ECLI:NL:GHDHA:2023:2100
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot dwangakkoord en bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben appellanten, beiden wonende te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin hun verzoek om ABN AMRO Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling werd afgewezen. Het hof heeft op 7 februari 2023 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de appellanten en hun advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van ABN AMRO en diens advocaat. De rechtbank had het verzoek afgewezen omdat het aanbod van de appellanten niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd was en niet aannemelijk was dat het aanbod het uiterste was waartoe zij in staat waren. De appellanten hebben hun aanbod verhoogd van € 15.000 naar € 20.000 tegen finale kwijting, maar het hof oordeelde dat het aanbod nog steeds niet voldoende gedocumenteerd was. Het hof heeft vastgesteld dat de afloscapaciteit van de appellanten onvoldoende inzichtelijk was en dat er aanzienlijke bedragen op hun rekening waren gestort, wat vragen opriep over hun financiële situatie. Het hof concludeerde dat er geen onevenredigheid bestond tussen de belangen van de appellanten en die van ABN AMRO, en dat de bank in redelijkheid niet tot instemming met het aanbod had kunnen komen. Het verzoek van de appellanten werd afgewezen en het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd.