen op het tot1 januari opgebouwde gedeelte van de pensioenaanspraken van de deelnemers.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling te wijzigen, te verlagen, te beperken of te beëindigen als omstandigheden wijzigen die voor de werkgever van zodanig zwaarwegend belang zijn in relatie tot de belangen van de werknemers, dat de belangen van de werknemers daarvoor moeten wijken. Van een zwaarwegend belang is onder meer sprake als:
[…]
[…]
de financiële positie van de werkgever de uitgaven voor de pensioenregeling niet meer of niet meer in de huidige vorm toelaat.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden.
Als de werkgever gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 1 of lid 2, zal hij de deelnemers hierover schriftelijk informeren en met hen overleggen over een eventuele herziening van de pensioenregeling.De opgebouwde pensioenaanspraken worden niet aangetast.”
4.Standpunt Bestuurder
de SRK-Pensioenregeling behoorlijk beter is dan de cao;
de lastenverzwaring meer dan 7% van onze totale kosten betreft, wat een rendementsverslechtering voor Verzekeraars betekent van ruim 4%;
gelijktijdig de rendementen van Verzekeraars nu al sterk onder druk staan door o.a. de schadelastverhoging veroorzaakt door de VAK, die onvoldoende gecompenseerd wordt door premiestijgingen. Een forse premiestijging leidt weer tot een lager aantal polissen en dus tot minder meldingen en dus minder werkgelegenheid;
Verzekeraars van SRK sowieso al verlangen dat het lagere aantal meldingen (-/-10%) in 2017 moet leiden tot evenredig lagere kosten.
9.Voorgenomen besluit
1 januari 2017, als volgt:
€ 83.312,00 (voor 2016);
Variant OR
“Bijlage 2”bij deze brief van SRK zal in de nieuwe regeling het totaal beoogd ouderdomspensioen van [geïntimeerde] 2,7% lager zijn en het totaal beoogd partnerpensioen 7,2% lager, dan onder de oude pensioenregeling van Pensioenreglement 2014.
1 januari 2017.
1 januari 2017 eenzijdig te wijzigen voor de medewerkers die niet met de wijzigingen zoals genoemd in de brief van 23 oktober 2017 (zie r.o. 5.25) hebben ingestemd, met dien verstande dat het partnerpensioen ongewijzigd blijft (op 70% van het ouderdomspensioen). Dit is op 21 december 2017 aan [geïntimeerde] bericht.
- i) voor recht verklaart dat de eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst van [geïntimeerde] door (de rechtsopvolgers van) SRK per 1 januari 2017 niet rechtsgeldig is;
- ii) voor recht verklaart dat de eenzijdige wijziging van de onvoorwaardelijke
- iii) voor recht verklaart dat (de rechtsopvolgers van) SRK verplicht zijn tot onvoorwaardelijke indexatie van het tot [dag 2] 2019 opgebouwde pensioen;
- iv) voor recht verklaart dat (de rechtsopvolgers van) SRK in strijd handelen met goed werkgeverschap door de pensioenovereenkomst niet na te komen;
- v) SRK, althans haar rechtsopvolgers, veroordeelt tot nakoming van de vóór
- vi) SRK, althans haar rechtsopvolgers, veroordeelt tot affinanciering van pensioenaanspraken, inclusief onvoorwaardelijke indexatie, behorend bij de vóór 1 januari 2017 met [geïntimeerde] geldende pensioenovereenkomst bij een door de PW toegelaten pensioenuitvoerder, een en ander onder overlegging van een deugdelijke specificatie en op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- vii) SRK, althans haar rechtsopvolgers, hoofdelijk veroordeelt om zodanig bedrag te betalen dat [geïntimeerde] in dezelfde positie gebracht wordt voor wat betreft de voorwaardelijke indexatie van zijn tot [dag 2] 2019 opgebouwd pensioen als waarin hij zou hebben verkeerd wanneer de uitvoeringsovereenkomst zou zijn voortgezet met financiering van die voorwaardelijke indexatie door jaarlijkse stortingen in liet toeslagdepot conform artikel 10 lid 1 van het Pensioenreglement 2014, waarbij er een consistent geheel is tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van voorwaardelijke indexatie als bedoeld in artikel 95 PW;
- i) de hiervoor onder (i) tot en met (iv) geformuleerde verklaringen voor recht toewijst;
- ii) SRK, althans haar rechtsopvolgers, hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van het pensioennadeel dat [geïntimeerde] lijdt door de niet nakoming van de pensioenovereenkomst vanaf 1 januari 2017 tot [dag 2] 2019, inclusief onvoorwaardelijke indexatie conform de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte berekeningen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, althans een bedrag op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- iii) SRK, althans haar rechtsopvolgers, hoofdelijk veroordeelt om een zodanig geldbedrag te betalen dat [geïntimeerde] in dezelfde positie gebracht wordt voor wat betreft de voorwaardelijke indexatie van zijn tot l juli 2019 opgebouwd pensioen als waarin hij zou hebben verkeerd wanneer de uitvoeringsovereenkomst zou zijn voortgezet met financiering van die voorwaardelijke indexatie door jaarlijkse stortingen in het toeslagdepot conform artikel 10 lid l Pensioenreglement 2014, waarbij er een consistent geheel is tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van voorwaardelijke indexatie zoals bedoeld in artikel 95 PW;
principaal hoger beroepvordert SRK dat het hof het bestreden vonnis vernietigt, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijst, [geïntimeerde] veroordeelt medewerking te verlenen aan het ongedaan maken van alle handelingen die SRK heeft moeten verrichten ter uitvoering van dit vonnis, [geïntimeerde] veroordeelt alles wat SRK ter uitvoering van dit vonnis heeft betaald aan SRK terug te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. Verder vordert SRK dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, en deze kosten bij niet tijdige betaling te verhogen met de wettelijke rente.
principaal hoger beroephet bestreden vonnis te bekrachtigen en vordert dat SRK wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, en deze kosten bij niet tijdige betaling te verhogen met de wettelijke rente.
incidenteel hoger beroepheeft [geïntimeerde] zijn eis gewijzigd en vordert hij het bestreden vonnis te vernietigen voor zover de vordering van [geïntimeerde] in verband met compensatie van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd is afgewezen, alle vorderingen van [geïntimeerde] volledig toe te wijzen inclusief de in hoger beroep gevorderde verklaring voor recht dat SRK haar zorgplicht als goed werkgever heeft geschonden door hem onjuist, althans onvolledig te informeren over de gevolgen van zijn pensioenwijziging. Verder vordert [geïntimeerde] dat SRK wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, en deze kosten bij niet tijdige betaling te verhogen met de wettelijke rente.
incidenteel hoger beroephet bestreden vonnis – het hof begrijpt: ten aanzien van de door [geïntimeerde] bestreden oordelen – te bekrachtigen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, en deze kosten bij niet tijdige betaling te verhogen met de wettelijke rente.
- i) de wijziging van de toeslagregeling voor actieven van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk;
- ii) de beperking van het pensioengevend salaris ten aanzien van de dertiende maand.
r.o. 5.6 tot en met 5.11van het bestreden vonnis geoordeeld dat de toeslagverlening die [geïntimeerde] ontving als onvoorwaardelijk heeft te gelden en onder het dwingendrechtelijke wijzigingsverbod van art. 20 PW valt, specifiek wat betreft de toekomstige indexatie over de tot het moment van wijziging opgebouwde aanspraken.
principale grief 1betoogt SRK dat de toeslagverlening die [geïntimeerde] tot
1 januari 2017 ontving een voorwaardelijke was die niet onder het wijzigingsverbod van art. 20 PW valt.
principale grieven 2 tot en met 3betoogt SRK dat de pensioenregeling rechtsgeldig is gewijzigd op de punten van (i) de wijziging van de toeslagregeling voor actieven van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk en (ii) de beperking van het pensioengevend salaris ten aanzien van de dertiende maand. SRK beroept zich daarbij zowel op (i) de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid van art. 7:613 BW en art. 19 PW als (ii) de eisen van goed werknemerschap (art. 7:611 BW) die aan [geïntimeerde] moeten worden tegengeworpen. SRK maakt geen exclusieve keuze voor een grondslag, zodat de doorgevoerde wijzigingen op beide grondslagen beoordeeld kunnen worden.
“collectief van aard zijn”. Deze zaak betreft een wijziging van de pensioenregeling voor alle werknemers van SRK. In die zin gaat het in deze zaak om een wijziging die collectief van aard is.
vraagstelling:
Aanleiding voor het wijzigingsvoorstel
1 januari 2017 zou aflopen. Dat is niet door [geïntimeerde] betwist, zodat het hof daarvan uit zal gaan.
“de lagere rente”(p. 1). [geïntimeerde] betoogt dat uit de jaarverslagen van SRK uit de voorliggende periode 2011-2016 blijkt dat – kort gezegd – de pensioenkosten niet zo dramatisch waren. Het hof gaat hieraan voorbij omdat het als gezegd gaat om de periode daarna, namelijk vanaf 1 januari 2017, dat de (op dat moment te verwachten) lagere rente in belangrijke mate bepalend is voor de stijging van de pensioenlasten in de toekomst en niet is in te zien wat de betekenis van de (oude) jaarverslagen op dit punt is. [geïntimeerde] licht dat niet, althans onvoldoende toe. Voor de stelling dat de stijging van de lasten voor een relevant deel is te wijten aan de stijging van het aantal deelnemers – wat [geïntimeerde] suggereert – ziet het hof geen aanknopingspunten.
“een zorgvuldige beoordeling door de OR van het instemmingsverzoek kan meebrengen dat een derde wordt verzocht de cijfers na te rekenen”(zie r.o. 5.22), waartoe de OR vervolgens kennelijk geen aanleiding heeft gezien.
Leden Verzekeraars afkomstig. Het financiële rendement voor de
Leden Verzekeraars van de bij SRK ondergebrachte zaken stond ernstig onder druk. Concurrenten van SRK zoals Arag en DAS waren in staat hetzelfde werk tegen minder kosten te doen, anders gezegd: SRK was (te) duur. Ook de financiële resultaten van de Leden Verzekeraars zelf stond onder druk, aldus nog steeds SRK. Dit alles is door [geïntimeerde] niet betwist. Het hof zal daarom uitgaan van deze voorstelling van zaken.
destijdseen redelijke verwachting was van het nadeel voor de vraag of van [geïntimeerde] verwacht mocht worden het redelijke voorstel van SRK te aanvaarden. Door [geïntimeerde] is echter niet voldoende onderbouwd dat een nadeel van € 92.743,-- destijds een redelijke verwachting was. Op dit punt is van belang dat SRK heeft aangevoerd – conclusie van antwoord 4.16 tot en met 4.20, waarnaar wordt verwezen in de memorie van grieven 3.70 – dat het rapport van Themis uitging van een niet realistisch
“droomscenario”, waarbij geen rekening is gehouden met: (a) de mogelijkheid van uitdiensttreding voor de pensioendatum, wat een serieus te nemen situatie was gezien de crisis bij SRK, en overlijdenskansen, (b) de serieuze kans dat de pensioenregeling op enig moment toch neerwaarts zou worden gewijzigd voor de pensioendatum en (c) een toekomstige rentestijging die SRK in staat zou stellen om toeslagen (te doen) uitkeren. Verder wijst SRK er op dat Themis een aantal concreet genoemde, volgens haar discutabele aannames heeft gedaan. Deze uitgebreide voorstelling van zaken van SRK is door [geïntimeerde] onvoldoende bestreden.
incidentele grief 1dat er een dwangsom moet worden opgelegd aan SRK om te verzekeren dat deze de oude pensioenregeling nakomt en blijft nakomen. Met de
incidentele grief 3betoogt [geïntimeerde] dat hij ook als ‘slaper’ recht heeft op (voorwaardelijke) indexatie. Deze grieven falen omdat [geïntimeerde] als gezegd geen nakoming van de oude pensioenregeling kan vorderen, niet als deelnemer en niet als slaper.
incidentele grief 2betoogt [geïntimeerde] dat SRK haar zorgplicht heeft geschonden door hem onjuist, althans onvolledig of niet voldoende te informeren over de gevolgen van zijn pensioenwijziging. Daarom moet volgens [geïntimeerde] voor recht worden verklaard dat SRK daarin tekort is geschoten.
Den Haag van 21 april 2021,
opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
- veroordeelt [geïntimeerde] medewerking te verlenen aan het ongedaan maken van alle handelingen die SRK heeft moeten verrichten ter uitvoering van genoemd vonnis;
- veroordeelt [geïntimeerde] alles wat SRK ter uitvoering van dat vonnis heeft betaald aan SRK terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot aan de dag der terugbetaling;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van SRK tot op 21 april 2021 begroot op € 1.676,25,--;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van SRK tot op heden begroot op € 98,52 aan kosten exploot, € 772,-- aan griffierecht en € 3.549,-- (3 punten, tarief II) aan salaris advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van SRK tot op heden begroot op € 1.774,50 aan salaris advocaat (50% van 3 punten, tarief II);
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan SRK van een bedrag van € 173,-- aan nasalaris, te verhogen met € 90,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,--, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
21 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.