Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 18 april 2023
[appellant],
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
bekrachtigd.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam was uitgesproken. De appellant had in 2021 de schuldsaneringsregeling aangevraagd, maar deze werd op 2 februari 2023 beëindigd omdat hij niet voldeed aan zijn verplichtingen, met name de informatie- en afdrachtverplichting. De rechtbank concludeerde dat de appellant niet de vereiste informatie over zijn bankrekeningen had verstrekt, wat leidde tot een geschatte boedelachterstand van € 1.829,61. De appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat hij niet goed begreep wat er van hem werd verlangd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2023 heeft het hof de appellant een laatste kans geboden om de benodigde informatie te verstrekken en een voorstel te doen om de boedelachterstand in te lopen. De appellant heeft vervolgens stukken overgelegd, maar het hof oordeelde dat zijn voorstel om de achterstand in te lopen niet realistisch was. De bewindvoerder had herhaaldelijk om informatie gevraagd, maar de appellant had niet tijdig gereageerd. Het hof concludeerde dat de appellant zijn verplichtingen niet naar behoren was nagekomen en dat er geen aannemelijke basis was voor het voorstel om de boedelachterstand in te lopen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof benadrukte dat de appellant niet had aangetoond dat hij in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. De beslissing van het hof bevestigt de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de tekortkomingen van de appellant niet als van geringe betekenis konden worden beschouwd.